donderdag 31 oktober 2013

Eigendommen

Bij het verlaten van de trein gaf de conducteur ons reizigers de volgende opdracht mee: "Denk bij het uitstappen aan uw eigendommen". Ik stak mijn vinger op, maar hij zag het niet. Ik had namelijk nog willen vragen of het niet uitmaakte wat de waarde van de eigendommen was. Of dat het om eigendommen ging die óf binnen óf buiten waren. Nu werd het misschien wel een heel willekeurig en weinig consistent lijstje.  En hoelang moest ik eigenlijk aan mijn eigendommen denken? Maar vooruit, ik zou mijn best doen. Ik dacht aan mijn auto, mijn huis, mijn fiets, of fietsen, want ik had er twee, mijn Pink Floyd-collectie, mijn kleding, mijn boeken, mijn vulpennen, mijn computers, mijn iPad (hoewel die in feite van mijn werk was), mijn tv, mijn bed... In gedachten verzonken belandde ik op het busplatform waar ik werd aangetikt door een smoezelig menneke met een gebit als een fietsenrek. "Hebbie misschien een eurootje?" Wat een irritante figuur! Natuurlijk had ik een euro, maar dat was míjn euro. Wegwezen jij. Waar was ik gebleven? Tot mijn bus kwam dacht ik onafgebroken aan mijn eigendommen. Bij het instappen sloeg de twijfel toe. "Chauffeur," vroeg ik na het inchecken, "van uw collega van de NS moest ik aan mijn eigendommen denken. Geldt dat ook bij u in de bus?" De man keek me aan alsof hij een onnozele ziel tegenover zich had. "Wat denkt u zelf?" klonk het schamper. 
Ja, ik had het kunnen weten.

woensdag 30 oktober 2013

Brandalarm

Ik maakte even een mailtje af, terwijl het jankende brandalarm een aanslag deed op mijn gehoor. In de ogen van de BHV'er op dreef reageerde ik waarschijnlijk te laconiek, want hij voegde mij nadrukkelijk toe dat ik moest maken dat ik wegkwam. En via de brandtrap, ja, niet langs de gewone trap. Die opmerking kwam helaas te laat, ik was al beneden en rook de schroeilucht die sterker en sterker werd naarmate ik de kitchenette van het Letterenfonds naderde. Verbrand brood, dat was het, zwarte rook cirkelde uit de broodrooster. Hier ging iets verschrikkelijk mis. Met de handen over de oren daalde ik in een stroom collega's nog twee trappen af. Als de wiedeweerga, de oranjevesten van de BHV op onze hielen. Sommige collega's hadden kans gezien tassen te pakken en jassen aan te trekken. Ikzelf bereikte de buitendeur in mijn trui. Een kille zuidwester greep me direct bij de keel. Dat werd keelpijn de komende dagen. Maar dat mocht geen naam hebben, ik had het gered. Achteruitlopend naar de verzamelplek op de brug zag ik ons pand nog talloze evacués uitbraken, net ontkomen aan de broodroostervlammen. Als laatste verscheen collega N die het leven sinds zijn reis naar het dak van de wereld wel heel relaxed opvatte. Hij was op sokken en in een T-shirt en in zijn rechterhand droeg hij een waterkoker. Historisch waren zijn woorden. Ik zal ze nooit vergeten. Ze schalden over de Nieuwe Prinsengracht: "Mensen, ik ben de brand meester!" Hij hief de waterkoker boven zijn hoofd en wij juichten, huilden en vielen elkaar in de armen als geliefden die elkaar jaren niet hadden gezien.

maandag 28 oktober 2013

Storm

Vandaag stormde het. Als gevolg daarvan ben ik nog niet thuis. Vandaag wordt het toch wat later, vrees ik. Ik rijd met een bus van Schiphol naar Noordwijk. Nooit geweten dat die verbinding bestond. Wat heeft Noordwijk dat Katwijk niet heeft om het rechtstreeks met Schiphol International Airport verbonden te zijn? Goed, dit is niet het moment voor afgunst, ik moet gewoon al blij zijn dat ik in zuidelijke richting rijd. Aankomsttijd Noordwijk Picképlein is overigens 19.00 uur. Dus nog een stief uurtje en dan ben ik er. Bijna. Want dan moet er nog overgestapt worden op lijn 20 of 21. Ach, het komt allemaal wel goed uiteindelijk. Denk. Voor hetzelfde geld had ik vandaag op de veerboot van Newcastle naar IJmuiden gezeten. De kapitein durfde het niet aan de haven in te varen met windkracht 11. Hij koos, toen hij de Hollandse kust had aangetikt als een Kromowidjojo de zwembadrand, weer voor het ruime sop om samen met 1080 passagiers te wachten tot de wind zou luwen. In hoeverre de opvarenden inspraak hebben gehad is de vraag, maar de kapitano is natuurlijk de baas. Storm zet aan tot resoluut denken, snel beslissen, compromisloos handelen. Dat moet ook de NS-leiding hebben begrepen. Het traject Amsterdam-Duivendrecht - Schiphol mocht ik zowaar afleggen in een heuse Fyra, speciaal van stal gehaald om gestrande passagiers op te ruimen. De conducteur had zo'n schik in het ritje dat hij bij ieder tussengelegen station - RAI, Amsterdam-Zuid - opgetogen door de intercom riep "hier is nog nooit een Fyra gestopt!". Ik gunde de man zijn pleziertje, maar bedacht wel dat stilstaan en Fyra op zich geen vreemde combi vormden.
Oké, nu dus in de bus naar Noordwijk. Die naar Zoetermeer via Leiden kon ik niet meer in. Ik stond net voor de ingang toen de chauffeur riep dat hij vol zat. Joh, ik wou niet eens meer mee. Met je flutsnor. 
We passeren Sassenheim in de stromende regen. Ik ben blij dat ik binnen zit. Wat zouden we eten?


zondag 13 oktober 2013

Skull Island


Na een lange reis belandde ik in Ifreann waar het land ophoudt en de oceaan begint. Vanuit mijn auto op de kade keek ik over de pittoreske haven. Vissersbootjes schommelden op de deining. Ik had uren kunnen blijven turen als niet vanuit de pub verderop een schitterend lied had geklonken. Geïntrigeerd door de onweerstaanbare melodie stapte ik uit om poolshoogte te nemen.
Ik trof een sfeervol café waar een rossige dame van begin 30 mij bekoorde met haar zang. Toen het stil werd, kon ik haar slechts bewonderend aangapen. Ze had een verleidelijke lach en sproeten zover het oog reikte. Of ik iets wilde eten, vroeg ze. Ze bracht me een pint of lager en fish and chips. Ze heette Carrion, ik was haar enige klant. ‘Is het lekker?’ wilde ze weten. We praatten tot diep in de nacht. Ik moest de lokale whisky proeven en zij dronk mee. Daarna, tijdens het betoverende liefdeslied op haar slaapkamer ontdekte ik nog veel meer sproeten.
Na een nacht vol passie verwende Carrion me met een ontbijt van roerei, zalm en prei - in het plaatselijk dialect béile deireanach. Carrion zou mijn gids zijn voor die dag. We liepen naar de baai waar we aan boord gingen van een kleurrijk vissersbootje. De zon scheen, maar het woei fel. Ons schuitje stampte zwaar op de deining. Zeewater sloeg tegen het krappe stuurhutje. Ik klampte me vast aan Carrion die bedreven het roer bediende en slikte mijn omhoogkomende ochtendmaal weg. In de verte prijkte een eilandje massief als een blok basalt.
Ze voer de boot tot op het strand en wees naar de indrukwekkende rotspartij die boven ons uittorende. ‘Skull Oileán,’ lichtte ze toe en sprong van boord. ‘Is that Skull Island in English?’ riep ik, terwijl ik haar hijgend volgde op de rotstrap. Op de top was Carrion nergens meer te bekennen. Het uitzicht was adembenemend. Links de eindeloze oceaan, rechts een reeks eilandjes als stepping-stones naar het vasteland. Op zee voer net zo’n bootje als waar wij mee gekomen waren.
'Carrion!' Mijn wanhoopskreet ging verloren in de wind. Haastig stak ik het plateau over tot een duizelingwekkende diepte opdoemde. Pas toen mijn voet een steen het ravijn instootte die een schedel bleek te zijn realiseerde ik me dat de rots waarop ik balanceerde bezaaid lag met talloze skeletten.
De boot was nog slechts een stip. Nauwelijks hoorbaar klonk een lied over de golven.

 
Carrion = kreng
béile deireanach = galgenmaal
 


vrijdag 11 oktober 2013

Niet knijpen

Ik droomde mezelf op een onbewoond eiland. Niets paradijselijks, maar een blok basalt in een onafzienbare watervlakte. Afgezien van haaien in zee en gieren boven mijn hoofd was er geen sterveling te bekennen. Het was een kille droom waaruit ik badend in het zweet ontwaakte.
Ik voelde me stijf, alsof ik niet in bed, maar op steen geslapen had. 
Ik had zonder enige twijfel niets te zoeken op dat schrale eiland. In de verte prijkte het vasteland van onbegrensde mogelijkheden, daar moest ik zijn. Ik liet mij vallen van een rotspunt, belandde in koud en onstuimig water en zwom voor mijn leven. Heel even, toen een venijnige onderstroom mij onder water trok, keek ik de dood in ogen. Een schim die zich uit de voeten maakte in de zeemist. Angst omklemde mijn kwetsbaar hart.
Onuitgeslapen sloeg ik mijn ogen op.
Een golf spuugde mij op het strand als een ontheemde bruinvis. Wat deed ik hier in mijn verwaterde pyjama tussen badkledingblote strandgangers? Moeders schepten zandkastelen, bejaarden trapten een balletje, kleuters zochten hun zoekgeraakte vaders, een zwemmer maande de strandwacht. Opeens was daar die schaduw. Zorgzame vingers knoopten mijn pyjamajasje los. Ik ontbeerde liefde.
'Waar zijn we?' vroeg ik toen ik wakker werd. 
We liepen over een oogverblindend wit clichéstrand langs een azuurblauwe zee. De palmen wuifden, de golven ruisten, haar linkerheup gaf mij bij iedere stap een speelse duwtje. Waar we heen gingen, wilde ik weten. Ze wees naar een houten huis met een veranda. In de ijsemmer op tafel hing een fles rosé scheef. Twee glazen wachtten, ongeduldig ongevuld. 
Ze mocht echt alles doen, maar niet in mijn arm knijpen.


 

zaterdag 5 oktober 2013

Alter ego

Ober, ik weet niet meer wat ik besteld heb.
Mevrouw, geen punt, ik heb het genoteerd.
O ja?
Ja, dat hoort tot mijn taken, mevrouw.
Wat had ik dan besteld?
Het was, momentje, pizza Calzone.
Nee!
Toch wel.
Maar ik ben vegetarisch.
Dit is wat u wilde.
Nee!
Toch wel. En wijn. U wilde rode wijn.
Onmogelijk, ik drink nooit, ik herhaal, nooit rode wijn.
Toch bestelde u dat. Een fles vol.
U moet zich, nee, het kan niet anders dan, hier is sprake van, u bedoelt...
Nee, mevrouw, zonder dollen: pizza Calzone en rode wijn.
Jee, ober!
Mevrouw?
Weet u zeker dat ik het was die bestelde en niet mijn alter ego?
Uw alter ego, mevrouw?
Ja, mijn alter ego. Dat doet wel vaker rare dingen.
Je ne sais pas, mevrouw.
Mag ik dan alstublieft iets bestellen als mezelf?
Ik houd u niet tegen.
Dan graag een pizza Quattro Stagioni en een flesje witte huiswijn.
Wat u wilt, mevrouw. Dan breng ik dus de Calzone en vino rosso voor uw alter ego en de Quattro Stagioni met een flesje wit voor uzelf.
Doet u dat maar. U bent allervroendelijkst, ober.
Allervroendelijkst, mevrouw?
Ach, neem me niet kwalijk, mijn alter ego typt dit in een bus die net een drempel nam. Dan is een verkeerde letter zo gezet.