donderdag 9 december 2010

Vanmorgen een blinde gered

Was het maar waar. Hij kwam mij met zijn stok tikkend tegemoet, passeerde juist de ov-poortjes in tegengestelde richting. Ik had nog vier minuten voor de trein naar Utrecht en kon dus nog even opzij. Hij had een witte stok met rode ringen en zijn ogen keken functieloos naar het hoge plafond van de stationshal. Hij moet mijn aftershave geroken hebben, want precies toen hij voor me stond, zei hij: ‘Bus 32 richting Katwijk, waar vind ik die?’ Natuurlijk wist ik dat, ik was net uit die bus gestapt. Met een beetje geluk stond hij er nog. Maar zou deze blindganger dat onoverzichtelijke bussenplein kunnen overzien? Ik keek op mijn horloge. Nog drie minuten te gaan.
‘Ik breng u even,’ hoorde ik mezelf zeggen. Kon het medemenselijker? Als blindengeleidehond, zijn hand op mijn schouder, liep ik de stationshal uit. De 32 stond er nog. ‘Waar moet u zijn?’ vroeg ik. Hij noemde een straat in Katwijk. Stopte de 32 daar? ‘Dan kunt u beter met de 38,’ speelde ik de wandelende 9292OV. ‘Die stopt dichterbij.’ Ik bracht hem naar het andere perron, waar de 38 over twintig minuten zou arriveren. De 32 trok ronkend op.
We namen afscheid. Ik moest me nu haasten om de trein te halen. Ik stormde door de poortjes richting de roltrap. Bijna bovenaan schoot het door mijn hoofd. De 38 ging tegenwoordig een heel andere route, in plaats van om de zuid om de noord. Sinds 1 december, nieuwe dienstregeling.
Er klonk een fluitje, deuren klapten dicht. De trein reed, ik stond buiten. Openbaar vervoer kan zo meedogenloos zijn.

Vanmorgen iemand flauwgevallen

Zat ik vorige week in een trein zo vol, dat wanneer ík mijn boekje opensloeg, de man naast mij zijn boekje moest sluiten –hij Tikkop van Van Dis, ik Nederland leest 2010: De grote zaal, geen leesvoer voor gedeprimeerden – vanmorgen was het zo mogelijk nog voller. Het was zo druk, dat iemand flauwviel. Ik hing halverwege het trapje richting onbereikbaar compartiment en kon vanuit mijn lage gezichtspunt tussen het woud van benen van medepassagiers door zien hoe een jonge vrouw van vermoedelijk nog geen dertig wegzakte op de vloer. Voor zover mogelijk weken omstanders uiteen.
‘Mevrouw, mevrouw, kunt u met uw hoofd mijn hand wegduwen?’ werd er geroepen en voor wie het weten wilde, volgde een verklaring: ‘Als ze met haar hoofd duwt stijgt daar de bloeddruk .’ ‘Heeft iemand suiker of zo?’ riep een ander. Een sportief type schuin boven mij met Unox ijsmuts diepte een aangebroken rol snoep uit zijn broekzak. Nog een toer om het daar uit te krijgen met al die mensen. Daar ging het, als een rolletje King door de kerkbank.
Zo redden we daar een vrouw, nog geen dertig jaar, in de bloei van haar leven. Ik zag haar het snoepje in haar mond doen. Bij Schiphol stapte ze op eigen kracht uit. Een beetje bleekjes nog.