donderdag 15 december 2011

296 graden feedback


Ik kneep hem voor het functioneringsgesprek. Niet dat ik niet functioneerde, maar de twaalf werken van Hercules vielen in het niet bij het invullen van het gespreksformulier. En er was iets niet helemaal compleet. Zou de leidinggevende het zien? Ik stelde me voor hoe ze mij over de rand van haar Carry Slee-bril vragend aankeek. Zou ze zuchtend het hoofd schudden? Of toch enige coulance betrachten?
Schoorvoetend betrad ik klokslag 11 uur haar kamer. Driftig telefonerend maakte de manager mij met een simpel handgebaar kenbaar halt te houden. Daar stond ik, geparkeerd in het luchtledige tussen gaan en staan. De klap waarmee ze de hoorn op het toestel liet vallen voorspelde niet veel goeds.
‘Wat?’ luidde haar agressief gestelde vraag. Er verscheen een v-vormige rimpel tussen haar zware wenkbrauwen.
‘Functioneringsgesprek,’ piepte ik.
‘Nu? Ik met jou? Nou, dat kan er ook nog wel bij.’ Ze maakte een keelklank die op grommen leek. Haar tanden en kiezen klapten hoorbaar op elkaar. Ik wachtte tot ze het sein gaf dat ik kon gaan zitten.
‘Wanneer heb je de stukken gemaild?’ Ze scrolde haastig over het computerscherm. ‘Je komt in mijn hele mailbox niet voor. Duivenvoorde toch?’
Ik kuchte. ‘Duivenstein. Gerard. Ik heb hier wel een papieren versie, misschien dat...’
‘Zeg dat dan meteen. Kom maar op met die handel. Ga zitten. Nee, niet daar. Daar.’ Ik liep van de draaistoel waar haar tas zat naar het krukje naast de kast.
‘Goed, Gerrit. Ik kan me niet herinneren dat er klachten over je zijn binnengekomen. Dat is mooi.’ Ik ontspande. ‘Maar iets positiefs al evenmin.’ Ze bladerde vluchtig door mijn papieren. ‘Mensenkinderen, heb je niks beters te doen dan dit geouwehoer op te schrijven? “Het contact met de studenten verloopt steeds beter”. Wat een gezeik. “Instructie geven is een van mijn sterkere punten”. Mag ik een teiltje?’ Ze trok een zuinig mondje. Ik kon mij niet voorstellen dat ze er ooit mee gezoend had. Laat staan erop gezoend was. Ze scheen getrouwd te zijn. Arme echtgenoot.
‘Wat is dit?’ Ze was op de bladzijde beland met de omissie. Nu had je het gedonder in de glazen. Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen. Met haar vinger tikte ze tegen het papier. ‘Een koffievlek of zo?’
 Ik strekte mijn nek. ‘Eh, ja, dat zal van de koffie zijn.’
‘Kijk, weet je, dan hoef ik zo’n stuk al helemaal niet meer te lezen. Als je niet in staat bent je papieren fatsoenlijk in te leveren, als je je echt zo nodig wilt profileren als morsig type, waarom zou ik me dan de moeite getroosten werk van jou te maken. We stoppen nu met dit gesprek. We zien elkaar over een half jaar tijdens het beoordelingsgesprek. Eens kijken of je dan ook je stukken met koffievlekken inlevert.’ Ze wierp mij de vellen toe, pakte de telefoonhoorn en toetste een nummer in. Ik sloop het kamertje uit.
Buiten haalde ik opgelucht adem. Ze had het niet doorgehad. Ze had er gladweg overheen gelezen. Ik sloeg de pagina met de koffievlek op. “360 graden feedback” luidde het opschrift, “Schrijf hier uw verslag.” Daaronder mijn korte tekst, lettertype Calibri, lettergrootte 11. Wie met aandacht dit deel gelezen zou hebben kon niet anders concluderen dan dat ik me er te gemakkelijk vanaf had gemaakt. Ik was in gebreke gebleven. 360 graden feedback was het zeker niet. Misschien hooguit 296 . Ik was door het oog van de naald gegaan. Ik had nog een half jaar te gaan tot mijn beoordelingsgesprek. Ik moest aan het werk.


zondag 13 november 2011

Treinstory

Mijn verhaal 'Vliegen' mocht ook mee op vakantie. Met Pasen naar Parijs en in de zomer naar Denemarken. Zonder dat een woord was toegevoegd kwam het beide keren weer thuis. Gebrek aan inspiratie en fut, maar vooral grote verhalen van anderen zaten mijn vliegenverhaaltje in de weg. 'Hhhh' was intrigerend, 'De Hemel van Heivisj' was heel mooi en 'De Welwillenden' gruwelijk. 'Vliegen' was gedoemd treinstory te blijven, een verhaal dat dagelijks met me mee reisde van Leiden naar Amsterdam v.v. en regeltje voor regeltje groeide. Of niet. Zo kon Leiden-Schiphol soms goed zijn voor tien regels, die tussen Schiphol en Amsterdam Centraal volledig geschrapt werden. Te weinig talent en te veel zelfkritiek. Een vermoeiende combinatie.

Herschrijven

Ik schrijf. Daarna volgt een eindeloos proces van herschrijven, herschrijven, herschrijven, herschrijven. In een van mijn vele notitieblokjes - momenteel vier stuks in mijn tas - noteer ik met veel pijn en moeite een pagina vol. Vervolgens streep ik een kwart tot een half weg. Terwijl ik een hekel heb aan gekras. Ik wil ordentelijke bladzijden in keurige letters. Er zit vaak niets anders op dan de bevlekte pagina integraal over te schrijven. In de hoop op een mooi, foutloos exemplaar. In de hoop ook dat gaandeweg het overschrijven de tekstkwaliteit inhoudelijk zal verbeteren door wijziginkjes aan te brengen. Bijvoorbeeld dit stukje, ik schreef het opnieuw op. De volgende woorden sneuvelden: en, en, zinnen, streep, geklieder, schoon, vormen, schrijf en de. Mocht dit stuk de weblog halen, dan wordt de boel opnieuw gewikt en gewogen.

Schrijfflow

'Je hebt een vlotte pen', zei iemand. Ik dankte voor het compliment dat ik niet verdiende. Ik heb geen vlotte pen. Mijn stukjes lezen misschien makkelijk weg, zoals een Milkyway lekker weghapt. Maar ik heb een zeer moeizame, trage pen. Het enige wat in het schrijfproces in flink tempo verloopt, is het schrappen van woorden, zinnen, alinea's. Heel soms beland ik in een schrijfflow. Als de pen lekker schrijft (vulpennen!) en het papier zich maagdelijk wit voor me uitstrekt. Als het hoofd leeg is en ik geen verplichtingen heb. Als iedereen me met rust laat. Als ik mezelf niet af laat leiden. Maar wanneer is dat?

zaterdag 12 november 2011

Klaar

Veel te lang werkte ik aan het verhaal 'Vliegen'. Nu is het af. Maar wanneer is een verhaal af? Echt af? Als ik 'Vliegen' nu herlees, voor de tienduizendste keer, kan ik nog steeds wijzigingen aanbrengen. Kan. Ik heb besloten het nu te laten zoals het is. Geen tittel of jota meer veranderen. Ik twijfel of ik het moet voorlezen aan J. Want kan ik leven met eventueel commentaar? Dat leidt tot mogelijke aanpassingen? Of moet ik de kritiek negeren? Naast me neerleggen? Doen alsof het stuk af is. Sorry, je opmerkingen doen ertoe, maar je bent te laat. Standvastig zijn, daar komt het op aan. Klaar!

woensdag 31 augustus 2011

On the rails

Kijk, toen ik dienstweigeraar was, was ik aardig, prettig in de omgang, vredelievend. Gebroken geweertjes, ban de bom, hollanditis. Verlate hippie, bloemenkind in een vaas zonder water. Ik heb dat nog lang volgehouden, mijn agressie diep weggestopt, mij in het geniep uitgeleefd op dode takken, stukken steen, betonblokken. Zodat de medemens gevrijwaard bleef van mijn uitspattingen. Maar sinds ik veel treinreis kookt mijn woede regelmatig over. Vandaag nog, de trein was tjokvol, geen plek te bekennen. Of toch, ja toch, links een stoel slechts belegen door een stoffige jas en dito tas. Daarnaast een vent die doodleuk zat te telefoneren en dat volle gangpad negeerde. 'Mag ik hier zitten?' zei ik bescheiden. Zei die man: 'I don't give a shit.' Niet zozeer tegen mij, meer in de telefoon. Maar het was al te laat. Ik voelde mijn bloed borrelen en niet lang daarna koken. Dus ik trek die flaprol overeind aan zijn kraag, schuif het raampje open, duw met al mijn vermogen dat horkerige lijf erdoor, jas erachteraan en tas erachteraan. En toen ben ik gaan zitten. Nodigde een leuke jonge.dame naast me. Had die sukkel die ik door het raampje had afgevoerd z'n telefoon laten liggen. 'Hello Jim, are you there,' hoorde ik roepen. Ik schraapte m'n keel, opende de afdeling Engels in mijn hersenpan, schreeuwde 'No, Jim is on the rails' en wierp het apparaat door de coupé. Het luchtte zo op! De vrouw naast me heette Becky, Een beetje gekke naam, maar het klopte wel: ze had een lekker bekkie. Ze werkte bij een tuincentrum in Heemstede.

dinsdag 24 mei 2011

De gitarist, het meisje en de boodschap


Zoek in mij geen podiumbeest, de gitaar doet het werk. Ik verstop mij erachter. Slechts handen treden voor het voetlicht, doen hun werk zonder aansporen, automatisch, maar feilloos en met passie. Ik sta met gebogen hoofd, het haar lang en sluik, gedrapeerd voor mijn gezicht. Alsof ik de grimassen wil verbergen die zich als reflexen tentoonspreiden. Getuite lippen als de gitaar jankt en mauwt, de ogen dicht bij het gieren en grauwen, de tanden ontbloot wanneer zij zaagt en zuigt. Voor lachen is geen reden, huilen ligt meer voor de hand. Zachtjes schreien met soms een snikkende uithaal.
Even, als de mond zich opent voor een teug lucht en de ogen onwillekeurig meedoen, doemt de deinende, dampende menigte op, de voorste rijen helder uitgelicht in de bühnelampen. Na het sluiten van mijn ogen heeft mijn netvlies een beeld gevangen dat niet wijken wil. Het visueel geheugen gaat selectief te werk, alleen deze verschijning - licht, zuiverheid, aantrekkingskracht, overtuiging, transparantie, overgave, geluk, zweem van zaligheid - houdt het vast.
Nieuwsgierigheid en kijkverlangen gaan overheersen. Als de ogen zich opnieuw ontsluiten, de mond onwillekeurig meedoet en de stem galmend de zaal vult met dreinend gezang is daar de aangename schok van herkenning. Ze staat daar middenin het roerige gepeupel als een krijtwitte rots in een grauwe zee, onaantastbaar mooi, imposant. Ik kan, ik mag mijn ogen niet meer dichtdoen, niets wil ik nog missen. Nog intenser wordt mijn gitaarspel, sneller, wilder, lippen en tanden drukken tegen de microfoon.
Ik zie jou, jij ziet mij, blikken van verstandhouding, niet van vreemden die elkaar bij toeval in de straat passeren. Ben ik jou, dan zie ik mij, met ogen die pogen te doorgronden, met handen die loskomen van hals en snaren en zich strekken in jouw richting. Het moet de echo zijn die blijft weerklinken.
Wederzijdse bekoring bestaat. Wij ondergaan het gewillig. Wij leveren ons uit. Wij hebben niet onszelf, maar elkaar in de hand. Als was zijn wij, zacht en warm. De temperatuur loopt op met het aanhouden van de aantrekkelijke glimlach die zich als een zonsopkomst op je gezicht heeft gezet. Je brede, rode mond onthult witte tanden. Er zijn sproetjes, plooitjes, kuiltjes, lijntjes, streepjes, hoekjes, gaatjes. Niets ontsnapt aan mijn aandacht. Tussen ons zou de lucht moeten zinderen van genoegen, naar ozon moeten geuren als na een onweersbui op een zomeravond.
Dan komt de tijding, het niet te negeren signaal van het strak trekken van je T-shirt en het bewegen van je lippen. Het zijn letters die over de welving van je borsten liggen, het zijn woorden die onhoorbaar over je lippen komen: Message to Syd. Boodschap? Welke boodschap? Wat moet ik weten?






zaterdag 19 februari 2011

EO is EO niet meer

Evolutie, ze zijn er niet zo happig op bij de Evangelische Omroep. Maar zijn er wel degelijk onderdeel van. Waar zijn de tijden gebleven dat directeur Bert - Brandend - Dorenbos zijn omroep in nog geen veertig jaar als een echte zenderling door de goddeloze tv- en radiowoestijn van Nederland leidde? Waar is Henk Binnenband gebleven, die als een ware Rijnsburgse verhuizer de dozen van het kwaad van de dozen van het heil onderscheidde? Wie kent nog Jan van den Bosch, fout als een Amerikaanse tv-dominee? EO-coryfeeën uit vervlogen dagen, Neanderthalers vergeleken bij de EO-mosapiens anno 2011: Manuel Venderbos, Klaas van Kruistum, Tijs van den Brink en zelfs Bert van Leeuwen en Andries Knevel. En eigenlijk ook Arie Boomsma die bij de KRO uit de kast mocht komen.
ELO

Evolutie, ook bij de EO. Zo luisterde ik afgelopen maandag na elven naar EO-er Henk van Steeg op radio 2. Een geschikt programma voor zo laat op de avond, want slaapverwekkend. Plaatje voor plaatje kabbelde middle-of-the-road voorbij. Tot EO-Henkie langs zijn neus weg The Eagles aankondigde. Desperado. En daarna, godbetert, Can’t get it out of my head van The Electric Light Orchestra. Voor de heidenen onder u: artiesten die zo’n dertig jaar geleden nog op de zwarte lijst stonden der EO als zijnde kunstenaars van occulte aard. Wat was in godsnaam in die omroep gevaren. Schoof dan echt alles op naar het midden?
De dinsdag erna. Ik keek naar Uitgesproken EO, mijn hoogtepunt van de week. Tijs van den Brink was opperspreekstalmeester. Zijn kapster had zich uitgesloofd, de grimeur had gedaan wat ze kon, maar hij zat er weer bij als Pinokkio. Maar goed, het is niet zo christelijk om steeds maar weer op het uiterlijk af te gaan. Tijs bracht ons de reportage van een dwaze CDA-politicus uit het Limburgse die een fout filmpje had gemaakt met het oog op de provinciale verkiezingen. Een aantrekkelijke jongedame trok daarin haar jurkje zinnenprikkelend omhoog, zodat de verblufte kijker onvermijdelijk werd geconfronteerd met een ontblote bil met daarop een CDA-tatoeage.
CDA

Begrijp me goed, als man van de wereld ben ik wel wat gewend tegenwoordig. Niet het filmpje op zich bracht mij van de wijs (ik ken nog de poster van de PSP), het gaat mij om EO-Tijs en de verlekkerde manier waarop hij wel twaalf maal (12!), het getal van het Israëlische volk, die bil voorbij liet komen. Het was, ik kan het niet anders beschrijven, je reinste EO-porno. En ik weet niet wat Tijs had zitten doen tijdens het vertonen van het filmpje, maar hij had een hoofd als een biet. Zijn redding was het volgende item over koude, natte washandjes.
Tijs

Nee, de EO is de EO niet meer. Alles verwatert, alles nivelleert. Als zout zonder smaak. Wat moet je ermee?

maandag 14 februari 2011

Lou Reed regisseert Susan Boyle


Februari 2011: we hebben Tunesië, we hebben Egypte en we hebben Lou. Thanks Lou.

Lou Reed, schrijver van de klassieker 'Perfect Day' uit 1972, heeft de video geregisseerd van de versie die Susan Boyle onlangs heeft opgenomen.


Een opmerkelijke wending in de verhouding tussen de twee artiesten. Eerst ging nog het verhaal dat Lou Reed Susan Boyle verboden had het nummer op te nemen.


Maar nu heeft hij toch de bijbehorende clip geregisseerd, waarin we Susan dromerig zien uitkijken over Schotse hooglanden. (ad/mvdb/kh)


bron: www.HLN.BE

donderdag 3 februari 2011

Dankuwel NS voor het zoutkaartje

Ineens diende zich daar die mogelijkheid aan mezelf te verheffen boven het plebs. In de daluren mocht ik – typische tweedeklasser – ter compensatie van de winterse ellende op het spoor in december eersteklas reizen in januari. Wat een feest! De voorpret begon thuis al. Na een door opwinding doorwaakte nacht – morgen zou het gebeuren! – nam ik een uitgebreide douche, schoor me glad en hees me voor de gelegenheid in het pak. Jammer dat de bussen van het streekvervoer geen klassenindeling kennen. Nu moest ik helaas plaatsnemen tussen het grauw waartoe ikzelf op andere dagen ook behoorde.
Ik stond op perron 5. De trein naar Amsterdam kon binnen enkele ogenblikken aankomen. ‘Dames en heren,’ schalde een vrouwenstem door de vertrekhal, ‘wegens een versperring bij Schiphol zal de trein naar Amsterdam worden omgeleid. Excuses voor het ongemak.’ Ongemak, welk ongemak? Ik kon het mens wel omhelzen. Wat een buitenkans, nog langer in de eersteklas!
Een groots moment was toen de deuren openklapten. Zoals gebruikelijk drongen de tweedeklassers dreigend op, bij voorbaat hyper bij de gedachte een half uur opgehokt te treinen. Daar stonden ze in hun Zeemankleding op hun afgetrapte Bristolschoenen en hun tasjes van de Wibra. Waar zij links gingen, ging ik rechts, de trap af, de glazen klapdeur door. Daar stonden de fauteuils, breeduit, rijendik, met fluweel gestoffeerd. Voordat ik plaatsnam liet ik even mijn hand over de zitting glijden. Sensationeel! Toen nam ik plaats. Wat zeg ik? Ik vleide mijn achterwerk in de luxezetel. Zelden waren mijn billen zo eersteklas in de watten gelegd.
Ik heb nooit eerder zo comfortabel gereisd. Zelfs de conducteur gedroeg zich anders in de eersteklas. Hij knipte fluitend mijn OV-kaart en knipoogde toen hij doorliep. Op weg naar de hooligans in klasse twee.
Van die vertraging kwam helaas weinig terecht. Ik heb nooit geweten dat eersteklas compartimenten ruim vijf minuten eerder arriveren op de plaats van bestemming dan die van de tweedeklas. Zo kwam het dat ik al lang en breed het station had verlaten toen de tweedeklas aankwam om het gewone volk uit te braken.

woensdag 26 januari 2011

Vanmiddag een OV-employee op zijn nummer gezet

Het voordeel van tram 5 is dat je door alle deuren de tram in kan. In tegenstelling tot tram 1 en 2 die over slechts twee ingangen beschikken. O wee als je door een uitgang naar binnenstapt. De wind van voren kan je krijgen van overijverige medewerkers in het controlehokje. ‘U stapt in door een uitgang. Ken u niet lezen?’ zei er vanmiddag een. ‘Pardon!’ riep ik geagiteerd en luidkeels, zodat iedereen mee kon luisteren hoe ik dat stuk OV-chagrijn op zijn nummer ging zetten. ‘Of ik ken lezen? Ik bén lezen! Van de gelijknamige stichting, aangenaam kennis te maken. Analfabeet!’ De vrouw wist niet hoe snel ze zich weer over haar sudoku moest buigen. Kom nou, ik maak zelf wel uit hoe ik een tram in of uit kom. Desnoods via het raam. Grommend nam ik plaats op een “zitplaats bestemd voor invalide”. Mijn modderschoenen op de stoel tegenover me. Medepassagiers hielden een kring vrij van zeker drie tot vier meter. Dat viel nog niet mee in zo’n smal trammetje. Maar het was lekker stil.

donderdag 20 januari 2011

Lezen met de sterren

Toen men mij vroeg ‘met welke ster zou u willen lezen?’ had ik mijn antwoord direct paraat.
‘Met Toon Hermans graag.’
Men keek verwonderd. Nee, verwonderd was het niet, eerder spottend. Of arrogant misschien. Bezorgd denk.
‘Toon Hermans is overleden.’
Dat verbaasde mij. Ik had toch pas een foto van zijn laatste show in de krant gezien? Ik waagde een poging.
‘Ik denk dat u zich vergist. Hij treedt nog wel degelijk op. Voor uitverkochte zalen.’
Men zuchtte.
‘U bedoelt Alex Klaassen die Toon Hermans speelt.’
Het klonk als ‘Bram van der Vlugt die Sinterklaas speelt’. Ik schatte in dat men niet van standpunt ging veranderen. Ik zuchtte.
‘Doet u dan maar Wim Sonneveld.’