zondag 22 april 2012

Het leven is vurrukkulluk


Ik ging laatst met de trein naar Vijftighuizen. Ik was er nog nooit geweest, maar het deed mij denken aan desolate stations als Almere-Buiten en Anna-Paulowna. Op 9292OV had ik al gezien dat het een flink tripje was. Om de tijd te doden nam ik een boek mee dat tot nu toe ongelezen was gebleven en precies in mijn jaszak paste: Het leven is vurrukkulluk van Remco Campert. Zonder kopzorgen over eventuele aansluitingen die ik zou kunnen missen nam ik plaats in de stiltecoupé van de comfortabele intercity. Niets zo erg als het geouwehoer van anderen als je je wilt verdiepen in een goed boek.
Vijftighuizen, ik ging er voor het eerst in mijn leven naartoe en ik had geen idee van de route. Die bleek toch wel heel bijzonder. Keek je rechts uit het raam, dan had je zicht op de heuvels van Groen en Jong en naast het spoor meanderde de bruisende rivier van Jeugd. Links van de trein strekten zich de dichte Wouden van Onderwijs uit die uiteindelijk overgingen in de vlakte van Lees en Boek. Vlak voor het stadje Geboorte reden we natuurlijk door de Tunnel of Love en na Stress gingen we over de Brug der Zuchten.
Ook de tussengelegen stations waren apart. Zo snelden we in volle vaart langs Stommiteiten aan den Rijn en Treurnis aan den IJssel en hielden we voor langere tijd stil in Vrienschap, Vaderschap en Geluk. Ik had daar over kunnen stappen op de trein naar Roem of Grotegeld, maar ja, ik moest naar Vijftighuizen.
Zeker een dag was ik onderweg voordat ik op de plaats van bestemming arriveerde. Ik was de enige die uitstapte - voelde me enigszins bezwaard dat de machinist die hele trein voor mij alleen liet stoppen - en ontdekte direct nadat de trein was doorgereden een merkwaardig schouwspel. Het landschap waardoor ik zojuist was gereden verdween langzaam in een dikke mist. En werklui in hesjes van ProRail ontmantelden het spoor waarover ik was gearriveerd met zwaar pneumatisch gereedschap. Toch wat verward las ik de informatie op het gele bestemmingenbord. Ik kon nog naar Zestighoven, Zeventigbergen, Tachtig aan Zee en Oud en Wijs (of Grijs). De trein naar Honderdwijk reed helaas alleen op zon- en feestdagen. Naast het bord stond een verrekijker gericht op waar de intercity verdwenen was. Met een muntje van 50 eurocent kon ik die aan de praat krijgen. Maar zo'n muntje had ik niet. Ik had slechts een boek. Het leven is vurrukkulluk. Ben ik dat maar gaan lezen. Op een bankje in de zon. Ik had het nog lang niet uit.  

vrijdag 6 april 2012

Mes, jam, haar

De haar aan mijn mes is zwart en zeker 40 centimeter lang. Ik kijk de tafel rond, maar zie alleen blond. Wat raadselachtig deze dikke haar, met aardbeienjam aan het bestek gekleefd, gekruld en in goede staat. Kwam er een krultang aan te pas, is ze gehard in lak? Ik zou haar graag mee willen nemen in mijn broodbeleg, uit willen smeren van korst tot korst, haar willen kauwen, met mijn tong tussen gebit en vermalen brood uit willen plukken, aan het ongespleten puntje naar buiten willen trekken tussen mijn gesloten lippen door. Om het daarna weer als een dropveter in mijn opengesperde mond naar binnen te laten vallen.
'Van wie is die haar?' vraagt mijn eega argwanend. Alsof alles in het leven eenvoudig verklaarbaar is. Met mijn schokschouderen neemt ze geen genoegen. Ik zie haar strenge blik. Onzeker wikkel ik de haar strak om mijn wijsvinger. Straks zal ik er zo ingesnoerd iemand mee aanwijzen.
'Is het er soms een van die slet hiernaast?'
Wat kan ik doen? Bekennen? Ontkennen? Het resultaat is hetzelfde: herrie in de tent. Ik steek mijn vinger in mijn  mond en zuig de haar naarbinnen. Ze kietelt mijn huig, ze buigt zich als een beugel rond tanden en kiezen.
'Nou?' vraag mijn vrouw, mes en vork dreigend in mijn richting. Dan klinkt de voordeurbel.