woensdag 23 december 2009

Kattengejank

Mijn moeders muzikale voorkeur was voornamelijk religieus bepaald. Tijdens de afwas zong zij liederen van Johan de Heer: “Als g' in nood gezeten, geen uitkomst ziet,wil dan nooit vergeten: God verlaat u niet.” In 1970 kon de Top 40-notering Mijn gebed (“Dit is uw orgel, Heer, dit is uw kerk”) haar goedkeuring wegdragen. Zodra de volgende plaat startte, ging de radio echter uit.
Hoewel mijn vader ook niet vies was van psalmen of gezangen stond hij muzikaal gezien meer in de wereld. Hij luisterde steevast iedere avond naar de Jukebox van Stan Haag op piratenzender Veronica. Willeke Alberti zong dagelijks “Morgen ben ik de bruid” en een stevig mannenkoor liet daarna “Wij zwaaien af” horen. Soms bleek ook de Top 40 aan mijn vader besteed. El Condor Pasa, van Simon en Garfunkel, op nummer één in april 1970, vond hij erg mooi.
Toen ik eenmaal Floyd-fan was en op mijn verlanglijstjes platen van de band prijkten, ging mijn vader in Haagse platenwinkels op zoek naar de door mij begeerde zwarte schijven. Dark Side of the Moon was de eerste elpee van mijn collectie, het jaar daarna gevolgd door A Nice Pair, met muziek uit de beginjaren. Mijn vader vond Any Colour You Like van Dark Side mooi. Toen mijn moeder hem dat hoorde zeggen schamperde ze: ‘Man, dat kattengejank!’ Goed luisteren was niet haar sterkste kant.

dinsdag 22 december 2009

Geen weg terug

Mijn platencollectie telt minstens vier elpees die oorspronkelijk toebehoorden aan mijn zus. Twee daarvan heb ik achterovergedrukt toen de muziek buiten haar aandachtssfeer raakte, maar juist in de mijne terechtkwam. Stand up van Jethro Tull was de ene plaat, gestoken in een schitterende hoes die bij het openklappen een pop-up vertoonde van de bandleden, de andere was van John Mayall uit de Superstarshine-serie, een legendarische live-elpee. Beide langspeelplaten lagen zo vaak op mijn kamer dat het op den duur leek alsof ze mij toebehoorden. Nooit heeft mijn zus nog naar de schijven gevraagd.
Genoemde muziek maakt deel uit van mijn muzikale canon. Twee andere elpees die via mijn zus’ collectie in de mijne belandden, legaal overigens, maakten nog diepere indruk, ze hebben mijn brein definitief aangetast. Ik was twaalf toen de naald van de Dual-platenspeler door de groeven van Grantchester Meadows gleed en de religie die bekend staat als Pink Floyd mij greep. Voor het eerst in mijn leven hoorde ik hoe voetstappen op een trap en het doodslaan van een bromvlieg werden verheven tot muziek, hoe Eugenes gegil, die gemaand werd voorzichtig te zijn met de bijl, door merg en been sneed.
De langharige magiërs van de ongehoorde klanken op de hoezen van Ummagumma en Meddle keken mij indringend aan. Er was geen weg terug.

vrijdag 4 december 2009

Leest u Advies & Educatie analoog? Ongelooflijk!

Ter voorbereiding op de kinderboekenweek organiseerden mijn collega’s en ik voor onze eerstejaars een kinderboekendag. Wij hielden een voorleesbattle, hadden een schrijfster over de vloer en keken naar ‘Sjakie en de chocoladefabriek’. De dag wilden wij openen met de animatiefilm ‘D, een film over schrijven’ van Harrie Geelen. Een bekroonde film, waarin schrijvers vertellen over schrijven. Heel leuk.
Nu bleek de film bij de mediatheek zoek. Nou zoek, weg. Weggegooid door overijverige bibliotheekmedewerkers die van hogerhand te horen kregen dat videobanden anno 2009 niet meer konden. Teveel pre-digitaal tijdperk, meneer. U dient als docent met uw tijd mee te gaan. Prima. Of zij mij dan de DVD-versie konden leveren. Helaas, dat bleek geen optie. Dan graag het kinderboekenweekpakket en de genomineerde griffels en penselen? Die konden we de pabo-studenten in geen geval onthouden. De medewerkster schudde meewarig het hoofd. De student die met die analoge materialen echt zonodig iets zou willen doen moest zij doorverwijzen naar de openbare bieb.
Trouwens voor het gemak waren ook alvast een paar analoge onderwijsbladen uit de collectie geschrapt. Scheelde ruimte en geld, want het was crisis, nietwaar. Moderne studenten kennen het begrip vakblad amper, laat staan dat ze dat hier aan een tafeltje zouden gaan lezen. Dat is zo jaren zeventig.
Onwillekeurig gingen mijn gedachten uit naar de lezers van Advies & Educatie. Zij ontvingen het blad in de brievenbus en gingen het dan, ongelooflijk, gezeten op de bank tot zich nemen. Dit moest dezelfde generatie zijn die nog werkte met stencils, het woord floppy regelmatig bezigde en zelf dia’s inraamde.
Enige tijd geleden ontvingen wij, opleidingsdocenten van de pabo, een onherroepelijk bericht van onze ICT-servicedesk. Binnen afzienbare tijd zouden alle tv’s en overheadprojectoren verwijderd worden. Een moderne hogeschool werkt immers niet met achterhaalde apparatuur en achterlijke leermiddelen. Onze videobanden zijn inmiddels gedigitaliseerd en onze sheets weggegooid.
Talloze collega’s starten bij aanvang van het college de computer op en bidden dat de beamer werkt, het netwerk niet plat ligt, het geluid functioneert of de cd-rom in beeld verschijnt. Want de digitale wereld kent ook zo zijn beperkingen en gaat regelmatig op de loop met lesinhouden. De servicedesk is soms net te veel desk en net te weinig service.
Of onze colleges er met alle computerrompslomp beter op geworden zijn, durf ik te betwijfelen. Meest kwalijke in de digitale ontwikkelingen is in elk geval de aantasting van de autonomie van de docent. Waar is de tijd gebleven dat assisterende diensten daadwerkelijk dienden ter ondersteuning. Toevallig heb ik verstand van goed lesgeven en ik maak zelf wel uit hoe ik dat doe en met welke materialen. Potjandoppie!

Deze column verscheen in Advies & Educatie van november 2009.