maandag 30 maart 2015

SH 309

De villa was eenvoudig te vinden, de oprijlaan makkelijk op te rijden met het hek open. Even aarzelde Benny of hij dat zou doen, maar voor hij het wist was zijn BMW al halverwege de ingang en de villa. Het was hier prachtig. De tuin met de enorme cipressen en uitgestrekte gazons vertoonde een haast lentegroene kleur. Hoe was dat mogelijke met die verzengende zon die inmiddels aardig hoog aan de hemel stond? Hier moest een tuinman werkzaam zijn met ongekend groene vingers.
Hoewel hij langzaam reed, moest Benny flink op de rem gaan staan voor de man die opeens opdook vanachter een rododendron. Een man met een dubbelloops jachtgeweer in zijn handen. De tuinman? De jachtopziener? Of gewoon iemand van de bewaking? Ondanks het wapen was Benny niet bang. Hij kwam hier niet voor bewakers, hij was op zoek naar de vrouw in de fietsbroek, Anna Zeven. Hij stapte uit en schoof zijn zonnebril in zijn haar.
'Goedemorgen,' sprak hij vriendelijk, 'u komt als geroepen. Ik ben dringend op zoek naar mevrouw Zeven. Het gaat over de aankoop van dit landgoed. Is zij thuis?'
Benny zag dat hij goed had gegokt. De man maakte geen aanstalten het geweer in te zetten. Integendeel, hij keek Benny onzeker aan en opende zijn mond alsof hij iets wilde gaan zeggen. Maar meer dan een langgerekt 'eh' wist hij niet uit brengen.

zondag 29 maart 2015

Sigaretten halen 308

Via de eigenaar van het plaatselijke café had hij het adres van Anna Zeven achterhaald. Rue des Aires, bij de drie beeldjes van de uilen rechts. De kroegbaas kende de eigenaresse van de villa niet persoonlijk, maar hij had haar wel eens voorbij zien lopen. En fietsen. Ze fietste, dat viel op. Welke vrouw fietste er in Artignosc-sur-Verdon? Ze droeg fietsbroeken, daar spraken de mensen over in Artignosc. Monsieur moest weten dat in het dorp elke aanleiding werd aangegrepen om te roddelen. 'Madame Fietsbroek' werd ze genoemd.
'Maar monsieur,' zei de café-eigenaar met een knipoog, 'ze kan het hebben als u begrijpt wat ik bedoel. Want neem nu mijn vrouw.' Hij strekte beide armen naar links en rechts. 'Zijn er zulke fietsbroeken? En wat dacht u van het zadel, als...' 
Benny onderbrak de man met het opsteken van zijn hand. 'Merci monsieur, au revoir.'
Hij reed langs de petangebaan waar een viertal bejaarde mannen een balletje gooiden. De Rue des Aires dook al snel op. Artignosc was maar een gehucht. 

zaterdag 28 maart 2015

Sigaretten halen 307

Theo Dubbelburg kon de tering krijgen. Of een gat in zijn kop, whatever. Lekker wegkwijnen in een ziekenhuisbed in Digne-les-Bains. Geen bezoek, geen fruitmand, niets. Een verpleegster om te constateren dat hij de pijp aan maarten had gegeven en om hem vervolgens af te leggen. Klaar. Zo ging dat in een oorlog, er sneuvelden soldaten en Theo was niet meer dan voetvolk geweest., kanonnenvoer. Net als Richard the Knife. Goed genoeg om de kastanjes uit het vuur te halen. Je gaf ze een grijpstuiver en klaar was je. Kinderhanden waren snel gevuld. Oké, toegegeven, Theo Dubbelburg had meer in zijn mars dan Richard, Theo had veel zaakjes voor elkaar. Maar Theo was teveel gefocust op het korte termijnwerk. Een goedgevulde portefeuille, een strakke auto onder zijn kont, lekkere wijven. Daar ging het niet om, het was de lange termijn waar het allemaal om draaide. Structurele aanpak, het duurzame plan waarmee voor de duur van de rest van het leven gespreide bedden werden neergezet. Dat stond de generaal voor ogen. Benny was de generaal.

vrijdag 27 maart 2015

SH 306

Benny's telefoon ging op het moment dat hij het plaatsnaambordje van Artignosc-sur-Verdon passeerde. Theo Dubbelburg.
'Theo. Ik denk dat ik bij je in de buurt ben.'
Aan de andere kant van de lijn bleef het lange tijd stil. Toen werd er gekucht. Meteen daarna volgde de stem van Theo, de stem van een oude vermoeide man zo leek het wel. Zo had Benny Theo niet eerder gehoord.
'Benny, waar zit je, Digne-les-Bains?'
'Nee, ik ben al in Artignosc. Waar vind ik die verdomde villa? Heb je een straatnaam?' 
Theo rochelde en hijgde. 'Nee, niet Artignosc.'
Het klonk niet best. 'Wat heb je, Theo? Het gaat toch wel goed? En waarom niet Artignosc. Daar zit zij toch?'
'Ziekenhuis,' mompelde Theo, 'Digne...'
'Digne-les-Bains? Het ziekenhuis van Digne-les-Bains? Wat doe je daar?' Benny keek op zijn horloge. Digne-les-Bains, dat was een pokkeneind weg. En wat moest hij daar eigenlijk? Hij wilde juist van Theo af. Dan kwam het mooi uit dat hij in een ziekenhuis vertoefde. Zo te horen met iets ernstigs.
'Wat heb je dan, Theo, dat je in het ziekenhuis ligt?'
Dit keer kwam het antwoord meteen, kort en zelfs krachtig. 'Neergeslagen!'
'Wat?'
'Dat wijf is link, Benny, ze had me bijna voorgoed de das omgedaan.'
Ja, jammer, dacht Benny. Die lastposten kunnen beter elkaar uit de weg ruimen.

donderdag 26 maart 2015

Sigaretten halen 305

Na het ontbijt in hotel Le Patiô in Saint-Cyr-sur-Mer reed Benny zonder afscheid te nemen van Jeanne het heuvellandschap in. Hij wist ongeveer waar hij moest zijn. Artignosc-sur-Verdon in elk geval. Een gehucht. Als hij daar navraag zou doen naar een Nederlandse dame met een kapitale villa dan moest die snel gevonden zijn. En dan kon Theo Dubbelburg niet ver meer zijn.
Het was tijd voor de grote afrekening en het afschudden van lastige belanghebbers. Tijd ook voor het beginnen van een nieuw leven. Even had hij getwijfeld toen hij met Jeanne in gesprek was afgelopen nacht. Had het zo moeten zijn dat hij haar meenam in zijn nieuwe leven? Alleen was ook maar alleen. Maar met Jeanne waren er al meteen complicaties opgedoken die hij niet kon gebruiken. Een man die ze achter moest laten en een welgesteld bestaan dat was opgebouwd met eerlijk verdiend geld. Toen hij haar had willen aanraken en zij haar hand resoluut terugtrok, wist hij waar hij aan toe was. Dank Jeanne, voor zoveel duidelijkheid. Het was ook eigenlijk best een uitdaging er helemaal alleen voor te gaan. Geen gezeik, alleen afspraken met zichzelf en een leven in complete anonimiteit. Dankzij het geld had hij binnen de kortste keren een vrouw. Hij zou de tijd nemen er eentje te vinden die niet alleen prachtig was om te zien, maar ook zorgzaam was aangelegd en oprecht van hem hield. Geld kon wonderen doen, hij wist er alles van.
Richard had hij al afgeschud. Van die kerel was de houdbaarheid allang verstreken. Te dom om voor de duvel te dansen, die messentrekker. Theo Dubbelburg lag gecompliceerder. Die had zijn zaakjes op orde, die was slim, nee geslepen en sluw. Het was niet voor niks dat hij had aangepapt met Anna Zeven. Dichter bij het vuur kon hij niet komen. Anna Zeven, wat een naam, trouwens.

woensdag 25 maart 2015

SH 304 - intermezzo

Ik denk niet dat we op de voorkant literaire thriller moeten zetten.' Tanja Tangerine en ik waren neergestreken in een chique eettentje in het centrum. Zolang ze nog geen wijn had gedronken lukte het haar aardig het gesprek zakelijk houden. 'Het heeft meer weg van een liefdesverhaal.' Ze dronk haar eerste slokken rode wijn.
'Literair liefdesverhaal dan?' opperde ik, 'dat zie je zelden op covers prijken.'
'Ja, misschien, kweenie of dat literair erbij moet. Dat staat zo elitair, weet je, dat schrikt tegenwoordig alleen maar af. Liefdesverhaal zou al voldoende zijn. Zowel voor het highbrow- als het lowbrow-publiek.'
'Kunnen we het dan niet laten bij verhaal. Liefdesverhaal dekt de lading niet helemaal.'
'Verhaal? Dat is wel heel minimaal. Wat zegt dat nou, verhaal. In elk boek zit een verhaal. Dan kun je net zo goed boek op de voorkant zetten. Gezien de ontlezing misschien zo gek nog niet.' Ze leegde haar eerste glas. En vulde een tweede. We moesten straks met een taxi terug. Van wandelen zou niets meer komen.
'En roman? Of is dat te ouderwets? Sigaretten Halen. Roman.'
Ze schudde haar hoofd, haar blonde haar bewoog mee en de gouden oorringen van zigeunerachtige proporties ook. Ze was leuk, maar iedere keer dat ik naar haar keek, moest ik ook denken aan mijn vrouw die in haar eentje thuis zat en gekweld werd door de gedachte dat ik een ander had. Wat natuurlijk tot op zekere hoogte zo was. Want of ik Tanja had of dat ik haar slechts af en toe mocht lenen was me niet helemaal duidelijk. Ik nam direct de proef op de som en pakte haar hand. Ze trok hem niet terug. Sterker nog, ze greep gewoon terug, haar dunne vingers om mijn lompe pols.
'Roman. Wat zegt dat woord nou. Novelle, nog zo'n woord. Nee, weet je wat helpt? We moeten waargebeurd op de kaft zetten. Dat verkoopt als een tierelier.' Ze dronk van haar wijn alsof er aanmaaklimonade in zat.
'Rustig aan, Tan, het eten moet nog komen. Straks ben je al teut, voordat...'
Nu trok ze haar hand wel terug. Ik had haar waarschijnlijk te betuttelend aangesproken.
'Waargebeurd,' zei ze, 'dat loopt als een tiet.' Om haar woorden kracht bij te zetten liet ze haar handen ook haar welgevormde voorgevel glijden.


dinsdag 24 maart 2015

SH 303

Hoe gaat het met jullie?' Elly's openingsvraag verraste Zus en Fred. Zelfs Bijleveld keek een beetje verbaasd. Maar Elly, zijn Elly dacht hij stiekem, mocht hem verbazen. Daar stond hij helemaal voor open. Die verwondering maakte deel uit van zijn verliefdheid voor haar. Althans, dat kriebelige gevoel legde hij uit als verliefdheid, wat moest het anders zijn. Vlinders in de buik. Die cliché-uitdrukking voor zijn gemoedstoestand was toch raak getypeerd. Hij had er eigenlijk geen ervaring mee, hij had zich nooit de tijd gegund zich over te geven aan gevoelens voor een vrouw. Maar nu het zover was, wist hij exact wat er aan de hand was. Zoals een automobilist die nog nooit een lekke band had gehad direct snapte dat er sprake was van een lekke band als de auto niet meer reed zoals hij moest rijden. Nou ja, kromme vergelijking misschien, maar hij snapte zelf wat hij bedoelde. Behalve vlinders in de buik constateerde hij ook dat hij milder gestemd was dan normaal. Hij glimlachte naar Zus en stak zijn hand op naar Fred. Hij en Elly namen plaats in de krappe rotanstoeltjes onder het schuine dak. Ze stootten met hun knieën tegen elkaar. Hoe onbenullig ook, voor Bijleveld was het een heuse intieme aanraking die hem kippenvel bezorgde. Hij lachte naar Elly, maar ze keek hem niet aan. Ze keek geconcentreerd naar het stel op het doorgezakte bed. Ze zagen er een beetje verdrietig uit. Ze baalden ongetwijfeld van het feit dat ze betrapt waren. Of betrapt, dat impliceerde dat ze iets ernstigs op hun kerfstok hadden, en goed, Fred Janssen was natuurlijk verdacht bezig geweest, maar wat had Elly nu helemaal gedaan? Ze was een nacht dronken in een cel opgenomen geweest. Dat had niemand achter haar gezocht. Het was haar ook nog nooit overkomen. Dus waar ging het nu eigenlijk over?
Hoe het met ze ging, dat was de vraag die Elly gesteld had.
'Goed,' zei Zus, 'Fred en ik gaan trouwen. En ik ben trouwens zwanger. Het wordt een moetje.' Terwijl ze het zei pakte ze Freds hand vast. Zonder haar aan te kijken gaf hij Zus een kneepje.
'Echt waar?' vroeg Elly Sprenkelbach-Meijer. Dit keer was zij het die verrast werd. 


maandag 23 maart 2015

SH 302

Konden Fred en Zus anders dan openmaken? Fred dacht van wel. Hij legde zijn wijsvinger op zijn lippen, terwijl hij zijn oor tegen de deur legde. Zus keek toe, leunde achterover op de twijfelaar, en glimlachte ondanks de ernst van de zaak. 
'Fred, Zus? Ik hoef toch geen sleutel te halen om binnen te komen?' Elly's stem vol ongeduld. Ze moest noodgedwongen wachten, een rol die haar blijkbaar niet lag. Ze klopte alweer. Harder dit keer. 'Kom op, wees verstandig, we weten dat jullie hier zijn.' 
Fred schudde zijn hoofd naar Zus. Hij was vastbesloten niet te openen.
'Goed dan, jullie vragen er zelf om, ik ben zo terug.' Ze hoorden Elly's voetstappen verdwijnen. Ze hadden even respijt. Hoelang zou het duren eer zij de sleutel had gehaald helemaal beneden bij de receptie? En dan, als zij kwam en de deur opende?
'Je bagage,' zei Fred, 'kom snel.' Hij draaide de sleutel om en trok de deur open. Om tot de ontdekking te komen hoe onnozel hij was. Om te begrijpen dat geroutineerde politierechercheurs niet om de tuin te leiden zijn. Elly Sprenkelbach-Meijer stond pontificaal in de deuropening. Vlak achter haar stond Bijleveld. 
'Hallo Fred, hallo Zus.' Elly zei het niet eens sarcastisch. Hoewel dat haar goed recht was geweest. Ze klonk eigenlijk best wel vriendelijk en toen ze de hotelkamer binnenstapte met Bijleveld in haar kielzog voelde dat haast vertrouwd. Zus voelde in elk geval zelfs een soort opluchting en de teleurstelling van Fred vertaalde zich in gelatenheid. Hij was naast Zus op het bed gaan zitten en samen wachtten ze de preek van de politiefunctionarissen af. Als kinderen die iets stouts gedaan hadden.


zondag 22 maart 2015

SH 301

Het hotel in de Voerstreek was klein en dus bijna volgeboekt. Fred Janssen en Zus Bennekom konden nog net terecht in een bezemkast op de zolder met douche en toilet op de overloop. De kamer had een dakraam waaruit alleen iets te zien viel als het werd opengezet. Naast elkaar keken ze het donker in. Alleen de parkeerplaats van het hotel was helder verlicht. Het ontging Zus en Fred dan ook niet dat een grijze Peugeot het terrein op kwam rijden. 
'Geen plek meer in deze herberg,' riep Fred plagerig over de dakpannen.
'Maria en Jozef vonden nog net een kamertje,' deed Zus lachend mee.
Maar het lachten verging het stel al snel toen ze zagen wie er beneden uit de auto stapte.
'Verdorie,' zei Fred, 'is dat niet dat mens met die dubbele achternaam?'
'Wat doet die hier?' Van schrik was Zus gaan fluisteren. 'En kijk, dat is die Bijleveld. Hoe weten ze dat...?'
'Ze zijn ons simpelweg achternagereden. Sukkels die we zijn. Dit hadden we kunnen weten.'
'Wat nu?' Er klonk lichte paniek door in Zus' stem. Ze nam plaats op het bed. Fred ging naast haar zitten. Hij legde zijn arm om haar schouder. 
'O, laat ze maar komen. Wat hebben we gedaan wat niet mag?' Hij trok Zus tegen zich aan. 'Maak je niet ongerust.'
'Maar we hebben het land verlaten. Het lijkt alsof we op de vlucht zijn. Alsof we iets misdaan hebben. Hebben we dat?'
'Nee, natuurlijk niet. We zijn onschuldig als lammetjes.'
'Maar hoe zit het dan met Martha? Dat zullen ze willen weten. Jij bent verdacht, Fred. Je kunt niet zomaar wegrijden. Hier eindigt ons samenzijn. Ons geluk. Onze toekomst.' Zus barstte uit in gejammer. Fred sprak sussende woordjes. Tot er op de deur werd gebonsd. 
'Zus. Fred. Openmaken!' Het was de stem van Elly Sprenkelbach-Meijer.


zaterdag 21 maart 2015

Sigaretten halen driehonderd!

Nee, niet Annaaaaaaa!'
Wie er riep was Paul een raadsel, maar het klonk nogal hysterisch. Het was een vrouwenstem in elk geval, maar afgezien van de twee vrouwen bij het hek waren er geen vrouwen. Ook de man bij de Audi keek zoekend om zich heen. 
Er was meer vreemds gaande. Paul zag het vanuit zijn ooghoek. Er bewoog iets aan zijn kant van het hek. Iets? Iemand. Het was Anna, ze draaide zich liggend op haar rug. Ze knipperde tegen het zonlicht. Ze leek uit een diepe slaap te ontwaken. In twee sprongen was Paul bij haar.
'Anna! Anna Zeven!' Zijn stem sloeg over. 'Je leeft!' Hij trok Anna rechtop aan haar gestrekte armen. Vanuit zitstand krabbelde ze zelf verder overeind. Van vreugde sloeg Paul een kreten. Hij kon het niet nalaten Anna op har rug te bekijken. Zo bebloed als haar T-shirt net was, zo droog en ongeschonden was haar rug nu. Hij liet zijn hand over haar rug glijden alsof hij zijn ogen niet kon geloven.
'Je bent, je bent nog helemaal heel!' Hij sloeg zijn armen om haar heen en zoende haar uitbundig op beide wangen. Ze rook goed, ze rook naar buiten. Over Anna's schouder zag hij het verbijsterde gezicht van de kale man in de korte broek.
Claude wist niet wat hij zag. Niet alleen de vrouw achter het hek, die net voor dood op de grond had gelegen, maar ook An, de Vlaamse herrees voor zijn ogen uit de dood. Hij moest zich vastgrijpen aan het openstaande portier van de auto. Als arts had hij heel wat medische wonderen voorbij zien komen, maar dit sloeg alles.
'An?' Onvast liep hij naar de vrouw die haar jurk fatsoeneerde en hem aankeek met zulke prachtige blauwe ogen dat hij het gevoel kreeg erin te verdrinken.



vrijdag 20 maart 2015

Sigaretten halen 299

FDit kun je niet maken,' brulde Tanja vanuit de hotelkamer. Met een lang aangehouden a. 'Maaaaaaaken' dus. Daar had ze een beetje een handje van: overdreven spreken. Met veel nadruk, klemtoon, wisseling van zacht en vooral hard en lang aangehouden klinkers. Met name de a was favoriet. 'Jaaaaa, dat gaan we doen,' zei ze dan. Of: 'Daar heb ik helemaaaaaaal geen zin in.' En: 'Ik vind dat zo raaaaar, gewoon niet normaaaaal.'
Alles went uiteindelijk, iedereen heeft zijn merkwaardigheden, maar Tanja spande de kroon. Ik stond mij te scheren in de badkamer - Tanja hield van een gladde kin - en wist direct waarover ze zo'n heisa maakte. Sigaretten Halen 298 beviel haar niet. Ze deed dat de laatste tijd steeds vaker, commentaar leveren op wat ik net geschreven had. Zeker als ik een personage geëlimineerd had, kwam ze in opstand. Zo had ze niet kunnen verdragen dat commissaris Turlings door Taco Stutterheim om zeep werd geholpen. Hij belandde in het ziekenhuis. Evenals Theo Dubbelburg, ooit door Anna Zeven op zijn kop gerost met een Boeddhabeeld. Niemand zou dat overleven, maar om aan Tanja's nadrukkelijke wens tegemoet te komen had ik hem in het hospitaal van Digne-les-Bains laten opnemen. Met als gevolg dat hij geheel en al opkalefaterde na ingrijpen door Claude Samedi.
'Anna moet je laten leven, dit kan echt niet, Soleil!' Ze stond in de deuropening van de badkamer met de iPad in haar hand. 'En waarom moet ze zo gruwelijk aan haar einde komen, afgeschoten als een wild dier, dat is toch niet menselijk meer?' 
Ze trok een pruillip. De uitdrukking waarvan ze wist dat ik er gevoelig voor was. Ook haar volgende stap was voorspelbaar. Ze legde haar hand op mijn blote rug en streelde mijn ruggenwervel.
'Toe, Soleiltje, niet Anna. Dat wijf van een An kan me niet schelen, maar niet die aardige Anna Zeven.'

Sigaretten halen 298

Die moet wel beurs zijn. Dat was de eerste gedachte die Paul had na het schot. Uit zijn zak had de man met het kale hoofd een rood appeltje gepakt dat hij van schrik uit zijn hand liet vallen. Het rolde over de stenen tot het tot stilstand kwam tegen het voorwiel van de Audi. De kruitdamp trok snel op, maar de scherpe geur bleef langer hangen. Ze stonden nu tegenover elkaar de twee mannen, Paul Sachet, de slagerszoon, echtgenoot, vader van twee kleine kinderen en Claude Samedi, bekwaam chirurg uit het ziekenhuis van Digne-les-Bains, vrijgezel en populair bij de verpleegsters. De vrouwen die aan weerszijden van het hek hadden gestaan stonden er niet meer. Ze lagen. Spiegelbeeldig haast. Anna in haar witte T-shirt waarvan de kapotgeschoten achterkant steeds natter en roder werd, met haar bovenlichaam naar links. An, de Vlaamse, met haar bebloede borst naar rechts. Als de omstandigheden niet zo ernstig waren geweest had hier sprake kunnen zijn van een kunstzinnig tafereeltje van esthetisch neergelegde vrouwenlichamen aan weerszijden van een gietijzeren hek. Met op de achtergrond een glimmende luxewagen met een rode appel tegen het voorwiel. Het had een schilderij van Dali kunnen zijn. Levensecht, maar ook absurd.
Tussen de mannen werd geen woord gewisseld. Ook niet toen beiden neerknielden bij de vrouwen. Op de vogels na en het brommen van een landbouwvoertuig in de verte was het stil. De vrouwen kreunden niet, ze gaven geen enkel teken van leven. 
'Ze zijn dood,' stelde Claude uiteindelijk bijna zakelijk vast. Hij was wel wat gewend vanuit zijn professie en kon zijn emoties makkelijk uitschakelen. 'Wat heb je gedaan?'
'Dood?' Paul keek in het gebruinde gezicht van Anna. Ze kon elk ogenblik haar ogen opslaan, leek hem. Hij keek op. De man met het kale hoofd zat op zijn hurken naast de andere vrouw. Het lijk van de andere vrouw. Zoals hij zat naast het lijk van een vrouw die hij pas een paar uur kende. Die hij uit de handen van ontvoerders had gered. Die hij vervolgens had opgewacht om ze van het terrein te jagen met de dubbelloops. Met afschuw keek hij naar het wapen dat hij al die tijd in zijn handen had gehouden. Hij stond op en gooide het zover mogelijk weg. Alsof hij een gifslang van zich afwierp.

woensdag 18 maart 2015

Sigaretten halen 297

Anna dook op. Ze stoof Paul voorbij met een wenkend gebaar.
'Mee!'
Paul volgde. Als een hondje. Een hondje met een geladen dubbelloops jachtgeweer. In de aanslag. Het was serieus, zoveel werd hem wel duidelijk. Waren het toch de belagers die ze op het oog had?
Ze liep door tot op het hek. Aan de andere kant stond de vrouw uit de Belgische auto. Een eindje daarachter de man met het kale hoofd in de korte broek. De afstand tussen de man en de vrouw was bijna net zo groot als de afstand tussen Paul en Anna. Had die man iets in zijn broekzak dat door kon gaan voor een pistool? 
Paul zweette. Het wapen lag in zijn klamme handen. Hij keek van Anna naar de vrouw voor het hek naar de man achter haar. Wat was die bobbel in zijn broek? Er bestonden heel kleine pistooltjes had hij wel eens in films gezien, damespistooltjes, zo groot als een vuist, maar op korte afstand zeker zo doeltreffend als een jachtgeweer.
De man haalde zijn schouders op. Het gebaar verbaasde Paul. Was dit een moment voor onverschilligheid? Of onwetendheid? Hoewel, zelf wist hij ook niets. Nooit eerder had hij in vergelijkbare situatie verkeerd. Wat werd er eigenlijk van hem verwacht? Hij was ingehuurd om Anna te beschermen. Moest hij schieten? Kon hij schieten? Wanneer dan in godsnaam? Nu? Op wie? Moest het raak zijn? Wat waren de gevolgen? Was de eerstvolgende keer dat hij Claire en kinderen zou zien in de gevangenis van Marseille? Of werd dit gewoon zijn dood. Was dit gewoon zijn eindje? Zou hij worden omgelegd met een kogel zoals zijn vader altijd koeien omlegde. Een schot door de kop?
De vrouwen smoesden bij het hek. Geagiteerd, kwaaiig, met stemverheffing, maar dan op fluistertoon. En wat deed die vent? Verdomme, zijn hand ging in zijn broekzak. Hij tastte er rond alsof hij een koffer doorzocht. Hij vond wat hij zocht. Hij trok zijn hand tevoorschijn.
De knal echode tegen de berghelling. Een groep vogels vloog op.

Sigaretten halen 296

Paul Sachet was niet van plan om te gaan schieten. Zelfs dreigen viel hem al zwaar. Dit waren gewoon mensen van vlees en bloed, zoals hijzelf ook was. Een man en een vrouw die een beetje nerveus bij het hek stonden. Geen wonder als je tegenover een vent kwam te staan met een dubbelloops jachtgeweer in handen. Die bovendien op de uitkijk zat in een boom alsof de derde wereldoorlog elk moment kon uitbreken. Nee, hij zou niet schieten. Hij had een bloedhekel aan geweld. In feite was het hem altijd al teveel geweest als zijn vader, die slager was, koeien en varkens had geslacht. De weke bloedgeur van het abattoir had hem altijd misselijk gemaakt. Diep in zijn hart was hij misschien wel vegetarisch. Echt toegeven aan die gedachte viel hem moeilijk. Het voelde als verraad aan zijn vader die zijn werk als slachter beschouwde als het creëren van kunst. Zo had hij dat ooit zelfs letterlijk gezegd: 'Ik schep biefstuk, zoals Van Gogh schilderijen schiep'. Hij was gek op Van Gogh. In zijn imposante woonkamer van 10 bij 15, waarin twee bankstellen moesten staan om de ruimte te vullen, had hij de lange muur volgehangen met Van Gogh-reproducties. En zijn moeder had, om zijn vader te behagen, een exemplaar geborduurd van een bekend zelfportret. Uit de tijd dat Van Gogh nog beide oren had, maar wel al redelijk waanzinnig uit zijn ogen keek.
Bij wijze van groet knikte Paul naar de twee aan de andere kant van het hek. Ze zagen er uit als verdwaalde toeristen. Hij met een gebruinde kop en en korte broek, zij in een luchtig zomerjurkje. Zo verdwaald waren ze waarschijnlijk ook weer niet. De vrouw drukte namelijk doelbewust op de bel en prevelde iets in de intercom, nadat Anna's 'hallo' had geklonken. Waren het bekenden? Moest hij actie ondernemen? Hij hoorde de stem van zijn vrouw Claire in zijn hoofd: 'Wat ben je toch een onzeker en besluiteloos typje. Toon je ballen als het moet!' Ongemerkt nam hij het geweer steviger in handen, de twee lopen op het hek gericht.

dinsdag 17 maart 2015

Sigaretten halen 295

Zie ik het goed, heeft die vent een dubbelloops jachtgeweer in zijn handen?' Claude Samedi hield zijn ogen gericht op de man in de boom die terug zwaaide. Een man in een boom met een geweer. Waar was hij beland, waarin had An hem betrokken? Hij had gedacht met haar een leuke dag te beleven. Na de one-night-stand een one-day-stand. Waterfietsen op de Verdon of iets dergelijks, wijn drinken op een leuk terras, eten bij een lekker bistrootje. Ergens langs de rivier op een beschut weitje wellicht van bil. Maar dit, wat deed hij hier? An ging geld ophalen had ze gezegd. Hij dacht bij de bank, bij de flappentap, aan het loket desnoods. Hij snapte de link met de villa niet. Geld ophalen, een man in een boom, een man met een geweer en An die zich merkwaardig gedroeg. Ze wenkte hem.
Zullen we gewoon aanbellen?' siste ze.
Gewoon aanbellen. Hoezo? En de man met het geweer open laten doen? En dan? Had die man het geld. Wat was dit voor suf gedoe?
'Ik bel aan,' mompelde ze en voegde de daad bij het woord. Bijna meteen klonk een vrouwenstem uit de intercom naast het hek.
'Hallo?' De stem klonk afwachtend. Wantrouwend haast.
'Bonjour,' zei An, terwijl ze Claude vanuit haar ooghoeken aankeek. Ze ging verder in het Nederlands. 'Ik wil u spreken in verband met Theo Dubbelburg. U weet wel, Theo, die voor dood op een helling lag.'
De intercom bleef stil op een mechanisch krakend geluid na. 
Paul was ondertussen voor de tweede keer uit de boom gekomen. Besluiteloos keek hij de bezoekers achter het hek aan. Claude stak nogmaals zijn hand op. Hij hield de man met het geweer goed in de gaten. 

maandag 16 maart 2015

Sigaretten halen 294

Met ongekende lenigheid was Paul Sachet terug in de boom geklommen. Als een sniper, geweer in de aanslag, de loop rustend op een dwarse tak, wachtte hij op wat komen zou. Zijn hart bonkte in zijn keel, de snelheid van zijn ademhaling lag vele malen hoger dan normaal. Hij hoorde de naderende auto terugschakelen naar een lagere versnelling. Hij moest aan de steile helling begonnen zijn, het stuk van de weg dat uiteindelijk met een scherpe bocht tot bij de uitrit van het hek zou leiden. De banden knarsten op de weg die bezaaid lag met steenslag. Opeens was hij daar, dreigend zwart, het Audi-logo pontificaal boven de bumper. De voorruit schitterde in de zon. Paul kon onmogelijk zien wie er achter het stuur zat. Zelfs niet of de plek naast de bestuurder bezet was. Wat hij wel direct zag, was het kenteken. Dat was niet Frans. Waar had hij eerder zo'n wit bordje gezien met rode cijfers? Luxemburg? Nee, België. Daar kwam een Belg. Althans een Belgische wagen. Het was non-informatie waar hij op dat moment niets aan had. De grote vraag op dit moment was of hij moest gaan schieten. En zo ja, wanneer dan exact en waar moest hij op richten. Hij kon waarlijk op de voorruit mikken. Dan zouden er gewonden of misschien wel doden vallen en dat wilde hij niet op zijn geweten hebben. En buiten dat, hij zou er de gevangenis voor indraaien. En kon hij zijn bloedjes van kinderen niet meer zien. En zijn vrouw. En zijn ouders. Maar wat nu als er vanuit de auto op hem zou worden geschoten? Als hij zijn opdrachtgeefster moest geloven had hij hier te maken met criminelen van het zwaarste soort.
De auto stopte pal voor het hek. Aan de bestuurderskant stapte een dame uit in een zomerjurkje. Niet bepaald een crimineel. Hoewel uiterlijkheden niet alles zeiden. Meer op zijn hoede was Paul voor de kale lange man die uitstapte aan de andere kant. Hoewel ook hij weinig misdadigs uitstraalde. Hij droeg een zwarte polo en een korte witte broek. Hij keek direct omhoog en stak zijn hand op naar Paul en maakte de vrouw attent op Pauls aanwezigheid. Wat kon Paul anders dan ontspannen, zijn geweer laten zakken en terugzwaaien?

zondag 15 maart 2015

Sigaretten halen 293 - intermezzo

Goed, Tanja Tangerine en ik ontmoetten elkaar nog diverse keren in het NH-hotel in Spuistraat. Ik ontkwam er niet aan. Ik had mijzelf aardig in de nesten gewerkt en waar ik absoluut geen zin in had was bonje met mijn echtgenote. Dan maar noodgedwongen de koffer in met mijn uitgever. Want zo zat het dus: ik moest het met Tanja doen om bonje met mijn vrouw te voorkomen. Ik kan je vertellen dat ik me zelden schizofrener heb gevoeld. En ik kon mijn tijd wel beter besteden. Die blog schoot aardig op nu, over een maand of twee moest het gedaan zijn. Het werd tijd voor een legendarische plot. De groep volgers rees ondertussen de pan uit. Het aantal positieve reacties was duizelingwekkend en ook de grote kranten hadden er lucht van gekregen. Vorige week stond de Volkskrant mij in de lobby van het hotel op te wachten - de redactie was getipt door de receptionist - en een dag later iemand van het Parool. Het NRC belde mij voor een dagelijkse column op de voorpagina, maar dat heb ik wijselijk van de hand gewezen. Stel je voor dat ik gebonden zou zijn aan het leveren van twee stukken per dag. Ik zou helemaal krankjorum worden. Door mijn tijdrovende omgang met Tanja liep ik al een aflevering van mijn blog achter en dat betekende dus dat ik ergens de tijd en energie vandaan moest halen om twee blogs op één dag te produceren. En toen kwam ook nog het boekenbal waar ik te lang ben gebleven en te veel heb gedronken, zodat ik weer een hoop tijd verspilde met slaap inhalen en roes uitslapen. De telefoontjes met mijn vrouw werden ook steeds ingewikkelder. Ten eerste, omdat zij steeds belde als ook Tanja in de buurt was en ten tweede, omdat mijn vrouw precies wilde weten wat ik aan het uitvreten was in Amsterdam. En ze wilde maar niet geloven dat ik daar was om te schrijven. Dat had ik in haar plaats ook niet gedaan. Je praat met je partner en op de achtergrond hoor je steeds bedenkelijke kirrende geluiden. Want als er iets was wat mijn uitgever goed kon dan was dat het wel: kirren.

zaterdag 14 maart 2015

SH 292

In de auto van haar vriend Bart reed An van Antwerpen met hoge snelheid Artignosc-sur-Verdon binnen. Ziekenhuisarts Claude Samedi, die naast haar zat, kon haar pittigheid wel waarderen. Hij had die leren kennen tijdens de doorwaakte en heftige nacht die ze samen hadden doorgebracht in het krappe logeerkamerbed van het ziekenhuis van Digne-les-Bains. Het was lang geleden geweest dat een vrouw hem tot zulke topprestaties had kunnen brengen. En merkwaardig genoeg voelde hij zich ondanks die inspanningen uitermate fit. Het moest de aanstekelijke energie zijn die An uitstraalde. Hoewel ze hier in dat kleine dorpje natuurlijk op moest passen met de snelheid die ze uit de Audi peurde. De straatjes waren smal en bochtig. Gelukkig was het nog vroeg, het dorpje verkeerde nog in diepe rust.
'Koffie?' stelde An voor. Ze reed de auto zonder het antwoord af te wachten een parkeerplaats op van een cafeetje waarvan de deur hoopgevend openstond. De eigenaar, nog met slaperige dikke ogen, was bereid de vroege gasten van koffie te voorzien. Claude en An namen plaats aan een tafeltje bij het raam.
'En wat gaan we nu precies doen?' Claude pakte Ans handen vast. Ze had zelfs nog tijd gezien haar nagels te lakken. 
'We gaan naar een villa een eindje verderop in het dorp. De eigenaar is mij nog geld verschuldigd.'
Nog geen dag geleden was ze ook in dit dorp geweest, toen nog met Bart, die stuntel. Die had het bijna voor elkaar gekregen zijn mannelijkheid te verliezen op het hek van de villa. Met Claude zou dat anders gaan. Claude was van een ander kaliber, dat had ze afgelopen nacht wel gemerkt. Alleen al zijn armspieren. Hij zou zich niet gek laten maken door een gietijzeren toegangshek. Hij zou er helemaal niet overheen klimmen. Hij zou het gewoon uit de scharnieren lichten. Zodat ze daarna gewoon met de auto tot de voordeur konden rijden.

donderdag 12 maart 2015

Sigaretten 291 halen


De boom met Paul Sachet erin kwam steeds meer in het licht van de opkomende zon te staan. Het was aangenaam warm daarboven. De loomheid die in zijn ledematen kroop was niet ongevaarlijk. Af en toe keek hij in de diepte. Als hij zou vallen zou hij een doodsmak maken. In zijn gevecht tegen de opdringende slaap sperde hij om de zoveel tijd zijn ogen wijd open. Ook het geeuwen werd steeds erger. Als hij zijn voeten op de brede tak iets naar onderen zette, dan kon hij zijn rug precies tegen de stam nestelen. Zo kon hij het zeker een tijdje uithouden.
'Verdomme,' zijn stem schalde door de tuin. Het jachtgeweer sloeg met een klap in het grind en ging met een daverende knal af. De adrenaline die door zijn lijf schoot, maakte hem direct klaarwakker. Behendig als een aap slingerde hij langs de takken omlaag. Hij bereikte de grond net voor Anna arriveerde.
'Wat doe je?' Ze bleef op een paar meter afstand staan, argwanend rondkijkend alsof er elk moment belagers uit het struikgewas op konden duiken. Ze toonde zich kwetsbaar. Aan haar hele houding viel onzekerheid af te lezen. Het speet Paul dat hij de oorzaak was van haar toestand. Hij haalde zijn schouders op. Zoals sukkels doen.
'Sorry, ongelukje.' Hij raapte het geweer op en laadde het met nieuwe patronen.
'Hou die loop alsjeblieft de ander kant op, voordat er nog meer ongelukken gebeuren.' Haar onzekerheid leek omgeslagen in irritatie. Terecht, dacht Paul. Hij durfde haar niet aan te kijken. 
'Hoor jij wat ik hoor.' Ze stak haar vinger in de lucht. 'Een auto! Je boom in, snel.' Ze draaide zich om en sprintte richting de villa. Ze droeg witte gymschoenen onder een strakke spijkerbroek. Paul klom omhoog. Hij hoorde het nu ook. De motor van een auto.

woensdag 11 maart 2015

SH 290

Ver na middernacht nam Jeanne nog even plaats aan Benny's tafeltje. Ze dronk water en rookte een sigaret. Ze sprak zacht, haar stem was nog altijd licht hees.
'Ik vind het leuk je weer te zien, Benny, maar het leven heeft niet stilgestaan in de tussentijd. Wist je dat ik ben getrouwd met Jacques?' Ze knikte, meer voor zichzelf dan dat het voor Benny bedoeld scheen. 'Ik ben mede-eigenaar van het hotel. We hebben het rijk, maar we werken ons een slag in de rondte. We hebben een naam hoog te houden. We hebben gasten van over heel de wereld. Die vijf sterren krijg je niet cadeau.' Ze nam een paar slokken water en stak een nieuwe sigaret op.
'Klopt het dat Theo hier pas nog was?' Benny leegde z'n zoveelste glas cognac. Het kostte hem moeite duidelijk te articuleren. Maar ze had hem verstaan. Ze blies rook in zijn richting.
'Theo, ja, die was hier. Met een Nederlandse vrouw. Ze hebben de nacht doorgebracht in de kamer die wij...' Ze maakte haar zin niet af. Ze keek droefgeestig voor zich uit.
'Tja,' lispelde Benny, 'onze kamer. Ze lagen dus in onze kamer.' Vanuit een vergeten hoekje van zijn geheugen doken taferelen op die lang niet meer door zijn gedachten waren gegaan. Hij strekte zijn arm om Jeannes hand aan te raken. Zij trok haar hand terug.
'Ik heb ze eigenlijk niet meer zien vertrekken. Ze waren in een rode mini die zij bestuurde. Ik weet niet waar ze heen gingen. Het is niets voor Theo om titjes te gaan maken met vreemde vrouwen.'
'Wie zegt dat ze een vreemde voor hem was.' Benny keek Jeanne lodderig aan. 
'Hoezo?' In haar blik was nieuwsgierigheid. 'Weet jij meer dan ik, Benny?'
Benny legde zijn wijsvinger tegen zijn lippen en glimlachte.

289 sigaretten halen

De ondergaande zon hadden Benny en Jeanne gemist. Zij had tot laat achter de bar gestaan en Benny had geduldig op haar gewacht op het hotelterras. Ze had beloofd na haar werk nog even een glaasje met hem te drinken. Dat klonk hoopvol, maar Benny wist dat hij zich niets in zijn hoofd moest halen. Hij wachtte dan wel de hele avond op haar, maar dat zij al die jaren op hem had gewacht leek onwaarschijnlijk. Bovendien, waren ze indertijd niet boos uit elkaar gegaan? Of op zijn minst teleurgesteld?
Af en toe probeerde hij een glimp op te vangen van haar kostelijke verschijning achter de bar. Geen moment had ze in zijn richting gekeken. Alsof ze hem alweer vergeten was. Ach, ze moest zich natuurlijk concentreren op het werk, het was razend druk en waar veel gedronken werd, had de barvrouw het druk. Hijzelf bestelde ook af en toe een drankje. Tegen middernacht, toen hij toch al een cognacje of zes achter de kiezen had en hij zich realiseerde dat hij nu moest stoppen met drinken om te voorkomen dat hij Jeanne straks aangeschoten onder ogen zou komen, bracht de ober hem een cocktail. Een stroperige paarse vloeistof in een trechtervormig glas met groene voet, opgetuigd met een parasolletje, vruchtjes op een prikkertje en een schijfje limoen. Toen hij de ober vragend aankeek, knikte de man naar de bar. 'Jeanne,' zei hij kortweg.
Benny hief het glas in de richting van de bar waar Jeanne met de rug naar hem toe stond. Het belette hem niet 'proost' te roepen. Hij sloeg het drankje in één teug naar binnen en verslikte zich in de vruchtjes.

maandag 9 maart 2015

Sigaretten halen 288

Is er tijd voor een sanitaire stop?' wilde Elly Sprenkelbach Meijer weten. 'Wie weet hoelang we straks weer achter elkaar doorrijden.'
'Geen idee, El, misschien rijden ze gelijk weer verder.'
Elly maakte haar gordel los en stapte uit. 'Ik ren naar de wc, rij jij alvast door tot op de parkeerplaats. Laat de motor draaien.' Ze gooide het portier met een klap dicht.
Dagobert Bijleveld zag haar naar de winkel rennen. 'Pas op dat je niet gezien wordt,' wilde hij haar nog naroepen, maar ze kon het toch niet meer horen. Trouwens, waar maakte hij zich zorgen over. Als er iemand alert te werk ging, dan was het Elly wel. Bijleveld keek achterom naar de achterbank. Taco was in slaap gevallen, zijn hoofdtegen het raampje. Hij zat er vredig bij, alsof zich de laatste 24 uur geen dramatische ontwikkelingen hadden voorgedaan.
De auto van Fred Janssen stond nog steeds bij de pomp, maar hij was klaar met tanken. Hij liep ook naar de winkel. Als Elly hem nu maar zag komen. Gelukkig was het aardig druk daarbinnen, ze zou niet meteen opvallen. 
Bijleveld stuurde de Peugeot langs het tankstation en wachtte, zoals Elly had geïnstrueerd, met draaiende motor op de parkeerplaats. Ondertussen hield hij de oprit van de snelweg en zijn spiegels nauwkeurig in de gaten.
Veel eerder dan verwacht dook de Opel Astra op. Hij reed in hoge snelheid langs Bijleveld. In zijn spiegel zag hij Elly op een holletje naderen. Ze had dat kekke leren jackje aan dat haar zo goed stond. 
'Karren,' riep ze opgewonden toen ze instapte.
'Hebben ze je gezien?' 
'Nee, maar het scheelde niet veel.'
Bijleveld gaf gas en niet veel later reden ze met ruim 130 over de A2. De Opel Astra was in geen velden of wegen te zien.

zondag 8 maart 2015

Sigaretten halen 287

Fred Janssen stuurde zijn Opel Astra over de A2 naar het zuiden. Naast hem zat Zus Bennekom die sinds kort haar eigen sterrenbeeld niet meer was. Er stond muziek op van Elbow uit het cd-rek van Zus waarnaar beiden met plezier luisterden. Het was als filmmuziek bij de film van hun nieuwe leven dat net had ingezet. Zus had kunnen zingen als ze de tekst had gekend. Nu kon ze niet meer dan zachtjes mee neuriën. Freds rechterhand lag al sinds Nieuwegein op haar bovenbeen. Het voelde zo vertrouwd, ze voelde zich zo, ja, hoe eigenlijk? Blij, vrolijk, vreugdevol. Het klonk zo plat  zodra je het in een woord probeerde te vatten. Misschien moest ze het fijne gevoel onbenoemd laten en hopen dat het nooit meer voorbij zou gaan. Ze streelde Freds hand. Er groeide haartjes op zijn vingers en de rug van zijn hand, kleine stugge haartjes.
Voorbij Eindhoven zette de schemering goed in. Het was niet druk op de weg, ze schoten lekker op.
'In België gaan we op zoek naar een romantisch hotelletje,' zei Fred. Hij keek even opzij en kneep speels in haar dij. 'Ik weet wel iets in de Voerstreek.' Die streek zei Zus niets, het maakte ook niet uit. Ze had zich volkomen in Freds handen gelegd en het was goed. Er was een ongekende kalmte in haar gegleden die ze graag zo lang mogelijk wilde vasthouden.
'Daar kun je vast wel lekker eten, in de Voerstreek,' grapte ze. 
Voorbij Weert moest er getankt worden. Terwijl Fred buiten doende was, bekeek Zus zichzelf in het spiegeltje. Ze zag bleek, maar haar ogen lachten. 
Als ze in de spiegel wat verder had gekeken en als Fred niet alleen de teller op de pomp had bestudeerd, maar ook zijn blik naar links had laten gaan, dan hadden ze een auto kunnen zien, een grijze Peugeot, die al langere tijd achter ze gereden had. En nu met gedoofde lichten een eindje terug stond geparkeerd. In die wagen zaten drie mensen.


zaterdag 7 maart 2015

Sigaretten halen 286

Ze waren eerst langs Freds huis gereden waar hij zijn koffer had gevuld en zijn paspoort had gepakt. Daarna gingen ze naar haar huis. Misschien kwam het door het spannende nieuwe leven dat haar te wachten stond met Fred dat haar flatje, dat toch jarenlang  dienst had gedaan als veilig onderkomen en waar ze vele eenzame uren had doorgebracht met televisiekijken en boeken lezen, opeens zo saai voorkwam. Een tuttige vrijgezellencocon, met schilderijtjes van Ikea en prulletjes van de Blokker. Ze schaamde zich voor de doorsnee inrichting, maar Fred scheen er geen oog voor te hebben. Hij plofte neer op haar roze tweezittertje alsof hij al jaren kind aan huis was. In de slaapkamer vulde Zus haar koffer op wieltjes. Er hing nog een etiket aan van twee jaar geleden toen ze een weekje Vlaanderen had gedaan met een georganiseerde vrijgezellenreis. Helaas bleek het gezelschap voor driekwart uit vrouwen te bestaan en werd de groep mannen voornamelijk bevolkt door sullige watjes met een onverzorgd uiterlijk.
Maar nu had ze Fred, die misschien al wat ouder was, maar met wie ze de toekomst rooskleurig tegemoet zag. Ze ging naar Zuid-Frankrijk, wat een avontuur. Zo ver was ze nog nooit geweest, zo ver had ze nooit gedurfd. Ze sprak nauwelijks Frans en ze had altijd opgezien tegen de lange treinreis via Parijs, waar je dan moest overstappen en van de metro gebruik moest maken. Nu zou het goedkomen met Fred aan haar zijde.
Terwijl ze dat dacht voelde ze hoe Fred zijn armen om haar lichaam sloeg. Ze huiverde van genot en sloot haar ogen. Grepen zijn handen nu echt haar borsten? Zijn handen grepen nu echt haar borsten! 

Sigaretten halen 285

Pas achter in de middag liet het ziekenhuis Zus Bennekom gaan. Ze had weer kleur op haar wangen en trek en praatjes voor tien. De hele dag, ook buiten de bezoekuren, bleef Fred bij haar. Het ziekenhuispersoneel kneep een oogje toe om geen stoorzender te zijn in het liefdesgeluk van patiënt en bezoeker. Het bericht over Freds huwelijkaanzoek ging als een lopend vuurtje over de afdeling en bracht verpleegsters en doktoren in een uitgelaten stemming. De nieuwe coassistent vroeg zonder schroom een van de zusters mee uit eten en het afdelingshoofd liet bloemen aanrukken voor de zusterspost. De enige kink in de kabel in die verder euforische dag kon de politie zijn. Zus was immers in het ziekenhuis gestationeerd vanuit een politiecel. Ze had iets op haar kerfstok. Haar delirium en bijna stikken in braaksel lieten weinig te raden over, zulke patiënten kwamen regelmatig binnen, maar wat de patiënt verder had uitgevreten, daar ging het ziekenhuis natuurlijk niet over. Maar wat de hoofdverpleegkundige ook probeerde, ze kreeg geen contact met het politiebureau. Uiteindelijk was ze het mislukte telefoneren zo beu – ze had wel wat beters te doen dan bellen – dat ze eigenhandig besloot Zus te ontslaan uit het ziekenhuis.
Op het parkeerterrein van het Prinses Irene Hospitaal stelde Fred zijn spontane plan aan Zus voor. ‘Wat dacht je ervan, Zus, als we nu de auto pakken, bij jou en mij het hoogstnoodzakelijke ophalen en vertrekken naar Zuid-Frankrijk? Een huwelijksreis, maar dan voorafgaand aan.’
Zus hoefde niet na te denken over dat voorstel. Haar leven was er sinds ze Fred had ontmoet niet simpeler op geworden, maar het was wel begonnen met bruisen.

donderdag 5 maart 2015

Sigaretten halen 284

De hereniging van Fred Janssen en Zus Bennekom in het Prinses Irene Hospitaal was van een aandoenlijke schoonheid. Het was jammer dat er geen fotograaf bij aanwezig was die het voor de eeuwigheid vastleggen kon. Voor de betrokkenen zelf en eventueel nageslacht zou het een hoogtepunt in het familiealbum zijn geweest. Feit was dat zowel Fred als Zus al tijdens de innige omhelzing gedachten hadden die in die richting gingen. Een kind, ze wilden een kind, Zus een meisje, Fred een jongen. Deze wederzijdse kinderwens bleef weliswaar op dat moment onuitgesproken, maar de uitdrukking 'wat in het vat zit verzuurt niet' was zonder dat Fred en Zus het wisten van toepassing.
Er vloeiden ook tranen. Tranen van geluk en tranen van spijt. Hoe ze onlangs uit elkaar waren gegaan verdiende in tegenstelling tot de ongemaakte foto geen schoonheidsprijs. Als het aan Zus had gelegen had ze met een kussen Freds leven gesmoord. Gelukkig was Fred een taaie gebleken die niet alleen deze aanslag op zijn leven had overleefd, maar ook nog eens een ongekende vergevingsgezindheid tentoonspreidde.
'Luister, Zus, we moeten trouwen.'
Nu begonnen Zus' tranen te lopen alsof er een kraantje was opengezet. Ze was nog nooit zo gelukkig geweest als op dit moment. Er was ook nog nooit iemand geweest die haar ten huwelijk had gevraagd. Dit moment, dat zich zo plotsklaps aandiende, was het moment waar ze haar leven lang naartoe had geleefd. Maar wacht even, wat had Fred gezegd? We moeten trouwen. Dat was helemaal geen vraag, dat was een mededeling. Ze moest helemaal niks. Ze duwde Fred van zich af en keek hem in zijn onrustige ogen.
'Vraag het, Fred, je moet het vragen. Als je het vraagt, kan ik ja zeggen. Of nee.' Ze lachte ondeugend. Een onbeheerste giechel.
Toen gleed Fred van het bed en viel op de grond op zijn knieën. Zus keek op hem neer, terwijl hij naar haar opkeek.
'Lieve Zus,' zei hij schor, 'zou je mijn vrouw willen worden?'
Zus sloeg haar hand voor haar mond, knikte en huilde. 'Ja, Fred, en of ik dat wil,' bracht ze met moeite uit.' Met haar ziekenhuispyjama droogde ze haar gezicht. 'Maar hoe moet het dan met Martha?'

woensdag 4 maart 2015

283

Zus Bennekom kwam bij in een ziekenhuisbed in een ziekenhuispyjama. In haar arm was een infuus aangebracht waardoor een doorzichtige vloeistof stroomde. Ze kon zich niet herinneren hoe ze daar was beland. Ze voelde zich beroerd, ze was misselijk en had hoofdpijn. De smaak in haar mond leek die van vuil afwaswater, hoewel ze dat nooit in haar mond had gehad. Wat haar toestand betrof, was ze dus op haar plaats, maar het gevoel dat overheerste was er een van ontheemding. Ze miste haar flatje, ze miste haar werk in de bibliotheek, ze miste zelfs haar vader. Maar bovenal miste ze Fred Janssen. Ze keek om zich heen en vond wat ze zocht op de grond: haar tas waarin haar telefoon moest zitten. Waarin Freds telefoonnummer moest staan. Ze liet zich half uit het bed vallen om de tas naar zich toe te harken. Viel natuurlijk helemaal uit bed. Trok de infuuspaal omver. Raakte buiten westen. Was zich daarom niet bewust van hoe gênant ze er bij lag, omdat ziekenhuispyjama's slechts het hoogstnoodzakelijke bedekken. Patiënten met ziekenhuispyjama's liggen normaal gesproken onder lakens en dekens. En blijven daar.
Na een minuut of vijf kwam ze bij, koud en met pijnlijke botten. Maar ze had de telefoon en ze vond Freds nummer.
'Met Fred.' Hij klonk zakelijk.
'Met Zus.' Haar stem was onvast.