donderdag 30 april 2015

Drie negenendertig


Paul herkende de man op het brommertje meteen: Alain. Wat deed die hier? Was hij het hele eind achter hem aangereden? Had hij soms gezien hoe hij de ronselaar in de kofferbak had gekieperd? Het was geen toeval dat die man hier was. Toeval bestond niet, zeker niet in het geval van die gluiperige Alain. Die was zo uitgekookt en berekenend. Om gek van te worden. En wat wilde hij nou? Stel hij had gezien wat Paul had gedaan, waarom kwam hij dan het hele eind achter hem aan rijden. Stel Paul ging zijn kleed dat als opgerold cakegebak met vulling achter in de auto lag dumpen in het oude havendepôt, kwam die ouwe dan een handje helpen of wat? Kijk hem rijden, dacht Paul kijkend in zijn achteruitkijkspiegel, als een hongerig hondje achter een wandelende worst aan. Ineens trapte hij zo hard op de rem dat de wagen abrupt stil kwam te staan. Achter zich zag hij Alainaarzelen. Hij opende het portier en sprong uit de auto.
'Wat doe jij hier?' schreeuwde hij. Hij besefte dat hij meteen al nijdig was. Hij moest zich beheersen.
'Hé, Paul, jij ook hier?' probeerde Alain ongeloofwaardig de vermoorde onschuld te spelen. 
In de korte stilte die vervolgens viel klonk een onheilspellend gekreun. Het leek uit de koffebak te komen.

woensdag 29 april 2015

Drie achtendertig


Als door een onzichtbare hand geleid reed Paul met het lijk van de ronselaar in de achterbak naar de havens. Alsof de omgekomen man thuishoorde tussen de kades en de kranen. Paul reed de route die hij diezelfde nacht ook al had afgelegd in het busje met de ronselaar, toen nog blakend van gezondheid en druk doende met het uitdelen van de lakens. Paul had toen niet kunnen bevroeden hoe de dag wending na wending zou krijgen. Ze zouden sigaretten gaan rondrijden. Ze hadden wel op chauffeurs van een legitieme pakketdienst geleken. Ze waren blij en ongerust tegelijk geweest. Blij vanwege het geld, ongerust, omdat ze niet hadden geweten wat ze te wachten stond. Als Paul gewoon overal zijn sigaretten had bezorgd was er niets aan de hand geweest. Nu, twee doden verder, reed hij verdoofd door het vervallen gedeelte van de haven van Marseille, het stuk waar de clandestiene handelingen werden gedaan, waar de zaken niet pluis waren. Waar niet werd opgekeken van een lijk meer of minder. Althans, dat veronderstelde Paul alleen maar, want het fijne wist hij er ook niet van. Hij was tot dan toe een keurige burgervader geweest, vader van kleine kinderen, trouwe echtgenoot. Helaas was hij buiten zijn schuld werkloos geraakt. Dat kon niet gezegd worden over zijn betrokkenheid bij de twee dode mannen van die dag. Hij had dat op zijn geweten en dat wist hij donders goed.

dinsdag 28 april 2015

Drie zevenendertig


Wat doe je met een lijk in je woonkamer? Een lijk dat bovendien een smerige bloedvlek veroorzaakt op een wit vloerkleed. Met als geluk bij een ongeluk dat het een los kleed betreft. 
Terwijl Claire, normaal gesproken de echte aanpakker van het stel, niet meer deed, dan in shock gadeslaan wat haar echtgenoot in hun woonkamer had aangericht, kwam Paul onverwacht pragmatisch uit de hoek door het lichaam van de ronselaar in het kleed te rollen. Met de opgerolde vloerbedekking leek een deel van probleem meteen verdwenen.  Uit het oog, uit het hart, zo scheen het wel, hoewel de impact van de steekpartij natuurlijk immens was. Toch leek zelfs Claire tot bedaren te komen. Een blik op de pendule op de schoorsteen maakte dat ze zich moest beheersen. Binnen het half uur zouden de kinderen binnenstormen. Voor die tijd moest er iets geregeld zijn in de woonkamer. Ze kon zich er nog niet over uiten in woorden. Haar tong lag als verlamd in haar mond en haar stembanden weigerden dienst. Het geluid dat ze uitbracht, klonk als zacht gegrom.
Paul vertoonde nog steeds onverwacht veel daadkracht. Hij pakte het mes weer op dat hij beheerst op de salontafel had gelegd en schoof het aan de kant waar de ronselaars kruin boven het vloerkleed uitstak naar binnen. Vervolgens schatte hij in waartoe Claire in staat was. Kon zij hem helpen het pakket naar beneden te zeulen? Hij bedacht zich. Hij herinnerde zich de zwarte BWW die hij nog geen twintig minuten geleden achter had gelaten.
'Ik ben zo terug,' zei hij stellig en verliet ijlings het pand. De auto stond nog op de plek waar hij hem had achtergelaten. De sleutel zat nog in het contact. Hij startte en reed achteruit zover hij kon de steeg in. Hij stopte waar hij niet verder kon, een meter of drie van zijn voordeur vandaan. Hij opende de achterbak en sprintte de trap op. Daar sleepte hij het lijk in het vloerkleed achter zich aan. Het hoofd van de ronselaar bonkte  op iedere traptrede. De achterbak van de BMW was flink groot. Dat was het dode lichaam van de ronselaar ingepakt in het kleed ook. Het kostte Paul flink wat moeite de boel zo te plooien dat de klep zonder moeite gesloten kon worden. Toen reed hij weg. Beheerst. Zoals hij eigenlijk altijd auto reed. 

maandag 27 april 2015

Drie zesendertig

Paul Sachet kon niet ontkennen dat hij in eerste instantie schrok van de woorden van de ronselaar. Dat was uiteraard exact wat de man beoogde: schrik aanjagen. In tweede instantie, nader beschouwd, kwam Paul razendsnel tot de conclusie dat die hele ronselaar niet meer voostelde dan een en al bluf. De manier waarop hij daar rokend in Pauls huis zat, wijdbeens op de bank met zo'n blik van arrogantie en ingebakken overmoed. Met zo'n uitstraling van de ronselaar regelt het allemaal wel eventjes. Grof in de mond, intimiderend tot en met. Kijk dan hoe hij zijn peuk gewoon uitdrukte op het de antieke salontafel van Claires overleden oma. Wat dacht die vent wel, hij kon de klere krijgen en wel meteen. Paul draaide zich om, verliet de kamer en vond in het krappe keukentje meteen wat hij zocht: het messenblok. Hij trok er het grootste mes uit en keerde terug.
De ronselaar was ondertussen gaan staan. Claire stond teruggetrokken in de hoek naast de tv met een van paniek doorgroefd gelaat.
'Wat is bedoeling, Sachet.' De ronselaar lachte schamper. 'Voor slachten moet je bij je vader zijn, die heeft tenminste iets van zijn leven gem...' Het was een zin die nooit afgemaakt zou worden. Reutelend sloeg de man achterover, met zijn handen naar het mes grijpend dat tot het heft in zijn borstkas was verdwenen. De kleine woonkamer vulde zich met de krijs van Claire.

zondag 26 april 2015

Drie vijfendertig

Toen Paul Sachet de voordeur van zijn woning opende, trof hij zijn vrouw in de gang.
'Paul, waar bleef je zo lang? We werden al ongerust.'
'We?' Paul keek Claire argwanend aan. Het was duidelijk dat ze niet zichzelf en de kinderen bedoelde. Ze had de koffiekan in haar handen die ze alleen gebrukte als er visite was.
'Ja, monsieur Rapalie is hier. We zitten al zeker twee uur te wachten.'
Vanuit de huiskamer klonk een zware rokershoest. Het moest de ronselaar zijn. Heette hij Rapalie? Paul kon zich die naam niet herinneren. Hij liep achter Claire de woonkamer binnen waar inderdaad de ronselaar breeduit op de bank zat. Hij rookte een sigaret, terwijl Claire altijd zo strikt tegen roken was in huis. Zeker sinds de kinderen er waren. De man kneep zijn ogen tot spleetjes toen hij Paul aankeek.
'Je hebt met laten wachten, Sachet, zo maak je geen goede beurt. Waar zat je verdomme, iedereen was al voor achten terug behalve jij. En bij het laatste adres ben je nooit aanbeland. Daar zijn geen sigaretten afgeleverd. Waar ben je mee bezig?'
Paul dacht terug aan wat Anna had gezegd: 'Werk je voor de ronselaar, dan werk je voor mij.' Hij wist hoe hij het in het vat moest gieten dus stak hij op goed geluk van wal. 'Ik heb de hoogste baas ontmoet in de buurt van Digne. Ze vroeg me voor haar een klus te klaren, dat heb ik gedaan.'
Zo klein als de ogen van de ronselaar waren geweest, zo wijd sperde hij ze nu open.
'Wou je zeggen dat je Anna Zeven tegen het lijf bent gelopen?'
Paul knikte. Hij wist niet wat er komen zou, maar het moest iets waarderends zijn. De ronselaar kwam overeind uit de bank.
'Dan zit je tot over je oren in de stront, makker, tot over je kruin.'



zaterdag 25 april 2015

Drie vierendertig


'Pssst, Paul!' Het klonk vanuit een donker steegje dat naar een portiekwoning leidde. Het kostte Paul enige moeite om te ontdekken wie hem aansprak. Het was die ouwe Alain.
'Ga je naar huis?' Hij keek schichtig om zich heen.
'Hoezo?' Paul had hier geen zin in. Alain wilde hem natuurlijk uithoren over zijn bezorging van de sigaretten. Wilde hem waarschijnlijk triomfantelijk laten weten dat hij al uten thuis was. Dat hij blij was dat hij de route van Paul niet had gekregen.
'Hij zit bij jou thuis.' Hij knikte in de richting van Pauls huis.
'Wie bedoel je?' Dit vage gedoe irriteerde Paul. Alain riep sowieso ergernis op. Was het niet met onduidelijke gewauwel, dan was het wel door zijn negativiteit.
'De ronselaar, natuurlijk. Wie anders? Je bent uren te laat. Ze denken zeker dat je ervandoor bent met de smokkelwaar.'
'Wat een onzin, Alain, ik ben gewoon een beetje laat misschien, maar ik zat ook helemaal in Digne-les-Bains en Artignosc-sur-Verdon. Zit die vent bij mij binnen?'
Alain knikte driftig en toverde een grijns op zijn gezicht. 'Claire houdt 'm al uren bezig. De tijd van koffiedrinken zal toch wel voorbij zijn?'
Paul had hem het liefst op zijn smoel willen slaan. Hij hield zich in en versnelde zijn pas huiswaarts.

vrijdag 24 april 2015

Drie drie drie

De eerste kilometers legde Paul Sachet in een roes af. Gaandeweg leek het alsof er een mist optrok, zodat werd blootgelegd wat hij net achter zich had gelaten. Hij kon nauwelijks geloven wat er gebeurd was, het leek alsof hij uit een nachtmerrie ontwaakte en meteen in een nieuwe belandde. Ineens was daar het glasheldere beeld van die man in het grind, het bloed dat uit zijn borst stroomde, zijn witte overhemd rood kleurde en de laagste plekken zocht. De kuiltjes vulden zich, minimeertjes met bloed dat in de hete zon direct lobbig werd.
De onrust die bezit nam van zijn lichaam vertaalde zich in het steeds dieper indrukken van het gaspedaal. De weg was smal en bochtig en er naderden telkens onverwachte tegenliggers die van schrik claxonneerden als de zwarte BMW voorbijscheurde.
Toch wist Paul zonder ongelukken de hoofdweg naar Marseille te bereiken.. In de stad moest hij vanwege de verkeersdrukte en de vele verkeerslichten zijn snelheid noodgedwongen terugbrengen. Toen hij zijn woonwijk inreed, voelde hij zich opgelucht, met name omdat hij de auto in een klein steegje achter kon laten. Hij liet de sleutel in het contact en de raampjes open. Hij rende zo snel hij kon naar zijn huis. Hij wilde Claire zien en haar in zijn armen sluiten.

donderdag 23 april 2015

Sigaretten halen 332

Behoedzaam kwam Anna naar buiten. De auto was weg, de oprijlaan was leeg. Of nee, bij het hek lag iemand op de grond. Op afstand kon ze niet zien wie het was, ze moest naar de plek des onheils toe lopen. Kon ze dat doen zonder gevaar te lopen? Of was er een beter plan? Achter de villa stond de rode mini. Ze keek in zuidelijke richting met een hand boven haar ogen tegen de felle zon. Ze kon natuurlijk het achterhek nemen. Het was daar misschien dichtgegroeid, maar met wat kunst en vliegwerk kon ze die hindernis nemen. Of ze wilde of niet, ze moest nu weg. De gevaren stapelden zich op. Als ze nu niet handelde, was het einde verhaal. Ze rende weer naar binnen om het meest noodzakelijke te halen. Haar paspoort, haar telefoon, een flesje water voor onderweg. Een tas met etenswaren, vooral fruit, ze was dol op fruit. Ze draaide rond in de woonkamer, de enorme balzaal waar zich ze zich nooit echt had thuisgevoeld. Ze was hier altijd alleen geweest. De tol die ze had moeten betalen voor de rijkdom. Francois was er geweest, vaak zelfs, en zijn vrouw, die nu ziek bleek. Ze nam nog even plaats op de bank. Het was een lekker luie bank, ze leunde achterover, ze zakte onderuit. Wat zou er gebeuren als ze gewoon hier bleef. Was het dan allemaal afgelopen?

Sigaretten halen 331

De man viel, het grind kleurde rood. Maar Paul Sachet merkte het nauwelijks op. Hij wierp het geweer van zich af en stapte in de zwarte BMW waarvan de motor nauwelijks hoorbaar door pruttelde. De zitting van de autostoel was warm, ondanks de airco die zijn koelte in de auto verspreidde. Paul had altijd al een BMW willen rijden. Nu kon het gewoon. Hij reed de wagen soepeltjes over de smalle weg het dorpje door. Niet een keer keek hij in zijn spiegels.
Anna Zeven hoorde de knal toen ze in de wijnkelder stond. Achter de massief eiken deur waren die twee van vanmorgen opgesloten, die Fransman met die Vlaamse dame. De grond begon nu te heet onder haar voeten te worden. Eerst die Theo, toen de ontvoering, daarna die man en die vrouw en daarnet die Zigar Benzigar. Het was gewoon tijd de boel te verkassen. Ze moest weg uit Frankrijk Het was mooi geweest, maar nu kon het echt niet meer. Ze moest Fred bellen, er zat niets anders op.
Wat betekende die knal? Had Paul geschoten? En dan?

dinsdag 21 april 2015

Sigaretten halen 330


Anna Zeven en Paul Sachet keken de zwarte BMW van Benny na.
'Meteen dat hek dicht,' commandeerde Anna. 'Voordat je het weet heb je gekken als hij op het terrein.' Ze liep zonder om te kijken het huis in en gooide met een klap de deur in het slot.
Paul Sachet slenterde de oprijlaan af in de richting van het hek. Hij gaapte met wijd open mond. De warmte had hem loom gemaakt. Wat deed hij hier nog? Hij had allang thuis kunnen zijn. En hoelang ging dat hier nog duren?
De BMW had halt gehouden aan het eind van het pad. De achterlichten gloeiden rood op. Voor de zekerheid pakte Paul het dubbelloops jachtgeweer steviger beet. Je wist maar nooit. Hij had geen woord verstaan van wat die man met de vrouw besprak, maar een fijn gesprek was het niet geweest. Wie weet wat die man van plan was.
Toen Paul nog 50 meter had te gaan en de BMW nog steeds onveranderlijk en met draaiende motor tussen de openstaande toegangshekken stond, hield hij even in. Ter voorbereiding op een mogelijke confrontatie. Wat stond die man daar nou? Stel dat hij in de auto een pistool had liggen? Daar had je het al, hij opende het portier. Paul bracht het geweer omhoog. Hij had al eerder geschoten op mensen en hij zou het zo weer doen. Maar had Claire niet gezegd dat er een baan beschikbaar kwam bij de douane? Moest hij dan nu niet gewoon eieren voor zijn geld kiezen?
De man stak zijn handen op. Goed, hij wilde laten zien dat hij ongewapend was. Hij wilde iets kenbaar maken. Hij moest roepen om de afstand die tussen hen lag te overbruggen. Hij sprak goed Frans. Met een hoge stem.
'Even nog. Word jij betaald door die vrouw?'
Het leek Paul het verstandigste niet te antwoorden. De man naderde enkele stappen. Paul tuurde over de loop. Als hij de trekker over zou halen kon hij de man vol in zijn kop raken.
'Want als dat zo is, ik kan ook betalen. En nog wel meer dan zij doet. Wat krijg je? Zeg me het bedrag. 500? Meer? 700? Luister, we komen makkelijk tot een deal jij en ik. 1000? Luister, ik heb het geld hier liggen, ik kan het je laten zien. Ik betaal je 500, jij knalt haar af en ik betaal je weer 500. Makkelijk verdiend geld. Zoveel is ze nu ook weer niet waard. Of wel soms.'
Paul voelde een druppel zweet vanonder zijn haar langs zijn wang naar beneden rollen. Hij haalde hoorbaar adem, rasperig, met open mond. Hij kneep zijn rechteroog bijna dicht en liet zijn rechterwijsvinger het werk doen.

maandag 20 april 2015

Sigaretten halen 329

'Luister, Hans van Amersfoort, Zigar Benzigar, Mister Marlboro of hoe je ook verder heten mag, we kunnen wel concluderen dat je missie mislukt is. Ik ben Martha Janssen, dat heb je goed verstaan, en ik ben hier veruit de machtigste als het om sigarettensmokkel gaat. Ik weet niet wat je komt doen, mij bereigen, misschien, maar dan had je vroeger op moeten staan. Je moet nu wegwezen anders laat ik Paul hier' - ze wees voor de duidelijkheid in de richting van de man met het geweer, die begreep dat hij alert moest blijven - 'een schot hagel in je donder schieten waarover je naderhand niemand meer in kunt lichten. Het was je al opgevallen dat het landgoed groot was, onafzienbaar kun je rustig stellen, en ik kan je verzekeren dat we een plekje kunnen vinden waar je stoffelijke resten nooit meer zullen worden teruggevonden. Dus aan jou de keuze: wegwezen of vrijwillig onder de groene zoden plaatsnemen. Wat wordt het?'
Het was duidelijk, Anna Zeven, of Martha Janssen, had het kantelmoment volledig benut. De rollen waren totaal omgekeerd. Er was voor Benny geen ander keus te maken dan zorgen dat hij wegkwam. Hij draaide zich om, ogenschijnlijk rustig, maar van binnen kokend van woede. Hij keerde zijn BMW met schisse bewegingen en liet bij het wegrijden het grind opspatten. 

zondag 19 april 2015

Sigaretten halen 328

'Huh,' meldde Tanja met volle tandpastamond. Haar hand dook achter de radiator naast de wastafel.
'Un brf, un brf,' bracht ze onverstaanbaar uit. Ik wist natuurlijk welke ontdekking ze zojuist had gedaan. Ik had de brief eigenhandig achter de kachel gepropt. 
'Wat is er schatje?' speelde ik de onnozele August. 
Met de tandeborstel als een pijp tussen haar lippen, een straaltje tandpastaspeeksel over haar kin, toonde ze mij haar langgezochte vondst: een verkreukeld stuk papier waarop een kinderlijk hartje getekend was.
'Kk dun, zu uk ut nut, uk zu ut tuch!' Het sop stroomde rijkelijk naar beneden. Een wit spoor zocht een weg tussen haar borsten, langs haar navel en verder naar beneden.
'Wat zeg je nou?' vroeg ik pesterig, 'doe die borstel eens uit je mond. Je bent onverstaanbaar en je staat jezelf onder te knoeien.'
Ze spuugde in de wasbak en spoelde met water. Al die tijd hield ze de brief in haar linkerhand als een relikwie die ze nooit meer los wilde laten.
'Een brief van Zus en Fred!' De gasten in de andere kamers moesten haar zeker gehoord hebben.

Sigaretten halen 327

Wat ik enorm waardeerde aan mijn redacteur was de tomeloze inzet waarmee ze haar lichaam verzorgde. Het schrobben van de huid onder de douche , het zorgvuldig wassen van het haar, de conditioner die ze na het wassen gebruikte, de crèmes waarmee ze zich insmeerde van top tot teen, het verwijderen van haartjes in wenkbrauwen, wimpers, oksel- en schaamstreek, het vijlen van de nagels, het poederen van de neus en niet te vergeten het eindeloze poetsen van de tanden tot soms wel drie of vier keer per dag. In haar handtas bewaarde ze een speciaal opbergdoosje bedoeld voor een tandenborstel en een tube tandpasta. Tandenpoetsen was het ritueel waarmee ze opstond en waarmee ze naar bed ging. Poetsen was misschien te mild uitgedrukt. De activiteit die ze bij de wastafel voor de spiegel uitvoerde, kon zonder overdrijving schrobben worden genoemd. Ze schrobde haar gebit, zoals een ander wastafels met schuurmiddel te lijf ging. 
Liggend in bed keek ik hoe ze poetste, de rechterhand driftig heen en weer bewegend en daarmee ook de rest van haar lijf schuddend. Aangenaam om naar te kijken, te meer omdat ze het deed zonder iets aan.

vrijdag 17 april 2015

Sigaretten halen 326

Na mij nam Tanja een douche. Had ik tijd voor mijn blog. Alvorens ik mij aan de iPad zette om Sigaretten Halen 326 te schrijven, nam ik een vel van het hotelschrijfblokje en schreef het volgende briefje in ronde vrouwenletters: 
'Hierbij verklaren Fred Janssen en Zus Bennekom elkaar eeuwige trouw. De liefde overwint alles!' En daaronder tekende ik een groot en kinderlijk hart en zette daarin in twee verschillende handschriften de namen Fred en Zus. Vervolgens verfrommelde ik het papier en propte het achter de radiator naast de wastafel. Toen begon ik met schrijven, zittend op het bed met twee slappe kussens in mijn rug.
'Waarom zei je nou dat je zwanger bent?' vroeg Fred aan Zus toen ze later op die avond terugkwamen op hun zolderkamer in het hotel. 'Dat is toch niet echt zo?' Fred keek Zus onderzoekend aan. Ze had haar ogen verlegen naar de grond gericht. 
'Zou het niet mooi zijn als het zo was,' zei Zus. Ze fluisterde bijna, alsof ze niet te veel ruchtbaarheid wilde geven aan de inhoud van haar boodschap. Het voelde raar om het zo te doen, zo zacht te spreken, terwijl ze het wel uit had willen schreeuwen. Wat Fred niet besefte, waarschijnlijk niet begreep, was dat het leek alsof haar leven nu pas echt begonnen was. Zolang ze geen relatie had gehad, was haar kinderwens een onbereikbaar verlangen geweest. Ze had zichzelf wel eens in de spiegel bekeken met een kussen onder haar trui, maar die aanblik was alleen maar bespottelijk geweest. Ze walgde op dat soort momenten van zichzelf. Hoe kon een vrouw die de volwassen leeftijd allang had bereikt zo kinderachtig doen.
'Zou het niet fijn zijn als we samen een kind zouden hebben?' Dit keer had ze het hardop gezegd, luid zelfs, en ze had er Fred bij aangekeken. Hij had haar tegen zich aangetrokken en haar op het haar gekust.
'Zusje toch, lieve Zusje toch.' Dit keer was het Fred die mompelde. Zijn woorden verdwenen in Zus rode haarbos. 
Het hotelbed was smal en piepte bij iedere beweging. Maar waar de liefde is, vallen triviale belemmeringen weg.
Het was al diep in de nacht toen Zus het briefje schreef op hotelpapier met een hotelpen en Fred ook zijn naam in het hart schreef. Het document werd bekrachtigd met een kus van bijna vijf minuten.


donderdag 16 april 2015

Sigaretten halen 325


'Pfff, het wordt wel een beetje boeketreeksniveau, zeg.' Tanja Tangarine las Sigaretten Halen 324 op mijn iPad. Ik had al eerder de indruk gekregen dat ze niet helemaal begreep dat het satire betrof. Sterker nog, het leek erop dat ze dacht dat het non-fictie was. Zoals ze onze hotelkamer had doorzocht op sporen naar Zus Bennekom en Fred Janssen was gewoon absurd.
'Wat denk je dan aan te treffen?' had ik verwonderd gevraagd toen ze de kledingkast inspecteerde. 
'Nou, je weet maar nooit. Misschien een T-shirt van hem of een lipstick van haar.'
Ik schudde mijn hoofd. 'Zus Bennekom is geen type voor lippenstift. Die is gewoon naturel.'
'Hoe weet jij dat nou?' Tanja liet een hand over een plank bovenin gaan. 'Die vrouw zal zich heus wel opgetut hebben voor die Fred. Vrouwen die zich niet opmaken zijn uitzonderlijk.'
'Zus Bennekom ís zo'n uitzondering,' zei ik stellig. Die stelligheid leverde een spottende lach op. 'Voor een schrijver heb je verdomd weinig inzicht in de leefwereld van de vrouw, Soleil. Neem van mij aan, die vrouw gebruikte lipstick. Ze is net een een relatie gestart, ze wil zich op haar mooist laten zien. Ze wil kussen met lippenstift op haar lippen.' Ze sloot resoluut de deuren van de kast en schoof vervolgens haar vingers tussen de kast en de muur.
'Zus is van mij,' zei ik dommig. 'Ik bedoel, ik heb haar verzonnen, ze is van mijn, ik kan doen met haar wat ik wil.'
Tanja trok haar vingers achter de kast vandaan. 'Gadverdamme.' Ze keek naar de spinrag en het stof aan haar hand. 'Dat klinkt behoorlijk seksistisch, Soleil, doen met haar wat je wilt. Ook al ben je dan schrijver, je personages hebben wel gewoon rechten.'
Het gesprek begon bizarre vormen aan te nemen. Ze luisterde gewoon niet naar me. Ik trok me terug in de douche op de gang. Ik hoopte dat we Metz zouden halen. 

324

Terwijl Zus en Fred verder liepen, bleven Elly en Dagobert staan. Tegenover elkaar, Dagobert een kop groter. Elly's handen speelden nonchalant met de haarelastiek. Ondertussen keek ze haar partner schalks aan.
'Wat?' lachte Dagobert. 'Wat sta je te kijken?' Hij kon het niet helpen, hij moest haar even aanraken. Elly's losse bos haar vroeg erom om aangeraakt te worden, en haar kaaklijn, en haar slanke hals.
'Waren we niet van deze zaak afgehaald?' vroeg Elly, terwijl ze haar armen om Dagobert sloeg. Ze trok hem tegen zich aan en legde haar hoofd tegen zijn borst. Ze voelde en hoorde het onrustige kloppen van zijn hart. Zijn hand ging over haar haar, over haar rug, over haar billen. 
'Dat klopt,' fluisterde Dagobert.
'Wat doen we hier dan nog?' Elly keek omhoog, Dagobert omlaag. In plaats van te antwoorden drukte hij zijn lippen op die van Elly. Kussen in de Voerstreek, dacht hij, dat heb ik nog nooit gedaan. Het was een onzinnige gedachte, want hij had talloze locaties kunnen noemen waar hij nog nooit met Elly of enig andere vrouw had gekust. Hun tongen vonden elkaar en draaiden wellustig rond. 
'We moeten een plek vinden om te overnachten,' hijgde Elly toen zich een gelegenheid voordeed om iets te zeggen.

dinsdag 14 april 2015

Sigaretten halen 323

Het voelde tegelijkertijd raar en goed. Daar liepen ze door een onbekend dorpje in de Voerstreek, ver van huis, twee verse stellen, een koppel nieuwe paren. Fred en Zus wandelden innig gearmd op het trottoir, Elly en Dagobert slenterden achter elkaar op de straat. Dagoberts ogen waren onafgebroken gericht op Elly's dansende paardenstaart. Hij kon niet wachten tot het moment dat zij het elastiek uit haar blonde haren zou trekken en haar manen wulps uit zou schudden. Hij zag het al voor zich in zijn fantasie, hoe indrukwekkend zou het dan niet zijn in het echt.
Vooralsnog had Elly geen belangstelling voor hem. Ze was in gesprek met het andere stel, ze spraken over wat ze van plan waren en waar ze naartoe gingen.
'Naar Zuid-Frankrijk? O ja, wij ook. Waar precies?' wilde Elly weten.
'O, dat weten we nog niet.' Zus en Fred keken elkaar veelbetekenend aan. Die twee gingen echt niet aan hun neus, politieneuzen, hangen wat ze van plan waren, dacht Dagobert. Ze zagen er wel uit als een onschuldig verliefd stelletje, maar wie weet welke snode plannen ze hadden gesmeed. Die Zus was nog tot daaraantoe, een naïef en dommig grietje, zo'n vrouwtje dat valt voor verkeerde mannen. Maar die Fred hield dingen achter. Die leefde in geheimen. Geheimen die niet te ontfutselen waren.
Ze wandelden verder, de onverlichte weg liep omhoog het bos in. Het was al bijna donker. Hoe ver gaan we nog door, dacht Dagobert.
'Elly,' zei hij, 'hoever gaan we nog door? We hebben Taco ook nog bij ons.'
Elly draaide zich om. Zelfs Zus en Fred hielden even in. 
'Je hebt gelijk, Daag.' Elly glimlachte. En toen, vanuit het niets, zonder verdere aankondiging trok ze in een vloeiende beweging het elastiek uit haar haar en schudde wulps met haar lokken. In de schemering was het nauwelijks te zien, maar Dagobert zag het alsof Elly in de spotlights stond. Het komt te vroeg, dacht hij, het komt veel te vroeg.

maandag 13 april 2015

Sigaretten halen 322


Die avond belandden Tanja Tangarine en ik in een hotelletje net over de grens in België. Ze noemen het daar de Voerstreek. Het was geen groot hotel en aangezien het hoogseizoen was, bleek het etablissement nogal vol te zijn. Het enige wat de hotelbaas ons nog kon bieden was een kamertje op de zolder. Voor een nachtje moest het maar. We hadden geen zin om verder te zoeken.
Terwijl ik ons stond in te schrijven bij de receptie tikte Tanja mij ongeduldig op de arm. 
'Sool,' fluisterde ze opgewonden, 'weet je waar we aanbeland zijn, weet je wie hier ook geweest zijn?' Ik concentreerde me op het nummer in mijn paspoort. Ik begreep niet zo een twee drie waarom Tanja zo druk stond te doen. 'Wat?' vroeg ik geïrriteerd. Het was ook best een vermoeiende reis geweest met een stuk of wat files en flink hoge temperaturen. Ik mocht dan als gerenomeerd schrijver het een en ander verdienen, over een wagen met airco beschikte ik niet. Ik had er wel één, maar die deelde ik met mijn vrouw. Voor zover ik nog kon spreken van MIJN vrouw, want ik had mijn status als echtgenoot aardig op het spel gezet door voortdurend met Tanja op te trekken. 'Ze is mijn redacteur,' had ik excuustruusachtig door de telefoon gezegd. Het sloeg natuurlijk nergens op. Ik hield niet alleen mijn vrouw, maar ook mijzelf voor de gek. En misschien Tanja erbij. Ik had geen zin over de verdere gevolgen na te denken. Ik zou mijn vrouw een nieuwe vriend aan kunnen raden, maar of ze op een dergelijk advies zat te wachten? En wat mijzelf betrof, hoe lang zou mijn liaison met Tanja nog voortduren. Zouden we Zuid-Frankrijk daadwerkelijk als koppel bereiken? Ach waarom ook niet, we maakten geen ruzie en waren ten slotte al tot voorbij Maastricht gekomen.
'Nou, weet je het al?' Tanja keek me kinderlijk verwachtingsvol aan, mond half open, hoofd een beetje schuin. Zij liet een echtgenoot achter. Volgens haar had hij niet eens door dat zij er niet was, zo druk had hij het met zijn werk.
'Dit hotel? Eh...'
'Doe niet zo stom, man.' Ze duwde me speels tegen mijn borst. 'Weet je dat nou echt niet?'
'Ehm, hotelletje in de Voerstreek, eh, hoe heet het, Zus en Fred?' Tja, dat was natuurlijk zo, ik was het alweer bijna vergeten. Je verzint wel eens iets teveel.
'Ben jij hier dan wel eens vaker geweest?' Tanja keek me verwonderd aan. 'Dat moet dan toch zeker wel. Je kunt toch geen hotelkamer op zolder verzinnen als je niet weet dat er een hotel in de Voerstreek is waar ze een kamer op zolder hebben?' 
Op zolder vonden we ons snikhete zolderkamertje. Ook hier was geen airco, alleen een ouderwets raam met een uitzetijzer. Tanja keek rond alsof Zus en Fred net de ruimte hadden verlaten. Ik wist wel beter. Ze waren er gewoon nog. Ik kon ze bijna aanraken.

zondag 12 april 2015

Driehonderdtwintig en -21

Na ons gezamenlijke bad was ik niets meer waard. Neem mijn gratis advies ter harte, ga nooit midden op een hete zomerse dag met iemand anders in een bad zitten die dat niet doet met als enige en eerste doel om zich te wassen. Zeker niet met een persoon die het naar eigen zeggen 'heel gezellig' vindt om samen in bad te gaan. Ik kan je vertellen - hoewel ik niet eens zoveel ervaring heb met ligbaden in het algemeen of met gedeelde ligbaden in het bijzonder - het is een slopende bezigheid. Althans, wat een ontspannen samenzijn zou moeten zijn, wil in dergelijke situaties meestal, vaak, eigenlijk altijd, veranderen in een zware inspanning met acrobatische toeren en water dat royaal over de rand klotst.
Na het afdrogen kon ik niet meer dan languit op het dekbed liggen waar ik spontaan met zweet overdekt raakte. Ook al stond het raam wagenwijd open. De lucht buiten scheen stil te staan, want wat er ook van buiten binnenkwam - lawaai van toeterend verkeer en schreeuwende toeristen, benzinedampen en typische grachtengordelwalmen - het meer dan welkome briesje liet het afweten. Vanaf het bed zag ik mijn vulpen en notitieblok verleidelijk knipogen vanaf het tafeltje, maar ik draaide mij inspiratieloos om naar het naakte lijf van Tanja Tangerine dat mij zo had afgemat. Zij glom van transpiratie.

Bij het ontbijt verraste Tanja mij met het volgende plan: we reizen af naar Zuid-Frankrijk. Ik verslikte mij in mijn koffie.
'Vind je dat zo'n raar idee?' vroegTanja. 'Al die personages uit jouw verhaal vertrekken allemaal naar het zuiden en wij zitten maar in een overvolle stad in een overvol hotel. Ik ben vannacht verdorie tot tweemaal toe gewekt door luidruchtig seksende Spanjaarden. Heb jij niks gehoord? Wat hebben we hier nou nog te zoeken, Soleil? Ik zal het je zeggen: niks, nada, nop, nothing. We reizen af naar Zuid-Frankrijk. Naar Artignosc-sur-Verdon, Digne-les-Bains, Marseille, Saint-Cyr-sus-Mer of hoe het allemaal heten moge. Als we klaar zijn met ontbijten pakken we in, rekenen we af en rijden we met gezwinde spoed, via de Voerstreek, Metz en Nancy zuidwaarts. Misschien, als we stevig doorrijden dat we, hoe heten ze, Elly Sprenkelbach-Meijer, Dagobert Bijleveld, Taco Stutterheim, Zus Bennekom en Fred Janssen nog inhalen. Dat zou toch leuk zijn.' Ze schaterde het uit.
Het was niet voor het eerst dat ik twijfelde aan haar geestelijke vermogens. Maar ze had een lekker bekkie en met Tanja samen in bad mocht dan een slopend feest zijn, het was wel een feest. Ik kon haar niet weerstaan. Het was vrijwel zeker dat we een uur later over de A2 richting Maastricht zouden rijden.

vrijdag 10 april 2015

Driehonderdnegentien.

Toen we onze consumpties hadden genuttigd en er nog slechts een enkele Spanjaard in de lobby rondhing, besloten we om weer naar boven te gaan. Op de vierde verdieping, op onze nieuwe kamer, konden we half half over de zinderende stad kijken.
Ik wilde verder werken aan mijn dagelijkse feuilleton, maar zag er een beetje tegenop als Tanja in de buurt was. De laatste tijd bemoeide ze zich steeds vaker met de teksten die ik produceerde. 'Ik ben toch je redacteur,' zei ze als ik daartegen protesteerde. Dat was natuurlijk zo, ze mocht ook best wel meelezen, maar pas nadat ik het stuk had afgerond en op mijn blog had geplaatst. Niet tijdens het schrijfproces. Ik had haar diverse keren boos toegesproken als ze suggesties ging doen voor inhouden, zinsconstructies of wat dies meer zij. 'Nee,' zei ze bijvoorbeeld, 'Zigar Benzigar vind ik een hopeloze naam. Wie heet er in godsnaam zo?' Of: 'Waar zijn nu die Vlaamse en die ziekenhuisarts gebleven? Daar moet je wel op terugkomen, anders snapt niemand er een hout van. Ik in elk geval niet.'
Toen we op onze kamer arriveerden, raadde ik Tanja aan een bad te nemen. Daar deed ze normaal gesproken toch wel een dik uur over. Dan had ik rustig de tijd om mijn werk te doen.
'Alleen als jij er ook bij komt.'
Ik knikte vaagweg. Als zij eenmaal in bad zat, kwam ze me echt niet meer halen. Ze pakte me echter bij de hand en trok me mee de badkamer in. Daar ging mijn tijd.

Driehonderdachttien

Het was zondagmiddag, de stad was overspoeld door toeristen van allerlei nationaliteiten. Het NH-hotel aan de Spuistraat zat vol, bij de receptie in de hal stond een reisgezelschap dat net uit een touringcar was gerold die de Spuistraat blokkeerde wat een eindeloze rij toeterende auto's opleverde. Het hotelpersoneel werkte adequaat de passagierslijst af, zodat de groep gaandeweg kleiner werd.
Tanja Tangerine en ik bekeken het tafereel vanuit het restaurant waar we vanwege de drukte noodgedwongen naast de binnendeur moesten plaatsnemen met alle herrie vandien. Zo te horen waren de nieuwe gasten Spanjaarden. Luidruchtige Spanjaarden, elke zin leek geschreeuwd te worden. Misschien was het de opwinding over de stad Amsterdam, misschien waren ze gewoon moe en geïrriteerd van een te lange reis met tegenslag. Hoe dan ook, Tanja en ik konden elkaar niet verataan. Zij praatte honderduit, maar het enige wat ik kon doen was raden waarover ze het had. Alsof ik daar zin in had. Ik had meer oog voor de Spanjaarden en hun gedoetje. Het efficiënt werkende hotelpersoneel, de geleidelijk slinkende groep. Door het raam zag ik de bus voorbijrijden met een oneindige sleep auto's in zijn kielzog. Centrum Amsterdam op een veel te warme zomerdag. Het was strandweer, geen weer om binnen te zitten in een hotel in de drukke binnenstad. Ook al was er airco.

woensdag 8 april 2015

Sighal driehonderdenzeventien


Het was de kunst om van het kantelmoment een rolmoment te maken, bedacht Benny. Dan kon hij zomaar weer bovenop komen te liggen. Hij dacht aan vechtpartijen vroeger op het schoolplein, waarbij de vechtenden rollend over het schoolplein gingen. Dan lag de een boven, dan weer de ander. De rest van de school stond er juichend omheen. Eindelijk echt vertier. Tikkertje bleef toch maar tikkertje. Eens kijken hoe Anna zou reageren op het volgende.
'We hebben Martha.' Hij lastte een pauze in om te zien hoe verbluft ze zou zijn. Maar het liet Anna ogenschijnlijk onberoerd. Hij herhaalde de opmerking met iets meer dictie: 'Wij hebben Martha. We willen voorkomen dat Martha nare dingen overkomt. Dat kunnen we regelen. Dat kan ik regelen. Mister Marlboro himself heeft het voor het zeggen, Anna Zeven.'
Gewerenmans bleef ondertussen hinderlijk in de buurt. De tuin was opvallend insectloos, maar die vent met de dubbelloops was storender aanwezig dan een zwerm vliegen.
'Laat die vent even opzouten, alsjeblieft. Straks gebeuren er nog ongelukken. Als mij wat overkomt, kan ik niet meer instaan voor de veiligheid van Martha.'
Wat hij ook zei, Anna bleef hem onaangedaan aankijken. Sterker nog, het villeine lachtje dat op haar gezicht lag, leek voorlopig niet te verdwijnen.
'Wat valt er te lachen. Je vindt de situatie niet ernstig genoeg?'
Ze schudde haar hoofd. 'Moet je luisteren Benny Marlboro. Als je helemaal naar Artignosc-sur Verdon afreist om te bluffen moet je het wel goed doen.'
'Bluffen? Wie heeft het over bluffen.' Benny kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Ik hoef maar met mijn vingers te knippen en Martha Janssen is er geweest.'
'Dat lijkt me stug,' antwoordde Anna, 'want Martha Janssen dat ben ik.'

dinsdag 7 april 2015

Sigahale 316

Mister Marlboro. Het klonk zo stoer, maar nu ze de man tegenover zich had, kon Anna Zeven een lachje niet onderdrukken. Mister Marlboro. Dan dacht je toch aan een stoere kerel, cowboytype, peuk in de mond. Op zijn minst een peuk in de mond. Op de rug van een paard, o-benen door altijd maar op de rug van een knol te zitten. Verweerde kop, dunne lippen. Hoed. Stoffig van eindeloze tochten over de prairie.
Of Zigar Benzigar. Man van de woestijn, Arafatsjaal, rondscheurend in open jeeps, kalashnikovs die leeggeschoten werden in de lucht. Zonder aanleiding, zomaar, voor de lol, om de uitbundigheid te vieren. Imposante bendeleider.
Tegenover haar stond een man in een wit overhemd en in een keurige grijze pantalon. Hoog stemmetje. Zou niet misklonken hebben tussen de sopranen.
'Benny van der Linden? Die minkukel uit de Terweeweg? Alsjemenou.'
Het voelde als een kantelmoment. Benny zag het aan Anna's gezicht dat van het ene op het andere moment iets triomfantelijks had gekregen. Hoe had hij zich zo kunnen vergissen? Hij was ervan overtuigd geweest dat het onthullen van zijn bijnaam ontzag zou oproepen. Zij moest putten uit de bron die hij in handen had. Ze zou toch moeten beseffen dat hij haar in de tang had. Toen hij een poging deed de situatie weer onder controle te krijgen, dat wil zeggen, toen hij zijn stem wilde verheffen, klonk hij schor, en toen hij zijn stembanden nadrukkelijker in wilde zetten, sloeg zijn stem over als bij een puber die de baard in de keel kreeg. Het was weinig overtuigend en dat liet Anna merken.
'Kom op, Benny, ik weet niet hoe je aan de informatie komt, maar geef toe dat je staat te bluffen. Als je denkt een graantje mee te kunnen pikken, dan ben je bij mij aan het verkeerde adres.' Opeens leek haar iets te binnen te schieten. Ze richtte haar vinger op Benny.
'Of ben je misschien een smeris? Want in dat geval...' Ze wenkte Paul die aanvoelde dat de rollen aan het keren waren. Hij hield het geweer dreigend gericht op Benny.


maandag 6 april 2015

De dag dat Sigaretten Halen 315 aan de beurt was

Benny kon het wel hebben, zo'n daverende mep van hand op wang. Zakendoen op het hoogste niveau betekende ook dat je moest kunnen incasseren. Ondanks dat de klap hard aankwam - hij was letterlijk en figuurlijk uit evenwicht - was hij blijven glimlachen. Hij had psychologisch overwicht, het geweld was een zwaktebod. Dat zag Anna zelf ook in, haar ogen straalden onzekerheid uit. 
Vervelend was alleen dat die bodyguard hindelijk in de buurt bleef. Door het handgemeen was hij weer helemaal op zijn quivive. Maar die knaap was bijzaak ook al was bij gewapend. 
Benny richtte zich weer tot Anna. 'Waarom die agressie, Anna? Of zal ik je Tilly noemen? Onder die naam ging je vroeger toch door het leven?'
Anna keek hem verbluft aan. 'Hoe...' Verder dan dat kwam ze niet. Ze hapte naar adem en zocht steun bij een cipres. 'Wie, wie ben je in godsnaam?'
'Ach, je kent me wel, ik verkeerde vroeger bij je in de buurt. Misschien ken je me als Benny van der Linden.'
Anna herhaalde de naam alsof ze de delen waaruit het bestond door haar mond moest laten gaan om ze tot zich door te laten dringen.
'Maar je kent me zeker als Zigar Benzigar. Ook wel bekend als mister Marlboro.'


zondag 5 april 2015

Sigaretten halen 314

Ook al had Anna gezegd te blijven waar hij was, Paul Sachet volgde het tweetal op enige afstand. Hij werd gedoogd. Het gesprek was in het Nederlands, maar het onderwerp moest gezien de bijkomende gebaren een serieuze aangelegenheid zijn. Vooral zij scheen zich nogal op te winden. Haar handen balden zich tot vuisten en meerdere malen gooide ze haar hoofd in de nek. De man hoorde het redelijk gelaten aan, vanuit een soort arrogantie leek het haast. Voor alle zekerheid hield Paul het geweer zo vast dat als het erop aan zou komen hij meteen tot actie kon overgaan. De man droeg een wit overhemd en had zo te zien geen wapen bij zich.
Op dat moment ging Pauls telefoon. De twee voor hem keken verstoord achterom. Hij trok verontschuldigend zijn schouders op en bracht het toestel naar zijn oor.
'Claire?' Waarom belde ze juist nu. Hij kon niet verzaken, hij kon zijn aandacht niet verdelen over het gesprek met zijn geagiteerde echtgenote en zijn opdrachtgeefster die mogelijk in gesprek was met een kwaadwillende man.
'Paul, waar ben je? Je moet meteen thuiskomen, ik heb goed nieuws.'
'Claire, nu even niet, alsjeblieft, ik ben aan het werk. Het grote geld weet je wel.'
'Nee, nee, Paul, luister, laat dat grote geld maar zitten. Ik ruik door de telefoon dat daar een luchtje aan zit. Ik heb werk voor je gevonden. Regulier werk.' Ze sprak opgewonden, ze was vrolijk. Hij moest er niet negatief tegenin gaan. 
'Weet je waar? Je raadt het nooit. In de havens. Bij de douane. Ze zoeken versterking tegen de toenemende sigarettensmokkel vanuit Afrika. Is dat geen goed nieuws?' Ze liet een stilte vallen, ze gaf hem gelegenheid tot reageren. Juist op dat moment sloeg Anna de man met kracht in het gezicht. Zo krachtig zelfs dat hij even uit evenwicht leek te zijn gebracht. Hij herstelde snel en deed dreigend een stap in Anna's richting. Hij hield zich in toen hij zich naar opzij draaide en in de twee lopen van Pauls geweer keek. Uit de telefoon schetterde de stem van Claire. 'Paul? Paul? Paul!'

zaterdag 4 april 2015

Sigaretten halen 313

'Mevrouw, misschien moeten we het niet hebben over de verkoop van uw huis en landgoed, maar over uw contactpersoon in Algiers.'
Benny's woorden hadden direct het beoogde effect: schrik en verwarring. Het was zaak nu door te stoten. 
'Dat kunnen we doen hier bij de halfopen deur met die knaap en zijn dubbelloops speeltje of we zoeken de ruimet van uw tuin. Er is vast wel een schaduwrijk plekje te vinden met een zuchtje wind.'
Benny vond het heerlijk het woord te voeren vanuit een zekere superioriteit en voorsprong. Hij wist wie hij voor zich had. De machtige vrouw die miljoenen verdiende aan haar smokkelpraktijken stond hier kwetsbaar in de deuropening, slechts gekleed in een wit T-shirt en een versleten spijkerbroek. Vroeger heette ze Tilly. Zo onbereikbaar als ze toen was en zo groot en rijk als ze ondertussen geworden was, zo kleintjes stond ze nu in de deuropening. En zo'n bewaker in de buurt had alleen maar een averechts effect. Hier heerste angst. Misschien niet direct voor hem, maar het wantrouwen dat die bangheid voedde, speelde een prominente rol. 
'Wat wil je van me?' Haar stem had iets smekends, haar ogen stonden zorgelijk. Toch deed ze een stap naar buiten en maakte de bewaker met haar handen kenbaar dat hij moest blijven waar hij was. Benny kreeg het precies hoe hij het hebben wilde.

vrijdag 3 april 2015

Sigaretten halen 312

Anna Zeven vetrouwde die kerel met zijn hoge stemmetje voor geen cent. Hans van Amersfoort, nooit van gehoord. Brutaal figuur om zomaar het terrein op te rijden. Hij had snel zijn smoesje klaar. Of het huis te koop stond. Ja ja. Die sukkel van een Paul had gewoon het hek open laten staan, nadat die twee ander pottenkijkers waren vertrokken. Het leek hier de zoete inval wel.
Haar koffers stonden inmiddels ingepakt en wel in de hal. Het begon hier gevaarlijk te worden. Ze kon voorlopig beter elders bivakkeren. Misschien kon ze nu beter flink cashen, onderduiken op Madeira en de zaken even uit handen geven aan zaakwaarnemers.
'Het is niet te koop,' herhaalde ze. Hans van Amersfoort was gaandeweg dichterbij gekomen. Anna vergewiste zich van Pauls aanwezigheid. Hij stond nog steeds achter haar. Ze zag de dubbele loop van het geweer in zijn handen. Hij had al een keer geschoten bij het hek en de man en vrouw verjaagd. Zou hij weer in actie komen als het erop aankwam? 

Sigaretten halen 311

Het feit dat Benny Nederlands had gesproken leek het ijs te breken. De vrouw opende haar deur iets wijder. Achter haar stond de man met het geweer. Die moest hij kwijt zien te raken.
'Het is hier echt schitterend, mevrouw eh...'
Ze vulde haar naam niet in. Haar wantrouwen was niet helemaal geweken.
'Is dit uw eigendom?'
'Hoe weet u dat u mij in het Nederlands kunt aanspreken?'
'Als ik wil, kan ik iedereen in het Nederlands aanspreken,' grapte Benny. 'Nee, zonder gekheid, dat had ik vernomen in het café. Toen ik vertelde dat ik Nederlands was, vertelde de eigenaar over een Nederlandse dorpsbewoner. Zodoende.'
'Hoe weten ze dat? Ik spreek nooit mensen van het dorp.'
Benny haalde zijn schouders op en deed ondertussen twee stappen dichterbij. Hij lachte zo vriendelijk mogelijk.
'Ach, in zo'n gehucht als dit weet toch iedereen alles van elkaar. U schijnt bijvoorbeeld te fietsen.'
De vrouw ontdooide. Ze glimlachte in elk geval bij die laatste opmerking.


Sigaretten halen 310

Benny wachtte bij zijn auto, terwijl de man met het geweer in de villa verdween. Zelfs in de schaduw van de cipressen was het behoorlijk warm. Benny gooide zijn colbertje op de achterbank en liep vervolgens kuierend over het grindpad. De villa was prachtig en vormde een esthetisch geheel met het landgoed. Het had zo in een verkoopfolder van een makelaar gepast. Zo vreemd was zijn idee dus niet om zich voor te doen als geïnteresseerde koper. Hoewel er natuurlijk niks te koop stond.
De deur waardoor de man verdwenen was, ging weer open. Het was een vrouw die schichtig om een hoekje keek. Hij herkende haar meteen. Ze was geen steek veranderd.
'Wat wilt u?' vroeg ze in het Frans. Ze moest roepen om de afstand te overbruggen. 'Het huis staat niet te koop.'
Benny deed een paar stappen dichterbij. Om zo roepend te converseren was een beetje mal.
'O, ik dacht dat ik een bord had zien staan langs de kant van de weg.' Hij sprak Nederlands. 'De naam is Van Amersfoort. Hans van Amersfoort.'