dinsdag 20 november 2012

Spamfilter (het verhaal dat slechts nominatie bleef)

In een eerste opwelling wil ik de Luxaflex dichttrekken, maar ik besef dat ik me daarmee zeker zal verraden. Want dat is de vraag: heeft zij mij al zien zitten? Zo nee, dan mag ik me niet meer verroeren tot zij klaar is. Zo ja, dan maakt het sowieso niet uit wat ik doe. Dan kan ik hoogstens suggereren dat wat op mijn monitor te zien is veel interessanter schijnt, dan al wat zich daarbuiten afspeelt. Om precies te zijn in de tuin van de buren. Nauwkeuriger: onder de buitendouche. In casu: mijn hoogblonde buurvrouw Adora.
Maar eerlijk gezegd, het pleit is al beslecht. Het starre beeldscherm dat een platte tekst vertoont zonder plaatjes maakt geen schijn van kans. Ik lees: de man dacht koortsachtig na. Het staat er niet, maar het is zeker van toepassing, hoewel de warmte die zich van mij meester maakt geen verhoging is.
Ik keer mijn hoofd iets opzij, onmerkbaar, en draai mijn ogen zover mogelijk naar links. Het voelt verre van comfortabel, maar ze verschijnt in beeld. De bevestiging van wat ik al wist, is huiveringwekkend. Niet het feit dat zij daar in evakostuum onder de waterstraal staat, schokt me, maar het lachende gezicht, de zonder twijfel op mij gerichte ogen en haar wuivende rechterarm voelen als klappen met de vlakke hand in het gezicht.
Ze heeft mijn aandacht nu, ik houd het niet meer. Alsof het van buitenaf bestuurd wordt, voel ik mijn hoofd richting zonwering buigen. Ik kijk nu ongegeneerd naar beneden. Als vanzelf komt mijn hand omhoog en zwaai ik. Aarzelend aanvankelijk, maar al snel steeds driftiger, met twee handen uiteindelijk. Adora geeft een spetterende show en ik ben dankbaar publiek dat zich zonder scrupules laat meevoeren.
Het dichtdraaien van de buitendouchekraan zet ook bij mij de knop weer om. Het is mijn linkerhand die de rechter vastgrijpt en in toom moet houden. Heb ik gezwaaid? Heb ik daadwerkelijk enthousiast en met overtuiging zitten wuiven naar mijn ontklede, badende buurvrouw? Die zichzelf nu onderhanden neemt met net zo’n gratis oranje badlaken van het energiebedrijf als ik vorige week ontvangen heb?
Natuurlijk, ik ben een zwaaier, een groeter, een wuiver, ik zeg iedereen gedag, geef knikjes en steek mijn hand op. Ik sta bekend als vriendelijk, spontaan en hartelijk. Maar ze dragen kleren, de mensen die ik begroet, ze hebben altijd iets aan. Ik zoek ze niet op onder de douche om hallo te zeggen, kijk niet om een hoekje als ze in bad liggen.
Als een jaloers kind dat aandacht ontbeert, laat mijn computer horen dat er e-mail binnenkomt. Soms is het fijn als banale zaken je tot de orde roepen. Er kunnen nog zoveel naakte vrouwen onder mijn raam staan, de mail dient gelezen te worden. Ik klik het bericht open en lees de tekst. Spam waarschuwt mijn computer. En dan: Make your tool a gigantic one. Order Viagra now!
Heel sterk is daar opeens dat verlangen naar mijn lang vervlogen kindertijd waarin het leven zo onschuldig en onbezoedeld leek. Had ik mijn moeder nog maar. Die had resoluut de lamellen van de Luxaflex dichtgeklapt. Zij was mijn spamfilter in levenden lijve.
De tuin van de buren is leeg. De tegels zijn nat, de douchekop druppelt na, een spoor van vochtige voetstappen loopt naar de achterdeur. Dan klinkt mijn voordeurbel.



Huid

Willem en Berend Avezaath hadden iets met huid. Zoals de gebroeders Anker iets met advocatuur hadden en Willy en René van der Kerkhof met brillen. Met dat verschil dat Willem huid totaal anders benaderde dan Berend. Waar voor dokter Berend Avezaath de genezing van zieke huid centraal stond, ging het bij Willem Avezaath om het versieren van 's lichaams grootste orgaan. Zijn stiel was bodypainter/tattoozetter, dat van zijn broer dermatoloog.
Met Willem kreeg ik al te maken in zijn beginjaren. Ik zou naar een gekostumeerd bal en Willem kon bodypainten. Zei hij. Hij had twee smaken: de Hulk of de smurf, toentertijd populaire tv-helden. Dat had voornamelijk te maken met de kleuren die hij in huis had. Groen en blauw. Waarvan dat groen eigenlijk naar bruin neigde. Ik koos dus voor smurf. Ik had zelf een bijpassend wit mutsje. Overigens wilde Willem zich snel doorontwikkelen als bodypainter, op lange termijn om beroemd en rijk te worden, op korte termijn om vrouwenborsten te beschilderen. Met zijn penselen zou hij op de intiemste plekken komen. Mij had hij gewoon met een verfroller gedaan. Met buitenbeits op terpentinebasis. Na het feestje zag ik nog weken blauw.
Jaren later stond ik weer bij hem op de stoep. Nu voor een tatoeage. Mijn relatie was inmiddels zo duurzaam en bestendig dat ik besloten had dat de naam van mijn vriendin op mijn linker bovenarm mocht. Bij wijze van Sinterklaascadeau. Ik had geen zin in weer lingerie of sextoys. Met het puntje van zijn tong tussen zijn tanden bracht Willem 'Maria' aan. De a's als hartjes, heel gaaf, hoewel het leek alsof er 'Morio' stond. Maar ik droeg toch voornamelijk lange mouwen.
Omdat mijn verkering met Maria toch van kortere duur bleek dan verwacht, belandde ik nog geen twee jaar later weer bij Willem Avezaath. Of hij iets met die oude tatoeage kon. Weghalen was niet nodig, maar kon het misschien een beetje aangepast? De dame met wie ik inmiddels het bed deelde, heette Marieke, qua naam een geluk bij een ongeluk. Het was voor Willem een fluitje van een cent 'Maria' om te zetten in 'Marieke'. Er waren kniesoren die de tattoo lazen als 'Morioke', maar Marieke leek er heel content mee.
Ze was er trouwens bij toen Willem mij het etiket met haar naam gaf. Het leek mij een goed plan haar te laten zien hoeveel ik voor haar over had. Dat bleek een stom idee. Want al tijdens het tatoeëren hadden Marieke en Willem de grootste lol met elkaar. Of hij haar niet eens mocht bodypainten. Hij had een goede kwast.
En zo kwam het dat ik bij zijn broer Berend Avezaath belandde. Of hij als dermatoloog ook tatoeages verwijderde. Dat deed hij, zeker die van zijn broer, die zulke vreselijke dingen deed met huid. Ik moest maar een afspraak maken met de assistente.
Dat deed ik. Ze was blond, knap en intelligent. Diezelfde avond gingen we samen uit. Ze had een babyzachte huid en heette Margriet. Die naam bracht me aan het twijfelen. Moest ik Berend hebben voor een start met een nieuwe vrouw en een streep door het verleden. Of moest ik Willem verder laten knutselen.


maandag 12 november 2012

Blikken

'Meneer,' zei de man die zojuist energiek de overvolle metro was ingestapt, 'zou ik op uw plek mogen zitten?' De vraag verwarde mij. Ik keek hem niet begrijpend aan. Of onnozel, ik ben sterk in onnozele blikken. 'U zit op een zitplaats voor een invalide,' legde hij uit. Hij maakte gebaren zoals leraren wel doen als iets gecompliceerds aan de orde is. Wiskundeleraren. Natuurkundeleraren.
De man wees op het raam. Daar las ik "zitplaats voor een invalide". Een lolbroek had met stift streepjes op de e's van "een" gezet. Wat de man zei, klopte, ik zat op de plek van één lichamelijk beperkte. Maar wat in 's hemelsnaam was de handicap van die kerel die erbij stond als Hollands welvaren? Hij zag mijn twijfel. Meer passagiers zagen die. Er waren erbij die op het punt stonden zich ermee te bemoeien. Ik zag het aan hun geërgerde blikken. Ze hielden zich in, maar hoelang nog?
Ik flapte het eruit voor ik het wist. Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen toen mijn woorden de strijd aangingen met de remgeluiden van de ondergrondse. Ik had de schijnbare invalide al één traject laten staan. 'Wat heb je dan?' vroeg ik. De medereizigers keken of ze hun oren niet konden geloven. Nog even en de lynchpartij zou losbarsten. 'Wat zegt u?' zei de man. Hij had een hand achter zijn oor gelegd. 'Ik ben doof, weet u.' Doof? Had ik dat goed verstaan? Dacht de kwartel recht te hebben op een zetel, omdat zijn oren het lieten afweten?
Ik sloeg op mijn hartstreek en trok mijn lippen in fijnstand. 'Pacemaker,' articuleerde ik. 'Moet zitten van dokter. Had u graag terwille willen zijn.' Dat stemmingen zo snel konden omslaan had ik niet voor mogelijk gehouden. Ineens ging er een warm gevoel van begrip door de metro. Zelfs de blik van de dove leek empathisch.

zondag 11 november 2012

Nieuwe ronde nieuwe kansen

Genomineerd voor de Literatuurprijs Zeist: Spamfilter. 203 inzendingen, 20 genomineerden. Spannend! Uitslag a.s. vrijdag in Zeist.

Nuiken

Vierde plek (ex aequo) in Limnisa-schrijfwedstrijd voor 'Nuiken'. Komt ie:

Lang geleden toen ik nog kleuter was, wist ik het zeker: ik zou trouwen met mamma, mijn zus Barbara en de juf. Dat polygamie verboden was, wist ik niet. Er is zoveel dat een vijfjarige niet weet. Barbara, twee jaar ouder, had meer realiteitszin.
‘Mam, dat kan toch niet? Je kunt toch maar met één vrouw trouwen?’
Mijn moeder zat in gedachten verzonken aan tafel. Ze poetste het zilver en had wel vaker stemmingen waarbij ze volledig in zichzelf gekeerd was. Omdat haar antwoord uitbleef, riep ikzelf, overtuigd van mijn gelijk: ‘Dat kan wel. Dat kan makkelijk. Een trouwkoets heeft twee bankjes, daar passen vier mensen op.’
Ik kwam met argumenten die steek hielden. Had ik laatst niet bij de kerk een prachtige bruid en bruidegom uit een romantisch rijtuigje zien stappen? Nieuwsgierig had ik een blik naar binnen geworpen en de zee van ruimte geconstateerd. Daar kon je wel met z’n tienen in! Maar zo eenvoudig bleek Barbara niet te overtuigen door een kleuter.
‘Jouw juf heeft al een man.’
‘Niet!’
‘Wel, ze heeft een trouwring.’
Een ring? Hoezo een ring? Een mooie jurk had ze. Wit met bloemetjes. En een rode met witte stippen, net als de paddenstoel van kabouter Spillebeen. En prachtige krullen rondom het allerliefste gezicht van de hele wereld.
‘Ze gaat ook met mij trouwen.’
‘Dat kan niet. Mam, dat kan toch niet?’ Nog steeds volgde geen bevestiging van onze moeder. De poetsdoek in haar handen ging stevig heen en weer, maar haar blik was leeg. In navolging van mamma hield ik mijn mond. Barbara kon zeggen wat ze wilde, mij bereikte ze er niet mee. Als ik met de juf ging trouwen, dan was dat zo. En ook mamma was de bruid, die had zéker geen man. De enige twijfel die was ontstaan gold bruid nummer drie, Barbara. Als ze zo bleef zeuren deed ze niet meer mee.
Nu Barbara haar betweterigheid ondergraven zag door klaarblijkelijke onverschilligheid en zij in moeder geen medestander trof, vond ze het nodig het gesprek een wending te geven. Ze wilde mij hoe dan ook uit de tent lokken om met mijn onnozelheden af te rekenen.
‘Ga je dan met al je vrouwen in een bed liggen?’ De vraag was te dom om te negeren.
‘Hoezo? We gaan met een koets naar de kerk en ...’
‘Nee, dombo, daarna, als je getrouwd bent.’
Ik zag mijn slaapkamer voor me met daarin vier bedden op een rij. Een beetje als bij de zeven dwergen uit de film van Sneeuwwitje. Of nee, twee stapelbedden, zoals in het vakantiehuisje deze zomer.
‘Je moet toch slapen,’ stelde ik nuchter, ‘we hebben een stapelbed. En ik mag boven. Jij niet.’
Barbara keek mij smalend aan. Ze had ervoor kunnen kiezen mij verder te sparen, maar ze dramde door.
‘Nee joh, ik bedoel zo’n groot bed als mamma heeft. Ga je daarin met ons slapen?’
Ik probeerde moeders bed voor te stellen. Ik lag tussen de juf en mamma in. Barbara rolde er bijna uit, maar daar had ze het zelf naar gemaakt.
‘Ja, waar anders?’ antwoordde ik stellig. Dat het Barbara niet zozeer ging om de slaapplaats besefte ik niet. Zij bedacht de ongebruikelijke voorstelling van drie vrouwen en één man tezamen in één bed. Of eigenlijk de absurde combinatie van een juf, een moeder, een meisje en haar kleuterbroertje verenigd tussen de lakens. Maar zelfs dit beeld was haar niet bizar genoeg. Voor een zevenjarige hield ze er vreemde ideeën op na.
‘Bloot?’
‘Bloot?’ Ik wist niet of ik het goed verstond.
‘Ja, hoe moet je anders baby’s maken?’
Deze onbegrijpelijke woorden en haar triomfantelijke blik daarbij waren mij teveel. Nu werd helder dat wij geen gesprek hadden gevoerd. Van begin af aan had Barbara onze woordenwisseling beschouwd als een jachtpartij met zichzelf als jachtluipaard en mij als voortvluchtige gazelle. Elke bocht die ik in mijn ontsnapping poogde te maken wist zij recht te trekken. Mijn lot stond vanaf het begin al vast. Ze had me bij de staart en mijn strot zou weldra volgen. Ik zweeg, keek hulpeloos naar moeder die nog steeds geen sjoege gaf.
‘Hoe moet je anders je zaadje in onze spleetjes stoppen?’
Ik zag de bak met donkere, vochtige aarde voor me die de juf op een dag in de vensterbank had gezet. Alle kinderen kregen een witte pit.
‘Jullie mogen straks allemaal je zaadje in de aarde stoppen,’ vertelde de juf met haar vriendelijkste glimlach. Hoe ik die bak moest rijmen met vier blote mensen in een tweepersoonsbed was me een raadsel. Maar nog kende Barbara geen medelijden. Haar slotoffensief volgde in hetzelfde mistige jargon.
‘Jij moet met ons nuiken.’
‘Nuiken?’ Ik kende duiken en ruiken, maar van nuiken had ik nog nooit gehoord. Als definitieve strottenbijter vond ik het een beetje tegenvallen. Barbara zelf was blijkbaar ook niet helemaal overtuigd van deze afrekening, want ze keek onzeker naar moeder. Het rare woord bleek een ontdooiende werking te hebben op moeder en daarmee werd het nog raadselachtiger. Moeder staakte het poetsen en legde de zilveren kaarsensnuiter op tafel. Op haar gezicht verscheen een uitdrukking die niet veel goeds voorspelde.
‘Barbara, wat zei jij daar?’ Mamma mocht dan ontdooid zijn, haar stem was kil en ijzig. Ik moest denken aan de heks uit Sneeuwwitje. Barbara rilde, probeerde moeders blik te ontwijken door naar het plafond te staren. Van haar bedillerige houding was weinig over, de rollen waren herschikt. We wisten hoe genadeloos moeder haar slachtoffers uiteen kon rijten zonder aanzien des persoons. Om die reden was zij berucht in de straat en werd zij gevreesd door haar eigen kroost, hoe klein ook. Voortdurend waren wij op onze hoede voor de onvoorspelbare grillen waaraan moeder zich overgaf. Het verbaasde mij dat Barbara zo naïef was geweest met haar “nuiken” moeders grenzen van het toegestane te overschrijden. De vernedering van haar broertje had blijkbaar prioriteit gekregen, de gevolgen had zij voor lief genomen of was ze gladweg uit het oog verloren.
Langzaam kwam moeder overeind. De ogen als kolen in het lijkbleke gezicht, haar gekromde rug en de handen als vooruitgestoken klauwen deden het ergste vermoeden over wat zou volgen. Als de revanchegedachte ‘net goed’ al in mij opkwam, dan slechts voor een fractie van een seconde. De huivering die zich van Barbara meester maakte en bij haar een onbeheerste snik teweegbracht, riep ook bij mij de waterlanders boven.
‘Kom jij maar eens mee naar de keuken, jongedame, dan zal mamma je leren wat we doen met kinderen die rare woorden zeggen.’ Haar spreken leek op grommen, haar gekromde vingers grepen Barbara bij arm en haren en onder het slaken van een dierlijke angstkreet werd mijn zusje afgevoerd.
De geluiden uit de keuken waren afgrijselijk. Ik hoorde een kraan, getrappel van voeten, gesmoorde kreten en moeders stem die onafgebroken dezelfde frase herhaalde.
‘Dit doen we met kinderen die rare woorden zeggen!’
Ik stak snikkend mijn vingers in mijn oren, liet mij languit vallen op de bank en begroef mijn hoofd onder de kussens. Stil werd het niet.

Die avond, ik lag al in bed, luisterde ik ingespannen naar eventuele geluiden die uit de belendende slaapkamer kwamen. Ik was klaarwakker en ik kon mij niet voorstellen dat Barbara de slaap kon vatten na wat die middag gebeurd was. Bovendien had ik nog een verrassing voor haar die perse voor het slapengaan afgegeven moest worden. Ik mocht dan klein zijn, wat troost kon betekenen wist ik als geen ander. Door op een dag als vandaag mijn bed te verlaten zonder dringende reden liep ik natuurlijk een risico, maar dat had ik ervoor over.
Vanonder mijn bed pakte ik mijn cadeau voor Barbara. Het was leuker geweest als het was ingepakt, maar het moest maar zo. Zachtjes opende ik de deur, liep op mijn tenen over de overloop en duwde de kruk van Barbara’s slaapkamerdeur naar beneden. Toen ik door de kier de schemerige kamer in keek, zag ik dat Barbara met een ruk overeind schoot. Ze was nog steeds op haar hoede.
‘Wat moet je,’ klonk het afgemeten. Dat snapte ik. Ze had genoeg aan zichzelf. Gelukkig moest ik écht iets. Even kijken hoe het met haar was. Even iets geven om haar op te fleuren.
‘Ik heb iets.’
‘Wat?’
‘Een cadeautje.’ Voorzichtig hield ik het potje met mijn linkerhand vast, terwijl ik met mijn rechter de deur sloot. ‘Een potje, een potje met een zaadje.’
‘Een potje wat?’
‘Nou, je weet wel Bar, wat je vanmiddag zei, een potje nuiken.’ Ik reikte haar het bakje aarde aan, waarin ik vanmiddag eigenhandig een zonnebloempit had gedrukt.
‘Morgen komt er een bloemetje uit.’
Ze glimlachte. Waarschijnlijk was het de eerste lach sinds die akelige middag.
‘Dankjewel,’ zei ze zacht, toen ze de plant in wording op haar nachtkastje zette. Ze sloeg haar laken en deken uitnodigend opzij, zodat ik dicht tegen haar aan kon kruipen. Haar nachtpon voelde zo zacht en haar luchtje was zo bedwelmend dat ik binnen de kortste keren onder zeil ging.


vrijdag 9 november 2012

Cijfertjes

Ik ben een man van letters niet van cijfers. Leg mij niet hoe uit de hypotheek tot stand komt, reken mij niet voor wat ik tot nu toe aan pensioen heb opgebouwd, allemaal verspilde moeite. 1. Het boeit me niet; 2. Ik snap het niet. Een en ander zal verband houden met elkaar. Kijk, letters leveren een verhaal op, verhalen zijn de essentie van het leven. Ieder mens heeft verhalen, sommigen schrijven ze ook nog op. Leuk. Maar cijfers zijn kil. We gaan 16 miljard bezuinigen. Fijn. Dit brood kost 2,40. Worden we warm van. U heeft de jackpot van 1 miljoen gewonnen. Weten we dan ook weer. Van Katwijk naar het Lago Maggiore 1059 kilometer. Flink stuk, zeg. Te zakelijk, te berekenend. Rekenen en wiskunde zijn echt overschatte vakken. Tijdverspilling. Doe liever iets met taal. Sterker nog, wat zou rekenen zonder taal zijn? Niets, helemaal niets.
Net nog iets met een getal moeten doen. Om precies te zijn het getal 15. Ik moest 15 dozen laminaat naar de zolder tillen. Dankjewel 15! In dit geval had ik voor 2 nog enige sympathie kunnen opbrengen. Of wat dacht je hiervan: een paar weken geleden moest ik 30 gipsplaten van elk 2.30 m naar de derde verdieping transporteren. Dankjewel 30! Ze zijn inmiddels verwerkt in een wandje. Dat kostte uren, wat zeg ik, dagen. Daarna kwam het schilderwerk, zeker 4 potten verf zoog die wand. We spreken dan toch snel over een eurootje of 55.
Tot slot: de politiek: kunnen ze het daar wat minder over de getallen hebben en wat meer over de mens achter de getallen. Dank Diederik en Mark.