zaterdag 31 januari 2015

Sigaretten halen twee vijf een

Met verbazing keek Karel Koudijzer, de potloodventer van de Eindelooze Boschjes, toe hoe het leven terugkeerde in het lichaam van Taco Stutterheim. Eerst braakte de jongen een grote hoeveelheid water uit. Gelijkertijd, maar ook nadien, trokken er sidderingen door zijn lijf waarbij zijn ledematen wild bewogen. Toen begon het hoesten en kuchen en daarna kwam de rust met slechts het openen en knipperen van de ogen.
Wat zeg je tegen iemand die uit de dood herrezen was? Karel wist het echt niet. Hij was op zijn knieën naast het voormalige lijk gaan zitten en maakte oogcontact. Niet te lang, want daar werd hij verlegen van. De jongen sprak niet, hij keek slechts, ondertussen rustig verder knipperend met zijn oogleden. Zijn haar en gezicht zaten onder het zand. Aan zijn voorhoofd had hij een akelige wond. Hij deed een poging zijn hoofd op te tillen.
'Ben jij,' sprak Taco moeizaam, 'ben jij de man van het bloed?' Hij hoestte rochelend.
De man van het bloed? Wat bedoelde de jongen in godsnaam. Hij was nooit gewelddadig, wat hij deed mocht niet, maar het was onschuldige schennispleging. 
'De man in het bed,' zei de jongen schor, 'de man met het bloed in het bed? Wat wil je van me?'
Verbouwereerd sloeg Karel de jongen gade. Hij moest flink in de war zijn. Zo gek was dat niet als je net terug was uit het dodenrijk. Wat zou hij zelf gezegd hebben als hij net teruggekeerd was in het rijk der levenden?
Ineens schoot de jongen overeind en klemde zijn handen stevig om de revers van Karels regenjas. Van schrik probeerde die tevergeefs op te staan. De jongen trok zijn hoofd vlak bij het zijne.
'Wordt er vandaag nog gestoken, of wat?' Het klonk zo dreigend dat Karel zich uit alle macht los probeerde te wurmen. Met succes, maar wel met achterlating van zijn jas. In adamskostuum ging hij er struikelend vandoor in de richting van de parkeerplaats waar net een jeep arriveerde.


vrijdag 30 januari 2015

Sigaretten halen twee vijf nul

Opnieuw ging Karel Koudijzer het koude water in. Dit keer had hij de voet te pakken. Hij legde zijn hand strak om de natte enkel en trok. Hij had nooit gehengeld, maar de sensatie die het sjorren aan het been hem opleverde moest vergelijkbaar zijn met die van een hengelaar die een enorme vis aan de haak had geslagen. Het lichaam spartelde, anders dan bij een snoek of karper, niet tegen. Het gleed eigenlijk soepeltjes het water uit het strand op. Voor een halfvergaan lijk zag dat lijf er nog goed geconserveerd uit. Het laatste eindje trok Karel het corpus aan beide benen aan land. Alsof hij achteruit reed met een goedgevulde kruiwagen.
Daar lag het dan. Een man. Een jongeman. Karel boog zich over het bezande gezicht. Een knappe jongeman, niets mis mee. Besluiteloos keek Karel om zich heen. Op hulp van anderen hoefde hij op dit vroege tijdstip niet te rekenen. Straks zou er een jeep komen met een vrouw erin. Die liet haar vier bouviers hier altijd uit. Met die honden erbij hield hij zijn jas altijd wijselijk dicht. Die vrouw was niet onaardig. Ze knikte altijd met haar hoofd bij wijze van groet. En hij knikte dan terug, terwijl hij natuurlijk wel die rothonden in de smiezen hield. Die vrouw kon misschien iets betekenen. Die jeep was groot zat om als lijkwagen te dienen. Moesten die honden maar een keertje voorin. Ach, dat mens zou wel een mobiele telefoon hebben. Kon ze hulptroepen oproepen. Maar ondertussen. Wat moest hij ondertussen? Had reanimatie nog zin. Stel dat die gast hier al een weekje lag. Onwaarschijnlijk eigenlijk, want dan had iemand anders 'm al moeten zien liggen. Aan mond-op-mond-beademing ging hij niet beginnen. Hij kon natuurlijk wel een beetje op die borstkas duwen. Hij knielde neer en plaatste aarzelend zijn handen op de borst van de jongen. Zijn shirt voelde nat en koud. En hard. Kijk, om die reden had het lichaam dat hij gevonden had beter een vrouw kunnen zijn. Een vrouw reanimeren was zoveel zachter.

Sigaretten halen 249

De potloodventer van de Eindelooze Boschjes - door zijn moeder ooit Karel genoemd en in de gemeentelijke administratie geregistreerd als Karolus Koudijzer, zonder vaste woon- of verblijfplaats, zonder beroep, zonder ziektekostenverzekering - sloeg zijn enige bezit - de shabby regenjas - nog eens goed om zich heen vanwege de ochtendkou. Hij schudde even met zijn hoofd. Zag hij echt wat hij zag? Stak boven het verder rimpelloze water een been omhoog, een druipend been met een sok en een schoen? Hij was geen geboren redder, had alleen maar zwemdiploma A, maar hij aarzelde niet. Hij voelde een ongekende sensatie, een hypergevoel dat nog sterker was dan wat hij normaal gesproken ervoer als hij voor willekeurige voorbijgangers zijn jas opentrok. Hij zou hier, voor het eerst van zijn leven aan het been trekken van een dode, die wie weet hoelang al lag te rotten in de Waterplas. Twee stappen zette hij in het water om de voet te bereiken. Hij zette kracht en tuimelde meteen achterover. De schoen was met een schloep-geluid losgeschoten. Daar lag Karel, achterover, half op het smoezelige zandstrandje van de Waterplas, half in de Waterplas, met de schoen van een onbekende dode in zijn hand. Hij vloekte luid en smeet de schoen zo ver hij kon het water in. Het been in het water was iets naar beneden gezakt maar stak nog steeds als een omgevallen boomstam in de lucht.

woensdag 28 januari 2015

Sigaretten halen 248

De potloodventer van de Eindelooze Boschjes had de nacht doorgebracht op een bankje bij de Waterplas. Niet dat de nacht al ten einde was, maar de kou en het het eerste zonlicht hadden hem gewekt. En een zachte plons. Voornamelijk die zachte plons had zijn blaas geprikkeld. Hij deed zijn ochtendplas, terwijl hij over het water tuurde. Hij droeg alleen een regenjas. Heel warm was dat niet. Hij huiverde en sloeg het katoen strak om zich heen toen hij klaar was met plassen. Hij slenterde langs de waterkant. De kans op slachtoffers was momenteel niet groot. Hij moest nog een paar uur wachten voor die zich zouden aandienen. Hij wist dat hier honden werden uitgelaten. Dat kon zijn moment worden. Het moment van onthulling en daarna hard wegrennen. De gedachte alleen al wond hem op. Hij kon dwars door het aan de overkant liggende weiland. Daar stonden alleen maar koeien.
Hij keek opzij. In het water bewoog iets, maar in de schemering kon hij niet precies zien wat het was. Een vis, een waterslang, een rat? Een lijk? Een lijk. Het was verdomme een lijk. Als vanzelf deed hij twee stappen achteruit. Een lijk, oké, maar waarom een bewegend lijk? Een lijk dat bewoog, wat was dat voor een lijk? Een levend lijk, een zombie? Of gewoon geen lijk, een lichaam waarin nog leven zat. Kon dat? Hier, nu, in de ochtendschemering. Een argeloze zwemmer, een vroege ochtendzwemmer, een late nachtzwemmer. Moest hij nu zijn jas opentrekken en laten zien wat hij in huis had?

dinsdag 27 januari 2015

Sigaretten halen 247

Aan de oever van de Waterplas was op dat vroege tijdstip weinig te beleven. Taco stond en keek. Het water was glad, er was geen rimpeling te ontdekken. Geen wind die het water in beroering bracht, geen vogel die vanuit de lucht een duikvlucht nam. Zelfs insecten leken het te vroeg te vinden.
Het water van de Waterplas rook zwaar. Of diep. Taco knikte. Ja, diep was een toepasselijker woord. Het was alsof je de diepte kon ruiken. De bodem misschien. Waar zich jarenlang plantenresten hadden verzameld. Rottende plantenresten. 
De eerste stap was snel gezet. Zijn schoenen liepen vol. De tweede stap was daarom moeilijker, zwaarder. Zijn voeten waren in het donkere water meteen verdwenen. Konden die verwarrende gedachten die over elkaar tuimelden in zijn hoofd maar net zo verdwijnen. Het meisje met de bikini, de bloedende man in het bed. Het mes op het aanrecht in de keuken. 
Hij deed weer een stap. Het water stond nu rond zijn kuiten en scheenbenen. De kou trok op. Er was een mond bij zijn oor. De warme adem die erdoor werd uitgeblazen bezorgde hem, hoe paradoxaal, kippenvel. Een hand rustte even op zijn rug en schoof toen naar zijn nek. 'Lekkertje' kreunde een bekende mannenstem.
Van schrik draaide hij zich om, raakte uit evenwicht en viel. Direct verdween hij kopje onder. Daar was het meisje in de bikini weer ze sloeg haar armen om zijn hoofd. Zo zakten ze dieper onder water. 
Maar het maakte allemaal niet uit. Het maakte allemaal niet meer uit.

maandag 26 januari 2015

Sigaretten halen 246

Uiteindelijk was hij toch weer gaan rennen. Eerst rustig aan, joggend, maar al snel vlugger en vlugger. De schooltas bungelde aan zijn rechterhand. Hij was niet zwaar, wel onhandig. Maar ook onhandigheid wende. Zonder te weten in welke richting hij liep belandde hij in een buitenwijk, toen op een bedrijventerrein en voor hij het wist had hij hij het dorp achter zich gelaten. De weg buiten het dorp was een dijkweg. Aan weerszijden knotwilgen en water. Hij moest oostwaarts lopen, want aan de horizon gloorde een streep licht van de opkomende zon. Er was niets mis met zijn conditie. Ondanks de snelheid waarmee hij nu zeker al 20 minuten achtereen rende, voelde hij nog geen spoortje vermoeidheid. Deed hij niet aan hockey? Hoewel zijn hoofd helder was, kwamen er slechts sporadisch flarden van herinneringen boven. Dominant bleef die bloedende naakte man onder het koele laken. Hij was gestopt met naar hem te reiken. Hij moest buiten bewustzijn zijn of misschien wel dood. Het onderlaken en het matras waar hij op lag was doordrenkt van het bloed. Het sijpelde langzaam dichterbij. 
Langs de kant van de weg stond een bord. In de opkomende zon was goed te lezen wat erop stond: Waterplas. Die naam riep een herinnering boven. Was hij hier niet al eens geweest? Op een fiets. Hij zag duidelijk een blauwe sportfiets voor zich van het merk Fongers. Waterplas. Was er ook geen strandje. Hij zag een handdoek in het zand. Hij zat op die handdoek. Hij droeg een zwembroek. Naast hem zat een meisje in bikini. Het was onwennig. Ze hadden elkaar daarvoor alleen maar gezien met kleren aan. 

zondag 25 januari 2015

Sigaretten halen 245

Door de nacht wandelde een wonderlijke verschijning. Een jongeman in een blauwwit gestreept shirt, zwarte korte sportbroek, gewone schoenen, schooltas. Aan zijn hoofd een flinke hoofdwond die niet meer bloedde, maar met een korst als het ijs van één nacht op een sloot. Hij liep zonder doel, zonder route, hij volgde het pad dat op zijn weg kwam. Linksaf, rechtsaf, rechtdoor, zonder om te kijken, zonder te weten waarom hij liep. Zijn hoofd voelde licht, er was geen hoofdpijn of ander ongemak. Hij voelde zich, tja, hoe zeg je dat, herboren misschien, of meer een persoon die opnieuw was begonnen. De vraag was waarmee.
Hij liep. Het deed hem denken aan een film waarvan hij in een keer de naam van de acteur herinnerde die de hoofdrol had: Tom Hanks. Met dat verschil dat hij niet rende, zoals Tom Hanks dat deed in, god, hoe heette die film ook alweer. En tijdens dat lopen borrelde er gevoelens op waarvan hij niet kon achterhalen waar ze vandaan kwamen. Prominent was het hongergevoel. Hij zou wat over gehad hebben voor een patatje met of een broodje shoarma. Dan was er de prikkel die zijn blaas uitzond en waar hij zomaar bij een lantaarnpaal gevolg aan gaf. Terwijl hij dat deed, kwam een nieuwe gedachte op. Er was iemand die gezegd had, ooit, dat jongens het altijd zo  makkelijk hadden als ze moesten plassen. Gewoon hup, ergens. Het was een meisje dat dat had gezegd en haar gezicht verscheen voor zijn geestesoog, maar niet alleen haar gezicht. Vanuit het niets doken ook haar borsten op. Hij kon het niet tegenhouden. Hij wilde het niet tegenhouden. Net zoals dat lopen waren die gedachtes niet te stuiten. Verschillende hersenspinsels volgden elkaar op, verbluffend helder waren die van een naakte man met wie hij onder een koel wit laken lag. Het leek of de man zijn hand uitstrekte naar zijn buik. Geschrokken wilde hij opzij schuiven, maar de hand bleef naderen. Hoe kon dat? De man bloedde als een rund.

zaterdag 24 januari 2015

Sigaretten halen 244

Ondertussen verderop op het Koningin Wilhelminaplantsoen kwam Taco Stutterheim bij zijn positieven. Vanuit zijn liggende positie op de stoeptegels probeerde hij zich te herinneren wat er gebeurd was. Hij moest zijn gestruikeld en toen zijn gevallen. De plas bloed was aanzienlijk. Toen hij overeind ging zitten begon het hem letterlijk te duizelen. Zijn voorhoofd klopte pijnlijk, er stroomde een straaltje bloed over zijn gezicht. Wat had hij aan, wat was dat voor shirt? En wat deed hij hier in deze onbekende buurt? Hij had geen idee van de tijd. Het moest midden in de nacht zijn.
Vanuit zijn ooghoek zag hij iets liggen. Zijn zicht was niet helemaal scherp, maar toen hij zich inspande zag hij dat het een tas was. Hij durfde nog niet te gaan staan. Op zijn kont schoof hij naar de tas toe. Het was een bruin leren exemplaar, oud en versleten, een soort schooltas. Toen hij de tas naar zich toetrok, keek hij eerst om zich heen om te zien of er niemand aankwam. Het mechaniekje van de metalen sluitingen werkte nog goed. Er zaten een broodtrommel in met het logo van de Telegraaf, een opschrijfboekje waarin met priegelig handschrift aantekeningen waren gemaakt, een paar pennen, een agenda en een tablet. Was dit zijn tas? Nee, natuurlijk, hij herkende zijn eigen handschrift toch wel. Of wist hij gewoon niet meer dat hij zo schreef? Wat kon hij zich eigenlijk nog wel herinneren? Hij had een vader en moeder. En niet te vergeten een vriendin. Maar verder... Er gaapte één diep zwart gat op de plek van zijn leven voor de val. 

vrijdag 23 januari 2015

Sigaretten halen 243


Via de portofoon waarschuwde Dagobert Bijleveld Peppi Tuinstra alvast voor hun komst.
'Ja, Pep, we hebben de verdachte van de steekpartij. De juiste verdachte dus. Nee, dat is dus niet Taco Stutterheim de stagiair. Het is Edwin Soepboer van de Roeptoeter. Ja, voor het betere recherchewerk moet je toch echt bij Elly en mij zijn. Nee, hij heeft gewoon bekend. En Pep, zou jij een verhoorkamer gereed willen maken, dan kunnen we hem meteen aan de tand voelen. Oké. Tot zo. Doei doei.'
Met stijgende verbazing volgde Edwin Soepboer het gesprek voor in de auto. Verdachte van de steekpartij? Wat was dit? Hij boog zich naar voren.
'Wat is dit, Bijleveld, hoezo ben ik de verdachte van de steekpartij. Dáár heb ik niks mee te maken. Het gaat om die knul, hoe noemde je hem, Sputterheim. Die ging gevloerd. Met messen en Turlings heb ik niks te maken!'
Elly legde dwingend haar hand op  Soepboers schouder. 'We blijven wel rustig, Soepboer. Leg dat zo maar uit tijdens het verhoor. Je kunt niet eerst bekennen en dan weer ontkennen. Dan is het hek van de dam.'
Met van schrik doortrokken gelaat liet Soepboer zich achterover vallen op de achterbank. 'Ja maar luister jullie wel? Ik heb die Sputterheim neergeslagen, nadat hij op de vlucht was geslagen. Hij moet daar nog ergens op straat liggen. Kunnen we niet...'
'We kunnen niks, Soepboer,' bemoeide Bijleveld zich ermee via de achteruitkijkspiegel. 
'En Sputterheim dan,' sputterde Soepboer wanhopig.

donderdag 22 januari 2015

Sigaretten halen 242

Ze reden Edwin Soepboer klem op het kruispunt van de Hoefnagelkade en de Roskamweg. Hij moest zich er al bij hebben neergelegd dat hij aangehouden zou worden, want hij bood geen weerstand en ondernam geen actie er vandoor te gaan. Bovendien was hij ervan overtuigd dat ze hem aanhielden in verband met de rennende jongen die hij tegen de vlakte had geslagen. Per ongeluk natuurlijk, maar vertel dat maar eens aan politiemensen. Schuldig tot het tegendeel bewezen was. Zo waren de mores. En dat hij zijn tas had achtergelaten bij het slachtoffer hielp ook al niet. Hij was erbij en daar hielp geen moedertjelief aan.
'Oké, oké, oké, ik was het, het ging niet met opzet.' Overtuigend klonk het niet, maar hij moest toch iets doen om de agressie van die vrouw in te dammen. Hij werd tegen de zijkant van de auto geduwd en moest zich wijdbeens laten fouilleren. In het autoraampje zag hij zijn eigen ongeruste gezicht weerspiegeld.
'Is-ie dood?' Hij zag hoe de vrouw handboeien tevoorschijn haalde. Ze gaf geen antwoord. Of misschien moest hij haar handelingen als zodanig opvatten, het weinig zachtzinnig omdoen van de boeien. Het betekende 'hou je kop'.
'Het was geen opzet, zie je. Hij dook opeens op. Hij ging neer voor ik het wist.'
Ze opende het achterportier, duwde Soepboer naar binnen en ging naast hem zitten.
'Rijden maar, Bijl. Ze zullen raar opkijken op het bureau. Verwachten ze dat we met Taco komen, komen we met hem hier. Het blijven zulke amateurs. Wat zouden ze moeten zonder ons.'

woensdag 21 januari 2015

Sigaretten halen 241

Het was belangrijk een luisterend oor te bieden en troostende woorden te spreken. Dat hoorde soms ook bij het politievak. Vooral Elly nam het voortouw, ze was hier goed in. Bijlevelds waardering voor zijn collega groeide met de minuut. Zelf was hij moe en snel afgeleid. Dat leidde ertoe dat zijn blik op een bepaald moment afdwaalde naar buiten. Toeval bestaat niet, maar juist op dat moment reed een gehaaste fietser voorbij door de verlaten, in duister gehulde straat. Het schaarse licht van een lantaarnpaal was echter voldoende om de man te kunnen herkennen: Edwin Soepboer. Wat deed hij hier? En waarom had hij zo'n haast? 
De ouders van Taco Stutterheim keken geschrokken op toen Bijleveld opveerde van de bank. 
'Sorry dat ik je onderbreek, Elly, maar ik zie daar Edwin Soepboer door de straten sjezen. Die is echt niet op weg naar de dichtstbijzijnde snackbar op dit tijdstip.' Hij wendde zich tot de Stutterheims. 'Hier moeten we direct achteraan. Excuses.' 
Ook vader Stutterheim was gaan staan. 'Als we iets kunnen doen, moet u het laten weten,' sprak hij ernstig. 'Wacht, ik trek mijn schoenen aan.'
'U en uw vrouw kunnen beter hier blijven, meneer Stutterheim. U moet er zijn voor elkaar. Laat ons het werk maar opknappen.'
Elly en Bijleveld renden naar buiten en scheurden de straat uit. In het licht van de buitenlamp, op pantoffels en arm in arm, keken de Stutterheims de auto na.

dinsdag 20 januari 2015

Sigaretten halen 240

NOver hun bestemming hoefden inspecteurs Elly Sprenkelbach Meijer en Dagobert Bijleveld het niet te hebben, dat sprak voor zich: het ouderlijk huis van Taco Stutterheim. Ze hadden verwacht daar op z'n minst een surveillancewagen met collega's aan te treffen, maar de straat was geheel en al verlaten. Het huis van Taco's ouders was het enige waar nog licht brandde.
Het duurde even voordat er open werd gedaan door vader Stutterheim. De deur ging op een kiertje open. Elly toonde haar politiekaart.
'Meneer Stutterheim, mogen mijn collega en ik even binnenkomen?'
'Weten jullie al wat meer over onze Taco?' De man klonk alsof hij elk ogenblik in huilen uit kon barsten. Hij trok de deur wijder open. 'Kom verder.'
In de kamer stond moeder Stutterheim. Ze drukte een papieren zakdoekje tegen haar neus. Haar ogen waren vochtig. 
'Zullen we er even bij gaan zitten?' stelde Elly voor.
'Weten jullie al wat meer? vroeg vader Stutterheim weer. Het leek alsof hij Elly niet gehoord had. Niemand ging zitten. De sfeer was geladen. En verdrietig. Moeder Stutterheim kon haar tranen niet bedwingen. Haar echtgenoot sloeg een arm om haar heen. Het was een aandoenlijk stel. Ze leken oud voor ouders van zo'n jonge zoon. Hun gezichten waren grauw.
'Wij weten dat Taco nog niet gevonden is. We weten wel dat commissaris Turlings nog in leven is.'
'Die schoft.' Ook bij vader Stutterheim rolden de tranen nu over de wangen. 'Als ik Taco was geweest had ik hetzelfde gedaan!'
'Man, zeg dat soort dingen niet. Niemand mag over andermans leven beslissen. Onze jongen heeft dom gedaan.' Ze keek de inspecteurs aan. Door haar emoties heen zagen Elly en Dagobert een sterke, dappere vrouw. 'Ik mis een mes,' zei ze vervolgens. 'M'n scherpste vleesmes.' Toen snoot ze haar neus.
'Hij heeft hem mooi te pakken gehad,' zei Taco's vader. 

maandag 19 januari 2015

Sigaretten halen 239

In blinde paniek fietste Edwin Soepboer, verslaggever van lokaal weekblad de Roeptoeter, door het dorp. Het was geen opzet geweest dat die jongen door zijn toedoen neer was gegaan. Hij had zich alleen schrap willen zetten. Het had toch gekund dat die knul met zijn mes zwaaiend de hoek om was gekomen? Hetzelfde mes waarmee hij de commissaris van politie naar de andere wereld had gestoken? Het had wel zo'n doorgesnoven hooligan kunnen zijn, één brok agressie. Soepboer kon heus zijn mannetje wel staan, maar hij was nog maar net uit het ziekenhuis ontslagen.
Al dat bloed. En wat was er nu eigenlijk gebeurd? Die jongen lag om voor hij het wist. Met zijn kop tegen de stoeptegels. Hoofdwonden zorgden altijd voor veel bloed. Dat was normaal. Maar dat hij niet meer opstond, volledig van de wereld was, er voor lijk bij lag... 
Soepboer trapte door. Hier zat geen verhaal in. Over deze story kon hij maar beter zwijgen. Hoe verder hij van de plek des onheils verwijderd raakte, hoe minder hij met dat ongeluk te maken had. Het was onbegrijpelijk stil op straat. Je zou toch denken dat  alle politiewagens zouden zijn ingezet om die moordenaar op te pakken. Het was wel duidelijk dat de centrale coördinatie ontbrak. Tja, de centrale coördinator himself was natuurlijk lek gestoken enkele reis naar het mortuarium vertrokken.
God, wat bloedde die knul. Hij was zo op zijn fiets gesprongen en weggereden. Zonder nadenken, blindelings. Had hij 112 moeten bellen, had dat zin gehad? Hoeveel gedoe was daar niet uit voortgekomen. Gedoe dat hij niet kon gebruiken. 
Verdomme. Soepboer kneep in de handremmen. Zijn tas. Zijn verslaggeverstas met zijn opschrijfboekje en tablet. In de fietstassen zat het niet. Het had al die tijd aan zijn stuur gehangen. Maar nu niet meer.

zondag 18 januari 2015

Sigaretten halen 238 - introspectief

Het schrijven van een vervolgverhaal van 365 delen is voornamelijk van belang voor de schrijver. Hij vindt dagelijks zijn therapeutisch momentje in een hectisch bestaan dat wordt gedomineerd door oorlog, op drift geraakte vluchtelingen, terroristische aanslagen, neergeschoten vliegtuigen en uitbraken van epidemieën. Om maar iets te noemen. Het creëren van een dagelijks fictief verhaaltje als meditatief moment binnen een weerbarstige en rauwe realiteit biedt de broodnodige lucht die het ademhalingsapparaat draaiende houdt. Die drang naar creatie wordt geboren uit een niet te stuiten hang naar trivialiteit die op haar beurt helend werkt. Drang uit hang zogezegd. 
De gewelddadigheden in Parijs liggen alweer anderhalve week achter ons. Toen de drama's zich aandienden begon ik met enige aarzeling aan het schrijven van het stukje van die dag. Hetzelfde gold op de dag dat de MH17 werd neergehaald. Waarom zou ik in vredesnaam een stukje schrijven, grappig bedoeld ook nog, terwijl de wereld in brand stond? Totdat ik de eerste woorden intypte en bedacht hoe relatief het leven in elkaar steekt. Op het grote echte leven heb je als individu weinig vat. Op je eigen gecreëerde universum des te meer. Doorschrijven, tegen de klippen op desnoods, was mijn enige optie.
Maar hoe zit het met de lezer? 365 dagen lang moet hij de energie opbrengen stukjes te lezen die als vervolg worden opgediend. Trekt hij dat? Hoe welwillend en loyaal aan de schrijver hij ook moge zijn, het antwoord luidt voor de meesten vermoedelijk nee. Het vraagt nogal wat uithoudingsvermogen, discipline, vasthoudendheid en interesse. Dat niet iedereen dat elke dag op kan brengen lijkt mij helder. Zo therapeutisch als het schrijven is, zo belastend kan het volgen van een dagelijkse blog zijn. Sommige lezers waren me na een week al kwijt, anderen lasten eigen leesmethodes in, zoals het opsparen van de stukjes van een hele week of nog langer. Ik weet dat er lezers zijn (in feite niet-lezers) die bedacht hebben dat het hele verhaal nog wel 's langs zal komen als één verhaal. Wel zo makkelijk om dan alles achter elkaar te lezen. 
De lezer zoekt natuurlijk gewoon zijn eigen vluchtmomentjes uit het dagelijkse leven. Sommigen zijn gebaat bij een dagelijks stukje op een blog, anderen pakken liever een goed boek of kijken een goede serie of film. Er is best wel vaak aanleiding om even weg te duiken uit de realiteit.
Morgen natuurlijk weer een gewone 'Sigaretten halen'. Want op bovenstaand gelul zit niemand te wachten. Het moet wel leuk blijven.

zaterdag 17 januari 2015

Sigaretten halen 237

Niet veel later stond niet alleen Elly Sprenkelbach Meijer buiten haar cel, ook Bijleveld was uit zijn gevangenschap bevrijd. Dankzij Peppi Tuinstra. Die bedacht had dat de Viva misschien een kans zou krijgen om gelezen te worden in een volgende, hopelijk rustiger nacht. 
Elly en Bijleveld stonden met hun oren te klapperen toen ze Peppi's enigszins onsamenhangende verslag aanhoorden van de afgelopen uren. 
'Twee dooien in één nacht, wanneer maak je dat nou nog mee in vredestijd.'
'Doden?' Elly keek geschrokken. 'Je zei net dat zowel Turlings als Zus Bennekom in levensgevaar verkeerden! Ik mag toch aannemen dat ze dan nog in leven zijn?'
Peppi borg de emmer en mop op waarmee ze Zus' cel had schoongemaakt. Ze haalde haar schouders op.
'Wat scheelt 't? It's a thin line between love and hate.'
'Between life and death,' verbeterde Bijleveld. 
'En Jacobi?' wilde Elly weten, 'waar is die nu?' 
'Die? Die zal nu toch wel op één oor liggen? Ja, hij zou de dader van de steekpartij gezien hebben bij het hockeyveld. Die knul die hier stage loopt. Lijkt me nogal een vreemd verhaal. Sinds wanneer zijn onze stagiairs moordenaars? Dat komt zijn beoordeling vast niet ten goede.'
Bijleveld en Elly keken elkaar verbaasd aan. 'Je gaat toch niet vertellen dat Taco Stutterheim Turlings heeft neergestoken?' zei Bijleveld.
'Stutterheim, zo heette hij ja. Tussen ons gezegd en gezwegen, 't schijnt om een homoseksuele relatie te gaan. Dat ventje en commissaris Stutterheim. Kan jij je daar iets bij voorstellen? Ik in elk geval niet. Zo'n ouwe vent en zo'n jong broekie. Maar luister, over relaties gesproken, hoe zit dat met jullie twee. Ik hoor verhalen die er niet om liegen.'
Maar Bijleveld en Elly Sprenkelbach Meijer hadden plotseling ongekend veel haast. Bij de receptie pakten ze hun persoonlijke eigendommen en verdwenen in de nacht.

vrijdag 16 januari 2015

Sigaretten halen 236

'Pep, what is going on?' 
De vrouwenstem kwam uit een van de andere cellen toen Peppi Tuinstra langsliep met de emmer sop waarmee ze de rotzooi in de cel van die bibliotheekdame had opgeruimd. Het klonk bekend en dat de sprekende persoon in kwestie haar amicaal met Pep aansprak maakte Peppi nieuwsgierig. Ze schoof het luikje open van de celdeur.
'Hoi Pep, ik ben het, Elly.'
Peppi was oprecht verbaasd. Wie er in deze cel zat was aan haar aandacht ontglipt.
'Elly Sprenkel, krijg nou wat. Waarom zit jij hier?'
'Er is een vergissing in het spel, Peppi. Jacobi heeft dit op eigen houtje gedaan. Verderop zit Dagobert.'
'Dagobert? Is dat een schuilnaam voor een rijke crimineel of zo. Hebben we soms ook de Zware Jongens in huis? Dagobert. Dat kan er ook nog wel bij. Ik heb zelden zo'n rare nacht meegemaakt. Op m'n eerste huwelijksnacht na dan, natuurlijk. Had ik je al 's verteld wat Hendrik en ik die nacht...'
'Sorry, dat ik je onderbreek, Pep,' onderbrak Elly, 'maar zie jij kans die deur hier open te krijgen? Jacobi's grap heeft lang genoeg geduurd.'
'Krijg ik daar geen last mee?' Peppi aarzelde. 'Jacobi is goeie vriendjes met de baas.'
'Jacobi is een eikel, Peppi, dat weet je net zo goed als ik. Hij heeft Dago... eh Bijleveld en mij bij wijze van grap vastgezet. Kom op nou.'
Er was niet veel voor nodig om Peppi te overtuigen. Inderdaad kon ze Jacobi niet luchten of zien. Ze pakte de loper die op alle celdeuren paste, stak hem in het slot en draaide.

donderdag 15 januari 2015

Sigaretten halen 235

Het tafereel dat Peppi Tuinstra aantrof in de cel van de gevallen vrouw was vreselijk. Ze lag in een plas braaksel en haar gezicht zag asgrauw.
'Het zal toch niet waar zijn,' mompelde Peppi verbouwereerd. Ze boog omstandig naar voren om haar vingers in de hals van de vrouw te leggen. Ze kwam haar bekend voor. Had ze haar hier vaker aangetroffen? Was ze een van de notoire alcoholisten die regelmatig hun roes kwamen uitslapen in een politiecel? Ze voelde geen hartslag en de vrouw reageerde niet toen ze haar eerst zachtjes, maar vervolgens steeds wilder heen en weer schudde.
'Hé, wakker worden. Kun je me horen?'
Dat mens gaf geen sjoege. Geen beweging, geen geluid. Zelfs ademhalen bleef uit. Dit was mis. Dit was flink mis. Het waren toch alleen maar pop- en filmsterren die stikten in hun eigen kots. Niet zo'n meisje als dit, zo'n bibliotheek...
'Hé, dus daar ken ik je van,' riep Peppi, 'de bibliothecaresse. Je zit bij de bieb. Nou weet ik het.' Het waren woorden waarmee Peppi haar zenuwen in bedwang hield. Zo kon ze voorkomen dat de paniek uit zou breken en ze gillend naar de kantine zou rennen. Dat deed ze uiteindelijk toch. Nog voordat ze bij de collega's was gearriveerd stonden ze al gealarmeerd in de gang.
'Die vrouw van de cel,' schreeuwde ze, 'die ligt voor pampus in d'r bieb. Snel!
Hoewel de collega's haar niet begrepen kwamen ze direct in actie. Voorop agent Zoetemelk die eerder die avond een zwak had ontwikkeld voor de fragiele dronken vrouw van wie hij per ongeluk het achterwerk had beroerd. Hetgeen hem niet onberoerd had gelaten.

woensdag 14 januari 2015

Sigaretten halen 234


Het was op de Prins Bernardlaan die langs de hockeyvelden liep dat Edwin Soepboer van de Roeptoeter een jongen zag rennen. Onder normale omstandigheden had hij de knul voor een hardloper kunnen houden, maar op dit late tijdstip en in de buurt waar net de commissaris van politie was neergestoken was niets normaal. Alles was juist extra verdacht. Zeker toen de hardloper het tempo van zijn rennen verhoogde naar sprinten en daarbij om de zoveel meter achterom keek, had Edwin geen keus en moest hij zelf ook versnellen. Die jongen was verdomd rap. Als hij lopend was geweest had Edwin allang het onderspit gedolven. Op de fiets kon hij nog redelijk meekomen. Het ging linksaf de Prins Constantijndreef op, daarna rechts de Prinses Irenelaan in. Als Edwin het goed had onthouden kon hij nu ergens een olifantenpaadje nemen om de boel af te snijden en weer op te duiken op het Koningin Wilhelminaplantsoen. Dat was vast en zeker ook de koers die de sprinter voor ogen had. Met een beetje geluk kon Edwin de jongen opwachten om het hoekje van het appartementencomplex. 
Hij stond er nog maar net toen hij de vlugge voetstappen van de renner hoorde naderen. Hij maakte zich klein tegen de muur en zette zich schrap. Toen dook hij met gestrekte armen en gebalde vuisten naar voren. De renner vloog als het ware in zijn armen en gaf een kreet van schrik. Die schreeuw pompte bij Soepboer de adrenaline tot ongekende hoogten en hij haalde uit. Harder dan hij zich had voorgenomen. De klap was zo onbeheerst, dat Taco Stutterheim direct omging. Zijn hoofd sloeg met een doffe klap tegen de stoeptegels. Een dikke stroom bloed stroomde naar de dichtstbijzijnde putdeksel. Edwin Soepboer deinsde geschrokken achteruit.

dinsdag 13 januari 2015

Sigaretten halen 233

Toen in de loop van de nacht de hectiek op het bureau enigszins begon te bedaren vond Peppi Tuinstra even een moment voor zichzelf. Eindelijk kon ze de plas doen die haar al uren dwars zat. Eindelijk kon ze gaan zitten met een bakje koffie. Haar ongecontroleerd ronddwarrelende gedachten konden neervallen als herfstbladeren. Even kon ze dan toch verstrooiing vinden in de Viva. 
Het laatste bericht over Turlings was dat hij nog niet buiten levensgevaar was. In de kantine hing de avondploeg met de nachtploeg rond een tafeltje. Er werden even geen surveillances gereden. De tip van wachtmeester Jacobi had niets opgeleverd ook al beweerde hij bij hoog en bij laag de dader getraceerd te hebben bij het hockeyveld. Taco Stutterheim, de stagiair. Hij liep rond in een blauwwit sportshirt. Hij kon niet ver zijn. Maar waar ze ook hadden gezocht, er was niemand aangetroffen. En iedereen, niet alleen Peppi Tuinstra, was bekaf.
Peppi belegde net een crackertje met een plak belegen kaas toen ze op een van de beeldschermen beweging constateerde in een van de cellen. Een dronken vrouw, zo was haar verteld, Zus Bennekom las ze op de lijst. Ze probeerde moeizaam overeind te komen op haar bed. Een poging die jammerlijk mislukte. Ze verloor haar evenwicht, rolde op de vloer en bleef liggen. 
'Lager dan de bodem kun je niet vallen,' stelde Peppi nuchter vast. Ze bleef kijken. Er gebeurde niets, de vrouw bleef liggen waar ze lag. Toch besloot Peppi even ter plekke poolshoogte te gaan nemen. Ze nam haar koffie en de sleutelbos mee. Uit de kantine klonk zowaar gelach.

maandag 12 januari 2015

Sigaretten halen 232

Waar haar intense woede vandaan kwam, wist Zus zelf niet. Het was alsof een ziedend exemplaar van zichzelf uit haar lichaam trad, terwijl haar vredelievende alter ego liggend op de slaapkamervloer achterbleef. Afstandelijk als een camera, niet in staat tot ingrijpen, registreerde ze welk drama zich voor haar ogen voltrok. Er moesten ongekende krachten in het spel zijn, energie die niet vermoed kon worden in het magere lichaam van de vrouw die zich schuimbekkend op de man op het bed wierp. Ze stootte kreten uit die het ergste deden vrezen. Er werd woest en agressief op de man ingeslagen, die zijn naaktheid tevergeefs probeerde te bedekken met de badjas. Hij had zich beter op de bescherming van zijn kwetsbare lichaam kunnen richten dan op het preuts afdekken van zijn mannelijkheid. Nu kon de furie de ceintuur bemachtigen en zonder moeite om zijn nek slaan. Ze zat schrijlings op zijn borst en sjorde het textiel vaster en vaster, strakker en strakker.
Op het moment dat Zus besefte dat het haar eigen handen waren die het leven uit Fred Janssen trokken was het al te laat. Freds ogen puilden onnatuurlijk naar buiten, zijn tong hing onsmakelijk uit zijn geopende mond. Geen kik had hij nog gegeven. Maar misschien had Zus dat niet kunnen horen door haar eigen ijselijke gekrijs.

zondag 11 januari 2015

Sigaretten halen tweehonderdeenendertig

Nadat de inspecteurs waren vertrokken vermande Fred Janssen zich. Dat kostte nogal wat moeite, want hij voelde zich verre van fris. Toen hij rechtop ging zitten in zijn bed trok een golf van misselijkheid door zijn lijf. Hij schrok op toen Zus Bennekom zich aandiende. Zij was er ook nog. Ze was lief, hoor, ze had hem goed ondersteund, maar nu moest ze weg. De tijd was niet rijp voor een nieuwe relatie en zeker niet met zo'n zenuwachtig mens als Zus.
'Gaat het?' vroeg ze bezorgd. 'Wil je wat eten?'
Dat was het laatste waar hij zin in had. Hij moest nu duidelijk zijn, gewoon zijn punt maken.
'Zus,' sprak hij moeizaam, 'ik wil je bedanken voor je goede zorgen, maar nu moet je me alleen laten.'
'Ik laat je niet alleen, Fred. Wat de politie ook over je zegt, ik blijf bij je. Tot de dood ons scheidt.' Ze nam naast hem plaats en schoof een hand in zijn open ochtendjas. Zijn borst was harig en koud. Onder zijn tepel klopte zijn hart.
Fred trok haar hand weg. 'Jij gaat weg, Zus, en wel nu meteen. Ik moet dingen doen waar ik jou niet bij kan gebruiken. Ik bedoel waar ik jou niet in wil betrekken. Dit gaat alleen mij aan.'
Zus schudde driftig haar hoofd. 'Nee, Fred, je kunt praten als Brugman, maar ik laat je niet los. Ik blijf bij je. Kijk toch eens hoe je eraan toe bent. Je hebt mijn zorg nodig. Kom laat me je masseren.' Ze trok de ochtendjas van zijn schouders, maar verder dan dat kwam ze niet. Met kracht duwde hij haar van het bed. Ze belandde op de vloer en klapte tegen een stoelpoot. 
'Au, Fred, wat doe je!' Ze greep zich vast aan zijn linkerenkel, maar met zijn rechtervoet gaf hij haar een schop.
'Luister nou, Zus, je moet gaan. Laat me met rust!' Fred was opgestaan en wankelde. Hij zette een stap opzij, meer omdat zijn evenwicht hem daar bracht dan dat hij die kant uit wilde. Toen viel hij achterover op het bed. 

zaterdag 10 januari 2015

Sigaretten halen 230 - intermezzo


Tanja Tangerine en ik hadden wel een probleem. Twee eigenlijk, te weten haar man en mijn vrouw. Althans in mijn beleving. Dat had alles te maken met mijn idee over onze relatie. Wat ik nu begonnen was met Tanja betekende het einde van wat al ruim twintig jaar duurde met mijn echtgenote. Kijk, als ik een nieuwe auto kocht ruilde ik mijn oude in. Dat lag voor Tanja anders. Zij kon zonder bezwaar een nieuwe auto kopen en gelijkertijd de oude behouden.

'Zie ik jou toch af en toe in dit hotel?' opperde ze zakelijk. 'Gewoon als onderdeel van mijn werk. Met de ene auteur eet ik, met ander eet en drink ik, zeg maar.' Ze lachte om haar eigen formulering, maar ik zag er de mop niet van in. Het was toch godgeklaagd dat ze mij degradeerde tot zakelijke wip. Ze geilde gewoon op beroemde schrijvers. Wie weet wat ze met die anderen deed. Ik werd even onpasselijk.

Tanja stapte uit het bed en liep naar de badkamer. Ze had de mooiste billen van het westelijk halfrond. Voor zover ik daar een inschatting van kon maken. Terwijl zij douchte, beet ik in het kussen en gromde er zachtjes bij. Ik was jaloers. Op haar man en op al die andere schrijvers met wie ze ook afspraken had.

Ze kwam terug, geurend en onafgedroogd. Zo had ik haar het liefst. Ze liet zich vallen op het donzen dekbed.

'Gaan we ontbijten?' vroeg ze. Ze lachte haar witte tanden bloot.

vrijdag 9 januari 2015

Sigaretten halen 228/229

Op de tast ging Taco door het clubgebouw. Hij zou geen licht maken, lawaai evenmin. Hij moest de kleedkamers ook in het donker kunnen vinden. Maar hij trof alleen afgesloten deuren. Aan het einde van de gang was er een die wel open wilde, maar dat was een voorraadkast. In het schemerachtige licht zag hij een doos marsen en pakken toiletpapier. Hij liep terug, voelde nogmaals tevergeefs aan de deuren.
Hij had zich af willen spoelen onder een douche in een van de kleedkamers. Daar moest ook ergens een kast staan met reserveshirts en -broeken. In de kantine stond een doos met gevonden voorwerpen. Hij viste er een meurend shirt uit dat een tegenpartij ooit moest hebben achtergelaten. Er zat ook een hard geworden handdoekje in. Achter de bar zette hij de kraan aan. Hij trok zijn eigen besmeurde shirt uit en waste zich zo goed en zo kwaad als het ging met het koude kraanwater. Hij droogde zich af met het handdoekje dat toen het eenmaal vochtig werd ook beter te hanteren was. Tenslotte trok hij het te krappe shirt aan. Voor zover hij het kon zien had het verticale blauwwitte strepen.
Hij kwam bij.

Wachtmeester Jacobi  herkende de persoon in het blauwwitte tenue bij het clubgebouw meteen. Hij kon twee dingen doen: afstand bewaren en volgen of direct overgaan tot actie. Hij besloot voor optie twee. Uiteraard met de nodige voorzichtigheid. 
'Taco!'
Het leek alsof de jongen door een steen werd getroffen. Hij dook weg en sprintte vervolgens in de richting van de bossages die het hockeyterrein omringden.
'Blijf staan! In naam der wet!' Het klonk knullig, bromsnorachtig, maar beter had hij op dat moment niet in huis. Hij rende de open ruimte over tot hij besefte dat hij op zijn hoede moest blijven. Als die jongen daadwerkelijk degene was die Turlings had neergestoken, dan moest hij oppassen. Hij had best wat ervaring opgedaan met het arresteren van onwillige sujetten, maar dat was bijna twintig jaar geleden voor het laatst geweest. En hij ging hier zijn leven niet in de waagschaal stellen.
Terwijl hij de bosjes in de gaten hield, belde hij Peppi Tuinstra.

woensdag 7 januari 2015

Sigaretten halen 227

Normaal gesproken kende Taco het gebouw van de hockeyclub als zijn broekzak. Jarenlang was hij eerste sleuteldrager geweest. In geval van calamiteiten, maar ook gewoon als het gebouw op tijd beschikbaar moest zijn was hij verantwoordelijk geweest voor het ontsluiten van de voordeur en het afzetten van het alarm. Hij wist met zijn ogen dicht de kasten met oefenmaterialen, ehbo-spullen en voorraden van de kantine te vinden. Hij kende ook de onnozele gewoonte van de kantinebeheerder om een reservesleutel in de barst van de kastanjeboom bij de voordeur te bewaren. Die zat er ook. En het slot van de voordeur ging, zij het met enige moeite, gewoon open. Het alarm was, zoals wel vaker voorkwam, niet aangezet.
Onder normale omstandigheden had Taco meteen gevonden waarnaar hij op zoek was. De omstandigheden waren echter niet normaal. Hij zat onder het bloed. Het kleefde, liet overal sporen achter en rook goor. Het was het stinkende bloed van Turlings. Dat maakte hem gek. Hij kon niet normaal meer denken. Hij zag alleen maar die man voor zich die hem van achteren was genaderd en zijn naam door de nacht had geroepen. Het was een behoorlijk mes dat zijn knijpende vuist omklemde, het grootste vleesmes uit zijn moeders keuken. Hij had er zijn moeder zo vaak mee zien snijden. Zelfs het taaiste vlees was geen probleem geweest, het ging er moeiteloos doorheen. Het vlees van Turlings vormde al helemaal geen probleem. Het leek wel alsof hij in een pakje boter stak. En stak. En stak. Tot zijn handen warm werden van het druipende bloed. Hij had zich erover verbaasd dat Turlings overeind bleef staan en hem daarbij gewoon aankeek. Nog één keer had hij op jammerlijke toon 'Taco' geroepen. Daarna was hij toch omgegaan. Met een zachte plof rolde hij op het trapje bij de voordeur.
Het waren deze gedachten die ander gedachten blokkeerden. Hij was binnengeraakt in het hockeyclubhuis, maar wat nu?

dinsdag 6 januari 2015

Sigaretten halen 226

Edwin Soepboer mocht dan nog maar net uit het ziekenhuis zijn ontslagen, hij was actief als nooit te voren. Aan het begin van de avond had hij het paginalange artikel voor De Roeptoeter opgeleverd over de mysterieuze verdwijning van Martha Janssen en de vermeende betrokkenheid daarbij van haar man Fred. Inclusief enkele grofkorrelige prentjes waarvan hoofdredacteur Theo Bilderberg zeer gecharmeerd was. Die had ook De Telegraaf getipt. Die krant kon het verhaal de volgende dag tegen een zacht prijsje overnemen.
'Dus met die bonus voor mij komt het dan ook wel goed,' had Edwin naar aanleiding daarvan geopperd.
Edwin moest toegeven dat het geweld van de afgelopen dagen hem niet in zijn koude kleren was gaan zitten. Vroeger, toen hij nog jong was, kon hij dagen zonder slaap doorhalen. Voortdurend op jacht naar het nieuws. En nieuws was er altijd. Sterker nog, er was eigenlijk nooit nooit nieuws. Dat bleek ook deze avond maar weer. Eerst was daar dat bericht van de arrestatie van dat rechercheteam, die Bijleveld en zijn collega en concubine Elly Sprenkelbach-Meijer. Het telefoontje dat hij daarover kreeg was weliswaar anoniem, maar het nummer kon hij herleiden tot een uitgaande lijn van het politiebureau. De man die belde en met hoge stem sprak om te doen voorkomen alsof hij een vrouw was, liet ook nog even weten dat hij, uiteraard tegen een redelijke vergoeding, de journalist kon helpen aan een belastend filmpje van de twee vastgezette inspecteurs.
En tegen middernacht was daar die commotie op de politiefrequentie. Een man neergestoken in de Oranjelaan. En niet zomaar een man, maar een hooggeplaatste politiefunctionaris. Wie kon dat zijn? Eigenlijk toch alleen maar commissaris Turlings die in de Oranjelaan woonde. 
Het was een enerverende tijd. Iets te. Toen Soepboer met camera en zoomlens op de fiets stapte, duizelde het hem. Letterlijk en figuurlijk.

maandag 5 januari 2015

Sigaretten halen 225

LDit heeft die eikel over zichzelf afgeroepen, dacht wachtmeester Jacobi toen het bericht van Turlings drama bij hem binnenkwam. De dader kon hij er ook meteen bij bedenken. Voorlopig hield hij dat nog even voor zichzelf. Als logistiek coördinator had hij nu zijn handen vol aan het aansturen van de diverse surveillanceteams en het oproepen van extra mensen. Peppi Tuinstra,  zijn vervanger voor de nacht, was intussen ook gearriveerd. 
'Nou, ik val wel meteen met m'n neus in de boter,' was haar eerste reactie op de steekpartij. 'Ik dacht een rustig nachtje in te gaan. Ik kan m'n Viva wel vergeten.' Ze legde het tijdschrift toch pontificaal op het toetsenbord van haar computer. Jacobi verbaasde zich over haar onverschilligheid. Terwijl iedereen in rep en roer was en zeer begaan met het lot van de commissaris zeurde zij dat ze niet toekwam aan haar blaadje. Turlings mocht dan niet de meest geliefde baas zijn, dat je leidinggevende was neergestoken ging toch niet in je koude kleren zitten.
'Is ie de pijp uit?' wilde Tuinstra weten.
'God, Peppi, kun je met iets meer tact over je leidinggevende spreken? Ik weet dat je Turlings niet zo mocht, maar hij was wel een van ons.'
'Was? Dus eh...'
'Is. De man is zwaar gewond afgevoerd. Liters bloed verloren. Maar je begrijpt wat ik bedoel?'
Tuinstra zuchtte. 'Ja, ja. Ik had me alleen verheugd op een rustig nachtje. Het was vandaag al druk zat, thuis met de kinderen.' Ze pakte de Viva weer op. 'Lekker een beetje de Viva lezen, dacht ik. Maar dat zit er niet in.'
Nee, dat zat er niet in. De trut. Zonder wat te zeggen liep Jacobi de nacht in. Op zijn fiets doorkruiste hij de wijk van commissaris Turlings. Die Stutterheim kon niet ver zijn.



zondag 4 januari 2015

Cigarrillos consiguen CCXXIV

Sargento Jacobi ya estaba en su chaqueta cuando el mensaje llegó en: hombre apuñalado en la Avenida Orange. Una ambulancia ya estaba en el camino, pero también la ayuda de la policía se requería con urgencia. 
Suikerbuik y Zoetemelk razonar el último asalto de su servicio y fueron rápidamente en el lugar. Incluso antes de que llegara la ambulancia Zoetemelk apareció el oficial en la acera en la casa donde había una agradable reunión. Alguien había sido inteligente para encender un foco en escena tan dramática fue iluminada brillantemente. En frente de la espaciosa casa de dos bajo el mismo techo era un hombre, bañado en la sangre. Dulce de leche y Suikerbuik algunos términos que se utilizan la violencia, pero se retiraron por el momento. Sobre todo, porque el hombre que estaba tirado en la grava estaba era su propio jefe. Comisionado Turlings yacía sin vida en la espalda, los brazos estirados wijduit. Fue tal vez por la vista que Suikerbuik duro de Jesús lloró. Zoetemelk maldijo, pero se lanzó a la derecha en el suelo. Sintió el pulso de su jefe y sostuvo su rostro en la boca con el fin de determinar si estaba respirando. Se volvió hacia su colega.
"¿Y?" -exclamó Suikerbuik.
Zoetemelk sacudió la cabeza con tristeza. "Enviar a toda esa gente de la huerta y recoger la cinta de la barrera. ¿Es esa ambulancia allí todavía? "

Sigaretten halen CCXXIV

Wachtmeester Jacobi stond al met zijn jas aan toen de melding binnenkwam: man neergestoken in de Oranjelaan. Een ambulance was al op weg, maar ook assistentie van de politie was dringend vereist. 
Suikerbuik en Zoetemelk reden het laatste rondje van hun dienst en waren snel ter plekke. Nog voor de ziekenauto was aangekomen knalde Zoetemelk de dienstauto het trottoir op bij het huis waar al een aardig oploopje stond. Iemand was zo slim geweest een bouwlamp in  te schakelen, zodat het dramatische tafereeltje helder werd uitgelicht. Voor de deur van het royale twee-onder-een-kap-huis lag een man, badend in het bloed. Zoetemelk en Suikerbuik waren wel wat gewend qua geweld, maar nu deinsden ze toch even terug. Vooral ook, omdat de man die daar languit in het grind lag hun eigen baas was. Commissaris Turlings lag levenloos op zijn rug, de armen wijduit gestrekt. Het was misschien vanwege die aanblik dat Suikerbuik keihard 'Jezus' riep. Zoetemelk vloekte niet, maar dook direct op de grond. Hij voelde de pols van zijn baas en hield zijn gezicht bij zijn mond om te constateren of hij nog ademde. Hij draaide zich naar zijn collega.
'En?' riep Suikerbuik.
Zoetemelk schudde mismoedig het hoofd. 'Stuur al die mensen de tuin uit en pak het afzetlint. Is die ambulance er nog niet?'

zaterdag 3 januari 2015

Sigaretten halen twee twee drie

De nacht trad in. Er waren diverse plekken waar de tranen rijkelijk vloeiden.
Door de donkere straten van het dorp zwierf een huilende Taco Stutterheim.Waarheen hij moest gaan wist hij niet. Zijn ouders wilde hij niet verder met zijn sores belasten. Bij zijn vriendin - inmiddels ex-vriendin - durfde hij niet meer langs te gaan. De kantine van de hockeyclub was al gesloten. Was het toeval dat hij al zwervend in de straat van commissaris Turlings belandde?
Vader en moeder Stutterheim omhelsden elkaar snikkend op de bank. Ten einde raad. Wat was dit een verwarrende avond geweest. En waar hing hun Taco uit? Hij liep normaal gesproken niet in zeven sloten tegelijk, maar was nu misschien één sloot al meer dan voldoende om hem van het pad te krijgen?
'Ik pak de fiets en rij een rondje om hem te zoeken,' opperde vader Stutterheim manmoedig. Hij droogde zijn tranen met zijn mouw. Hij moest sterk zijn, het goede voorbeeld geven, niet bij de pakken neerzitten. 'Wacht jij hier,' zie hij met verstikte stem, 'jij moet er zijn als hij opeens op komt dagen.' Hij stond op en liep met gebogen hoofd naar de schuur. Voor hij opstapte, voelde hij even of de banden hard genoeg waren.
Door het donker ging ook de gebogen gestalte van commissaris Turlings. De leren broek en het losgeknoopte shirt stonden plotseling minder stoer dan bedoeld. Een man mag niet huilen, dacht Turlngs, maar de tranen stroomden over zijn wangen. De ene wang gloeide nog na van de klap van die vrouw. Het was alsof die mep hem daadwerkelijk tot de orde had geroepen. Wat had hij gedaan, wat had hij die arme jongen aangedaan? Die Taco met dat prachtige blonde haar, dat knappe snuitje, die brede torso, die stevige billen. God, die knul en hij...
Hij schrok op uit zijn emotionele gedachten. Voor zijn voordeur stond een gestalte. Hij wreef zijn tranen uit zijn ogen om goed te kunnen zien. Hoe was dat mogelijk! Hij was het gewoon, hij stond daar gewoon. 
'Taco, ben jij het? Je bent terug, jongen toch.'


vrijdag 2 januari 2015

Sigaretten halen twee twee twee

Ik dacht het niet,' zei moeder Stutterheim, 'onze Taco heeft een vriendinnetje en daar is hij heel gelukkig mee. Dat Taco op u zou vallen is gewoon wishful thinking.' 
Waar zij opeens vandaan kwam, was vader Stutterheim een raadsel, maar ze verwoordde wel de gedachte die als eerste bij hem opkwam. Taco en de herenliefde? Hij kon zich er niets bij voorstellen. En dan zo'n oude vent in een leren broek? Tegelijkertijd vond hij zijn vrouw wel erg directief uit de hoek komen. Die Turlings diplomatiek benaderen had zo zijn voordelen. Taco moest nog wel zijn stage met een voldoende af kunnen ronden zonder trammelant, bijvoorbeeld.
'De commissaris hier heeft wel trek in een bakje koffie, vrouw, zou jij dat willen zetten? Dan praten de commissaris en ik nog even...'
Het leek of moeder Stutterheim de woorden van haar echtgenoot niet hoorde. Of misschien negeerde ze hem gewoon, hoewel dat niet haar gewoonte was. Ze liep hem voorbij en posteerde zich vlak voor Turlings die zijn hoofd in zijn nek moest gooien om haar nog aan te kunnen kijken.
'Ik heb u door!' Haar stem klonk ongewoon schel. 
'Liefste...' probeerde Stutterheim.
'U laat onze zoon dingen doen die hij niet wil doen. U moet u schamen.'
Even leek Turlings uit het veld geslagen. Hij probeerde tevergeefs zichtcontact met vader Stutterheim te maken. Die concentreerde zich op zijn vrouw, die zo anders deed als normaal. Zo ongegeneerd brutaal kende hij haar niet.
Turlings maakte een afwerend gebaar, alsof Taco's moeder hem niet met woorden, maar met klappen tegemoet trad. Alsof hij wist wat er zou gebeuren.
'Zeg, mevrouwtje,' sputterde hij lafjes tegen, 'ik zal niet in details treden, maar uw zoon lust er wel pap van. En ik overdrijf nie...'
De klap die moeder Stutterheim de commissaris gaf, echode door de woonkamer. De onverwacht felle actie deed de man in de kussens belanden. 
'Mijn huis uit en snel!' Moeder Stutterheim wees naar het gat van de deur. Maar het kon ook zijn dat haar gestrekte arm zich nogmaals opmaakte voor een mep.