vrijdag 8 januari 2016

Marjoleinen

Vandaag vraag ik graag aandacht voor vrouwen die de naam Marjolein dragen. Ik ken er niet veel, maar de Marjoleinen die ik ken, vormen een bijzondere categorie. De subcategorie Marjolein, overigens in een enkel geval geschreven als Marjolijn, wordt over het algemeen bevolkt door lange slanke vrouwen die graag pastelkleurige vestjes aantrekken met daaronder een simpel bloesje. Ze houden van basic jeans en dragen vaak een bril bestaande uit een bruin hoornen montuur met ronde glazen. Ze zijn bescheiden, vriendelijk en behulpzaam, maar vaak ook een tikje verlegen en onbeholpen. Zonder dat ze het zelf weten maken die laatste twee eigenschappen Marjoleinen verdomd aantrekkelijk. Laatst ontmoette ik een nieuwe Marjolein. Ze voldeed volkomen aan de door mij gegeven beschrijving. Deze droeg haar lange donkerblonde haar in een paardenstaart. Toen ze zich voorstelde, schudde die staart vrolijk heen en weer. Het leek of ze kwispelde. Typisch Marjoleinenvertoon: een onzeker glimlachje rond de mond, een beetje schutterige motoriek bij het handen schudden, maar wel ondertussen heel geraffineerd dat haar laten dansen. Nee, leer mij de Marjoleinen kennen. Volgende keer in deze rubriek de Sylvia's. Toch een heel ander kaliber vrouwen.
Voor meer informatie over Marjoleinen kunt u terecht op www.leermijmarjoleinkennen.nu.

Matterhorn

Het is zeven uur, het uur van de bus die me naar L zal brengen. Ik sta er al een paar minuten, want aan te laat komen heb ik een hekel. Het is me één keer overkomen dat ik de bus miste. Ik was op tijd, de bus was te vroeg. Bij de busmaatschappij diende ik daarover een klacht in via de mail. Ik kreeg dezelfde dag nog bericht terug. Dat stemde me tevreden. Ik had eigenlijk verwacht dat er dagen of misschien wel weken overheen zouden gaan, voordat ik een reactie zou krijgen. Het antwoord stelde flink teleur. De dame van de klantenservice, ene Carla Smit, liet mij weten dat mijn klacht niet kon kloppen. De chauffeur had namelijk verklaard dat hij gewoon op tijd bij de halte was gearriveerd. Toen ik dat las, was ik furieus. Ik tikte meteen een boos mailtje terug. Dat kon niet verstuurd worden, omdat het bericht van het busbedrijf een no-reply-mail bleek te zijn. Ik werd nog giftiger en zocht het telefoonnummer van die ballentent, een nummer waarvoor je moest betalen. 30 cent per minuut. Ze zetten me zeker twee minuten in de wacht. Toen viel de verbinding weg. Ik had gewoon 60 cent in het water gegooid en was geen steek opgeschoten. Ergernis stapelde zich op ergernis. Ik vervloekte de busmaatschappij en al het personeel dat er werkte. Ik had eigenlijk verhaal willen halen bij de eerste de beste buschauffeur die op mijn pad zou komen. In plaats daarvan ben ik op een bankje gaan zitten dat toevallig in de buurt stond en heb daar tot tien geteld, langzaam en bedachtzaam. Gewoon een van de wijze raadgevingen van mijn moeder zaliger. En het hielp, ik kwam tot rust. Ik zat op dat bankje, aanvankelijk kwam er stoom uit mijn oren, op het hoogtepunt van mijn woede had ik een moord kunnen plegen, maar al bij negen, of misschien al bij zeven voelde ik me kalmer worden. Zonder de adviezen voor het leven van mijn moeder zouden er al heel wat vreselijke dingen zijn gebeurd. Ik ben vrij opvliegerig, maar dankzij de raadgevingen van mijn moeder kan ik er goed mee omgaan. Tot tien tellen helpt, maar ook om aan fijne dingen te gaan denken als je het gevoel krijgt dat de hele wereld tegen je is. Mijn favoriete fijne gedachte gaat over de vakantie die ik als tienjarige doorbracht met mijn moeder in Zwitserland. In Wallis, om precies te zijn in Grächen. Dat ligt in het dal bij Zermatt en Zermatt ligt weer aan de voet van de Matterhorn, die prachtige iconische puntberg. Ik heb mij erover verbaasd dat er mensen zijn die de Matterhorn niet kennen. Ik ken die berg al zowat mijn hele leven. Ik hield vroeger een plakboek bij van plaatjes uit landen waar mijn moeder en ik op vakantie waren geweest. Ik knipte die uit folders die we mee naar huis namen of uit brochures die je kon opvragen bij toerismebureaus. De Matterhorn heeft een prominente plek in een van die plakboeken. In mijn kinderlijke handschrift van toen heb ik er 'Matterhorn, 4478' onder geschreven. Ik hield als kind al van zorgvuldig archiveren. Op dezelfde pagina bevinden zich plaatjes van de Jungfrau en de Eiger, respectievelijk 4158 en 3970 meter hoog. Wat mij dan stoort, nu als volwassene, is dat ik die twee Alpenreuzen uit het Berner Oberland op dezelfde pagina heb geplakt als de Matterhorn en de Monta Rosa (4634 m) uit Wallis. Ik heb meer dan eens onderzocht of ik de plaatjes los kon peuteren. Dat was misschien uiteindelijk wel gelukt, maar de mogelijke schade aan zowel plaatjes als bladzijde was lastig in te schatten. Ik had ze indertijd ingeplakt met Velpon, niet de eerste de beste lijm. Ik durfde het niet aan. Ik moet leren leven met imperfectie. Moeder zei het ook al: 'Het leven is niet perfect.' Ik hoor het haar nog zeggen. Toen drongen die woorden niet goed tot me door. Ik groeide op onder haar vleugels, volkomen beschermd, eigenlijk in een klein perfect miniwereldje. Ik wist nauwelijks hoe het daarbuiten was.
Het is twee over zeven. De bus is in geen velden of wegen te bekennen. Het heeft geen zin voortdurend op mijn horloge te kijken. Toch doe ik het. Ik kijk op om te zien of de bus nadert en ik kijk neer om te zien hoe de secondewijzer over de wijzerplaat schokt. Wat is tijd? Je krijgt het en het wordt je weer afgenomen. In dit geval door een buschauffeur die 's morgens om zeven uur bedenkt dat hij het wel wat rustiger aan kan doen. Dat tijdschema's niet meer dan richtlijnen zijn waaraan je je min of meer kunt houden. Als de bus in een file belandt, kan ik daar in komen, dat is overmacht. De dag beginnen met een achterstand, het afpakken van tijd van onschuldigen en argelozen is andere koek. Dat is willens en wetens de boel traineren. Ergens snap ik dat wel, zo'n chauffeur wil laten merken dat hij de baas is. Over zijn bus, over zijn route. En zijn leidinggevende op kantoor ver weg kan de rambam krijgen. Die zit achter een bureau of aan de vergadertafel. Die wordt niet geleefd door roosters en routes. Die staat mijlenver van de praktijk. Wat weet zo'n kantoorklerk nu van zeikerige passagiers. Hij kent de klant alleen van papier. In aantallen, in financiën die binnenkomen. Chauffeurs willen ook baasjes zijn. De klant is in dat verlangen niet meer dan een ondergeschikte. Een loser die geen auto heeft en in weer en wind naar een bushalte moet lopen. Een mindere menssoort, een dégeneré die zich afhankelijk maakt van anderen, die zich laat bazen, die moet weten wat zijn plek is. De chauffeur bepaalt wat er gebeurt. En nu gebeurt er vooralsnog niets.
Zeker vijf minuten te laat schuift lijn 30 voor de halte. De chauffeur begroet mij uiterst vriendelijk. Ik heb hier de leiding, wil dat zeggen, maar ik ben wel een vriendelijke baas. Die van zichzelf denken dat ze beminnelijk zijn, dat zijn de ergsten. Type Poetin, type Erdogan. Ik ken deze chauffeur. Het is ronduit een eikel. Om een voorbeeld te noemen van zijn eikelig gedrag: op donkere herfst- en winterdagen laat hij vaak de verlichting uit. Voor mensen die iets willen lezen, zoals ik, heel vervelend. Het zegt ook iets over zijn eigen ongeletterdheid. En over zijn gebrek aan empathie. Van een chauffeur op een lijndienst mag toch op zijn minst verwacht worden dat hij enig inlevingsvermogen heeft in zijn passagiers. Dat je nog niet optrekt voordat de nieuw binnengekomen reizigers hun plek hebben gevonden bijvoorbeeld. Dat je niet te keer gaat tegen passagiers die abusievelijk op de stopknop hebben gedrukt. Dat je buitenlanders even uitlegt hoe ons chipkaartsysteem werkt. Ik ben op mijn hoede met deze kerel. 
Het is zo'n bus met groene bekleding op de stoelen. Die bussen zijn ingericht op zoveel mogelijk passagiers. Vanuit het standpunt van de busmaatschappij misschien begrijpelijk, maar voor reizigers geen vooruitgang. Je bent gedwongen krap te zitten, met je knieën tegen de knieën van degene tegenover je en je heupen tegen de heupen van degene naast je.  Meest vervelende scenario is tegenover een persoon komen te zitten met lange benen (meestal een man) en naast een persoon met brede heupen (meestal een vrouw). Dat maak ik gelukkig zelden mee. Aangezien ik tamelijk vroeg op de route opstap, kan ik meestal plaatsnemen op de eenpersoonsstoel rechts voorin. Mijn voorkeur hebben de bussen met blauwe bekleding. Blauw vind ik sowieso een mooiere en sympathiekere kleur, maar de blauw ingerichte bussen hebben ook een fijnere indeling. Je kunt nog steeds naast iemand terecht komen met brede heupen, maar er zijn geen stoelen tegenover elkaar. Bijkomend voordeel is dat niemand 'tegen de richting in' hoeft te rijden. Niet dat ik daar zelf last van heb. 
Er is een nadeel van de stoel voorin, er hangt een bordje bij dat aangeeft dat de plek bedoeld is voor mensen die moeite hebben met staan. En ik weet dat er halverwege L, na een halte of zes, vaak een man instapt met een handicap. Ik weet niet wat hij heeft. Hij strompelt de bus in. Verstandelijk lijkt hij me in orde, maar fysiek heeft hij moeite met zijn evenwicht. Als hij instapt, houd ik me in eerste instantie van de domme. Ik doe alsof ik niet gezien heb dat hij een lichamelijke beperking heeft. Het is nog vroeg, ik ben een slaperige passagier die geen oog heeft voor medereizigers. Als die man de bus in komt, doe ik gewoon even mijn ogen dicht. Mocht het zo zijn dat hij noodgedwongen voorin het gangpad blijft hangen, dan ontkom ik er natuurlijk niet aan mijn plek af te staan. Dan sta ik ook echt wel op. Van binnen mokkend, maar ik sta op. Ik wil niet het gevaar lopen dat het baasje achter het stuur denkt mij terecht te moeten wijzen. Dat is ook nog nooit gebeurd. 
Dit keer kan ik rustig blijven zitten tot het station. Rustig is misschien het woord niet, want de bus is in enkele haltes volgestroomd met tientallen leerlingen van het stedelijke ROC. Die maken buitensporig veel herrie. Alsof de dag al uren aan de gang is. Een jongen in het gangpad leunt tegen mijn stoel, waarbij zijn enorme rugzak tegen mijn linkerarm drukt. Van lezen komt zo niets. Als ik lees, kan ik me afsluiten van geluiden en dingen die onderweg gebeuren. Nu sluiten de herrie en de duwende rugzak mij af van het lezen. Ik moet noodgedwongen naar buiten kijken. Het valt me op hoe slordig de chauffeur rijdt. Te hard, door oranje, over gearceerde weggedeeltes. Als hij remt, lijkt het wel alsof hij vol op de rem gaat staan. Zeker voor de staande passagiers, maar ook voor mij bijzonder onaangenaam. Het voelt alsof je voortdurend gelanceerd wordt.
Eindelijk arriveren we in L. Ik verlaat de bus zonder de chauffeur groeten. Als ik me haast kan ik de trein van drie voor half nog halen. Ik worstel me door het gepeupel dat op z'n gemakje door de stationshal loopt. Alsof ze allemaal op weg zijn naar een dagje uit in plaats van naar het werk. Ze treuzelen op de meest onlogische plekken. Vlak voor of na de incheckpoortjes, onder- of bovenaan de trap naar het perron. Ik denk voortdurend: hoepel op. Hoepel in godsnaam op, ga aan de kant. Er zijn gewoon mensen die een trein willen halen. Ga je ergens anders lopen te vervelen.
Op het perron zie ik het al: een opvallend grote groep bestudeert het scherm met de treintijden. Het zal toch niet waar zijn. De trein zal toch alstublieft wel gewoon op tijd vertrekken? Ik zie mensen omdraaien en rechtsomkeert maken. Een vrouwenstem klinkt over de luidsprekers. Ik stop mijn vingers zo diep mogelijk in mijn oren.
O, kon ik nog maar één keer bij mijn moeder zijn. Zodat ze me over mi'n bol kon aaien, Brinta voor me zou maken en in de keuken oud-Hollandse liedjes zou zingen. Het leven is een hel.