dinsdag 9 november 2010

Kaliber Bertha

Met een big smile overhandigt Bertha B., dochter van een veeteler uit een buurtschap in de polder, mij haar praktijkbeoordeling. De kruisjes zijn uitsluitend gezet in de kolom ‘goed’, het cijfer 9 is omcirkeld en het in onmiskenbaar onderwijzeressenhandschrift geschreven commentaar sluit verdere twijfels uit: “Je bent een lieve juf met de juiste professionele houding. We zien je na de zomervakantie graag terug als onze collega van groep 4. Succes met afstuderen.” Als betrokken SLB’er smile ik mee en geef haar een compliment. ‘Nu alleen je scriptie nog.’ Het klinkt als een fluitje van een cent.

Van collega AZ, die Bertha inhoudelijk begeleidt bij haar afstudeeronderzoek, had ik nog geen uur daarvoor een jeremiade aangehoord over het tot stand komen van Bertha’s scriptie. Dat proces kon gerust als moeizaam, zo niet als dramatisch worden gekenschetst. Voor de klas doet ze het dan goed, theoretisch gaat de opleiding Bertha stukken lastiger af. Hopelijk breekt het haar niet op in de slotfase van de studie. Ze glimlacht een beetje nerveus, de scriptie hangt als het zwaard van Damocles boven haar hoofd. Even heb ik spijt dat ik haar blijdschap over de fraaie praktijkbeoordeling bederf. Maar ze moet ook de realiteit onder ogen zien.

‘Al vanaf de start heeft het gerommeld,’ had collega AZ verzucht. ‘En die praktijkschool heeft er ook geen goed aan gedaan. Welke school wil nu een protocol voor dyslexie ontwikkelen als er al een bestaat van het Expertisecentrum Nederlands? Met welke probleemstelling stuur je de student dan het bos in?’ Ik herken zijn uitspraak. Sommige basisscholen weten zich geen raad met het opstellen van een wezenlijke scriptieopdracht. Ze zadelen studenten op met onderwerpen die meer weg hebben van klusjes. “Maak een leuke leskist voor techniek” of “Verzamel een map met goede stelopdrachten van groep 4 t/m 8” of “Inventariseer alle materialen die wij op school hebben voor woordenschat”.

Maar het ligt ook aan Bertha’s schrijftalent. ‘Ze kan gewoon geen fatsoenlijke zin op papier zetten!’ Collega AZ overdrijft graag, maar we kunnen Bertha inderdaad niet rekenen tot de taalvaardigste studenten. ‘Ik heb ook nog nooit een afstudeerwerkstuk gemaakt,’ had Bertha onlangs bij mij geklaagd. Want nu het allemaal tegen zit probeert ze mij in te schakelen als intermediair tussen haar en AZ.

Ze was zo ijverig begonnen. Bij de bibliotheek haalde ze een stapel boeken die ze ternauwernood mee naar huis kon sjouwen, elke internetsite waar het woord dyslexie voorbijkwam, had ze vastgelegd. Maar hoe moest ze in vredesnaam één hoofdstuk breien van al die theorie? Hoe moest ze al die woorden uit die standaardwerken koppelen aan de praktijk? En wat was in hemelsnaam een protocol? Het duizelde haar, aanvankelijk alleen wanneer ze voor het beeldscherm zat, later ook ’s nachts toen de scriptie haar dromen ging beheersen. Op een van de eerste begeleidingsgesprekken had AZ demonstratief het “Protocol Leesproblemen en Dyslexie” op tafel gelegd met de mededeling: ‘Je werkstuk is al af’. Tact was nooit zijn sterkste eigenschap. Met zijn vraag ‘Wat ga je hier verder aan toevoegen, meisje?’ had hij haar verder de put in gepraat.

De scriptie is er gekomen, iets later dan gepland. Vraag niet hoe. Er hebben veel tranen gevloeid, er is veel overleg geweest, er is gezegd: ‘zo moet het maar’. Het werd een 5,8. De gecommitteerde was niet eens zo negatief.

Laatst had ik de school aan de telefoon waar Bertha al enkele jaren inmiddels met succes groep 4 draait. Of ze nog een praktijkplek hadden. ‘Nou,’ zei de directeur, ‘ alleen als het er een is van het kaliber Bertha.’ Ik kon het hem niet garanderen.

Deze column stond in de Advies&Educatie van november 2010

Op de Freinetschool in Poperinge

Even een fotootje voor de heimwee.