dinsdag 26 oktober 2010

Uitgenast

U moet weten: ik ben een pittige koffiedrinker. Een bakje kan me niet straf genoeg zijn. Koffie is koffie pleeg ik te zeggen en mijn houding - rechtop - en mijn gedrag - actief - zijn er dan ook naar. Soleil, zullen mensen uit mijn nabijheid melden, is niet van de slappe leut. Hij blieft geen suiker zelfs.
Nu deed ik laatst een kop zwart goud bij de Esprit Store aan het Amsterdamse Spui tegen een grootstedelijke prijs die een dorpsjongen als ik door de ziel sneed. Het bedrag op het bonnetje etste zich in mijn netvlies als het SBS-logo in een flatscreen. Het kwam niet meer van knipperen, slechts een aanhoudende zenuwtrek hield mijn gelaat in de tang. Toen gebeurde het. Melkkuipje en suikerzakje - die ik normaal gesproken als zuiverekoffieverknoeiers achteloos terzijde werp - drongen zich onvermijdbaar aan mij op als prijscompenserende middelen, dusdanig, dat ik mij gedwongen voelde de verpakkingen rücksichtlos open te rukken en de inhouden in de koffie uit te strooien als de as van een dierbare overledene. Vervolgens greep ik het lepeltje, het nimmer door mij beroerde roerijzer, en sloeg ermee, als betrof het een garde, het bitter zoet en het zwart bruin. Een lichte onpasselijkheid maakte zich van mij meester toen het weke zoet de mondholte binnenstroomde. Mijn tafelgenoten grepen naar het hart toen ik slikte. De klok stond stil. Toen haalde ik diep adem, keek triomfantelijk rond en vond de ogen van het Esprit Store-meisje, dat direct besmuikt wegkeek.
Ongehoorde prijzen, maar mij pakken ze niet. Dan maar zoete surrogaat, dan maar wolkerige niksigheid. Ik laat mij niet uitnassen. Ik sla terug waar ze bijstaan.

zondag 17 oktober 2010

Tram 2

Spui, tram 2, dringen om binnen te komen. “Dit is geen ingang, meneer. Je blokkeert de boel als er mensen uit moeten.” Plat Amsterdams, zeikerig. Heb daar geen zin in na een dag hard werken. Hangen aan stangen in plaats van zitten. Bestuurder rijdt treiterig schokkerig, snel-langzaam, tram trekt door de rails, ontspoort net niet.

Paleis op de Dam, tram 2, duwen om binnen te komen, inschikken voltrekt moeizaam. “Wil iedereen effe doorlopen, anders mot ik mensen teleurstellen.” In plat Amsterdams. Man in vettige regenjas staat dramatisch dichtbij. “Wanneer u de tram verlaat, vergeet dan niet uit te checken. Don’t forget to check out.” Ach, omroeper, door krapte bevangen? Hoe naar buiten? Tram trekt op, staanders vallen. Bijna.

Nieuwezijds Kolk, tram 2. Nieuwe passagiers, shoppers met veel plastic tassen. Aziaten, hoofddoeken, oude taarten, aardbeien met slagroom. Slechts met buik inhouden is contact met vette jas minimaal, maar een feit. “Hallo, er mot nog één wijffie bij. Effe doorlopen nou!” In plat Amsterdams. Bij doorduwen, druk verhogen, zal het tramstel vanachter openbarsten. En dan?

Martelaarsgracht, tram 2. Zwerverstype – extra stoel voor bigshopper met flessen – wil eruit. Onmogelijk. Haringen in ton, sardines in blik, deuren onbereikbaar. Tenzij over hoofden lopend. Onwelriekende mond stoot oerkreet uit. “Mensen, er mot iemand uit, ken je nou niet effe an de kant gaan?” In onvervalst Amsterdams. Bigshopper rinkelt wel, checkt niet uit.

Centraal station, tram 2. Check out, check out, check out. Tram braakt leeg op uitcheckpiepjes. “Fijne dag verder.” In plat Amsterdams. Op naar de trein. In de spits ook lekker vol.

dinsdag 12 oktober 2010

Ringtone

De telefoon van mijn buurman in de trein gaat af. Is hij slechthorend! Wat een pokkeherrie. Wat is dit, een brulboei? Een misthoorn? Ik besluit hem hier op aan te spreken. Zodra hij is uitgesproken. Het volume waarmee hij zich kenbaar maakt, doet vermoeden dat hij contact heeft met de andere kant van de wereldbol. "Hei, Keis, zit je dral? Ik komper temet an. Sie ik je dan dan. Doeidoei." Een bericht van levensbelang dat ze in Wladiwostock of Sydney zeker moesten horen. We rijden de Schipholtunnel in. Ik maak aanstalten mijn gram te spuien. Dan klinkt wederom de misthoorn. Die gaat onnodig lang af. Mijn buurman lijkt te genieten van het geluid. "Hei, Sjakie, ben jij dral? Nei, knie, maar Keis wel. Ksie je so. Rij net de tunnel in. Tot dan dan. Jaha. Doehoe." Dan ziet hij mijn geërgerde blik, de vingers in mijn oren. Amicaal legt hij een kolossale hand op mijn schouder. "Sorry man, kben nogal popu. Se bellen afenaan. Weis blij, kstap dral uit." Op het perron, vlak voor het raam, treft Brulboei Sydney en Wladiwostok, mannen van hetzelfde kaliber, aanwezig en luidruchtig. Ze kijken om als mijn gewezen buurman zijn hand naar mij opsteekt. Op dat moment gaat mijn mobiel. Het bescheiden geluid van Schubert. Iets met cello. Pianissimo.