dinsdag 2 december 2008

’t Kofschip gezonken, ’t fokschaap geslacht

Laatst ontving ik een e-mail van drs. P. uit N., toch niet de eerste de beste op taalgebied. Hij stelde mij de vraag: ”Vindt je het evident dat dergelijke gremia de precedentwerking van voornoemde pre-ambule verdisconteerd accorderen?”
Ik was geschokt. Iemand maakt werk van een voor mij onbeantwoordbare vraag, maar ondergraaft zijn exhibitionistische taaldikdoenerij met een koe van een fout. Het antwoord heb ik laten zitten, ik schreef slechts: “Beste Paul, ‘vindt’ moet ‘vind’ zijn, want er staat ‘je’ achter. Groeten, Peter.” Gaarne had ik even willen zien hoe zijn gelaat verkleurde, toen hij mijn bericht gewaar werd. Ik verwachtte een nederige verklaring terug, maar in zijn reactie stond: “ Nu niet pietluttig doen. Graag z.s.m. inhoudelijk reageren!”
Ik voelde mij enigszins in de hoek gezet en vond gelukkig troost bij mijn 8-jarige dochter. In het kader van de kinderboekenweek over poëzie was zij doende met een ode aan haar moeder. “Weet je wie er naar de slager gaat en het vlees in de pan dan braadt? Ja dat is mamma!” declameerde zij plechtig. Met Pauls e-mail nog in mijn achterhoofd vroeg ik haar meesterlijk: “Weet je wel hoe je ‘braadt’ schrijft?” Want de juiste werkwoordspelling is voor groep 5 wat teveel gevraagd, zo schatte ik in. Ze keek me aan of de onnozelheid zelve haar een vraag had gesteld. “Ja, duh, met dt natuurlijk. Ik ben niet dom!” Hoewel mijn dochter het nog ver gaat schoppen, moeten we haar voorlijkheid in dezen als toevalstreffer aanmerken. Ook Pauls ‘vindt’ is, hoop ik, niet representatief voor zijn kennis van het werkwoordsysteem.
Beide voorbeelden vallen in principe buiten de doorgaande leerlijn werkwoordspelling. Decennialang balanceerde ik op deze lijn, toen ik achtereenvolgens les gaf op de basisschool, de middelbare school en de pabo. De meeste leerlingen bleken leerbaar in deze tak van taalsport. Voortdurend was er echter een categorie pupillen die het maar niet wilde vatten. Wat ik ook deed, welke didactiek ik ook hanteerde – van de methode van de analogie tot die van de algoritmes, van directe instructie tot functioneel taalonderwijs – niets hielp. Voor deze leerlingen waren ’t kofschip gezonken en ’t fokschaap geslacht.
Toen ik als leerkracht de overstap maakte van groep 8 naar de brugklas en enkele oud-leerlingen als brugpieper weer ontmoette, werd ik bruut geconfronteerd met de broosheid van de doorgaande lijn spelling. Op de basisschool had ik ze week na week, stap voor stap ingevoerd in de wereld die werkwoordspelling heet. En geloof me, vlak voor de musical konden ze het allemaal foutloos. Maar tijdens de eerste werkwoordles op de nieuwe school lieten ze me genadeloos vallen. “Hij ‘antwoord’ is met een d, “ zei er een, “omdat het in de verleden tijd ‘antwoordde’ is.” “Hoezo, Thomas?” vroeg ik verbijsterd met een snik in mijn stem. “Omdat u dat vorig jaar zo heeft uitgelegd, natuurlijk,” riep hij triomfantelijk. En de rest knikte instemmend mee.

Na de louterende troost van mijn dochter heb ik drs. P teruggemaild. “Beste Paul, het antwoord op je vraag zou nee kunnen zijn, maar ik laat mij niet als een pietlut in de hoek zetten. Vriendelijke groet,

Peter van Duijvenboden, opleidingsdocent”



Deze column is gepubliceerd in Advies & Educatie van november 2008

zondag 28 september 2008

Pabo-student vertelt niet meer

Wanneer ik juist geïnformeerd ben, zal minister Plasterk zichzelf binnenkort op de hoogte stellen van de landelijke taaltoets voor pabo-studenten. Daartoe zal hij plaatsnemen achter een computer in lokaal 1.43 van onze hogeschool, de plek waar normaal gesproken onze eerstejaars aan de taaltand worden gevoeld. Ben benieuwd of onze onderwijsvoorman iets zal meekrijgen van de ondraaglijke spanning waarmee de toetsafnamen gepaard gaan. En of zijn uitslag reden zal zijn tot een opgeluchte schaterlach of een onbedaarlijk snikken. Ten tijde van de toets ontbreken de tissues nooit in lokaal 1.43.
Wie de taaltoets niet haalt, beleeft niet alleen een persoonlijke afgang. De media hebben er namelijk een handje van de pabo-student regelmatig uit te roepen tot het domme gansje van HBO-land. Het is makkelijk scoren, dat voeden van de collectieve verontwaardiging, want wie wil zijn kind nu in de klas van een juf of mees die niet kan spellen? De waarde die men hecht aan de taalvaardigheid van de leerkracht - en rekenvaardigheid - heeft inmiddels buitenproportionele vormen aangenomen. En zit daarmee andere vaardigheden danig in de weg.
Ik noem er één: leest u bijvoorbeeld in uw dagelijkse courant wel eens de kop ‘Pabo-studenten vertellen geen verhalen meer’? Ook ik kom dat nooit tegen. Vreemd, want het is kloppend en schokkend nieuws. Een verhaal vertellen is namelijk een buitengewoon sterk didactisch middel waarmee onder meer kennis, cultuur, levenservaring, religie en geschiedenis kan worden overgedragen.
Vraag volwassenen naar hun fijnste onderwijservaringen op de basisschool en negen van de tien keer noemen zij de juf of meester die zo mooi kon vertellen. In mijn geval was dat mijn meester uit de zesde, Piet Grootendorst. Hoe hij de kleine David een steen richting de vreselijke reus Goliath liet slingeren was fenomenaal. De kinderen op de voorste rij trokken hun tafel achteruit om de kwaadaardige godslasteraar de ruimte te geven onderuit te gaan voor het bord. En echt, met het vallen van de enorme Filistijn begon het stof door het lokaal te dwarrelen.
Laatst zou ik op praktijkbezoek bij een tweedejaars op een school in Katwijk. Als ik om half negen al aanwezig kon zijn, zou ik getuige zijn van de vertelling van De Barmhartige Samaritaan. Ik verheugde mij op het bezoek. De student steeg in mijn achting. Zelden krijg ik op stagebezoek een vertelling voorgeschoteld. Veel te vaak dat zouteloze zelfstandig werken. Maar helaas, de student had mij blij gemaakt met een dode mus. Na het repertoire stichtelijke liedjes volgde geen vertelling van de gelijkenis, maar een lastige en saai voorgelezen versie uit een kinderbijbel. In het nagesprek bracht ik mijn teleurstelling over op de student. Waarom geen vertelling? Je had het beloofd! Dat had ik dan mooi verkeerd begrepen, want ze zou een verhaal doen. Voorlezen dus, uit de kinderbijbel waaruit haar begeleider ook altijd voorlas.
Studenten vertellen niet meer. Bovenstaand voorbeeld is helaas usance in het onderwijs anno 2008, want niet alleen studenten laten het afweten, ook hun grote voorbeelden, de oude rotten in het vak vertellen steeds minder. Het lijkt iets voor liefhebbers te zijn geworden. Natuurlijk, het voorbereiden van een vertelling is een aardige tijdsinvestering. Maar verhalen vertellen is een didactisch fundament. Dat gaat verder dan een basisvaardigheid.
Ik ben blij met onze onderwijsminister. Het is een verhalenverteller. Op 27 juli was hij ‘Zomergast’ bij de VPRO. Een avond lang smeedde hij visuele en gesproken verhaaltjes aan elkaar. Ik keek en luisterde en was geboeid. Kwam hij maar langs tijdens mijn college verhalen vertellen. Echt, daar valt meer te beleven dan bij de taaltoets.

Deze column is gepubliceerd in Advies & Educatie van september 2008.

maandag 15 september 2008

Toetsen zwijgen


De toetsen zwijgen, Rick Wright is dood.

Ooit schreef ik: "In 1975 ben ik als dertienjarige pas toe aan Ummagumma, zes jaar na dato. Mijn inhaalrace is begonnen, ik raak begeesterd door het orgeltje van Rick Wright, mijn orgeltje van yesterday.

Het zijn magische klanken die hij voortbrengt, die je laten ophouden waar je mee bezig bent, de ruimte om je heen laat vervagen, je met open ogen een andere wereld tonen. Je wankelt, grijpt je vast aan de tafel, een stoel, de schemerlamp. De schemerlamp gaat om, jij ook, de bel gaat en de telefoon, er wordt op het raam gebonsd. Je gorgelt mee met de stroom, er is geen weg terug, hartkloppingen dienen zich aan, ijs smelt, jij smelt en geheimen uit de ruimte worden onthuld als de vliegende schotel is geland."

Richard Wright, toetsenist Pink Floyd, 1947-2008

woensdag 10 september 2008

Lunterse berichten



















Lunteren – Tijdens de identiteitstweedaagse voor bijna afgestudeerde leerkrachten in Lunteren is vastgesteld dat zeker één student beschikte over een valse identiteit. Hoewel hij beweerde van protestants-christelijke huize te zijn, konden oplettende docenten aantonen dat hij aanhanger was van het Stoutenburgs natuurgeloof. Op zijn studentenkaart trof men verder de naam Claartje van Leiden aan, hoewel hij zich Klaas liet noemen en herensokken droeg. Klaas is met onmiddellijke ingang van de Oegstgeestse opleiding verwijderd. De aangeslagen bijna-meester gaf aan nu bestuurskunde te gaan studeren om zich daarna als zelfstandig postbode te vestigen in Amersfoort.



Lunteren – Kamphuiseigenaar J. van El uit L. heeft gisteren de kamphuiseigenaaraward 2008 ontvangen uit handen van docent Van Dee. Van Dee roemde El’s stipt- en rechtlijnigheid: “Ja is ja bij Van El en nee nee. Kom daar maar ‘ns om in de Randstad anno 2008,” aldus de prijsuitreiker. Twijfelachtig leek of de gelouwerde Van El de prijs wel op prijs stelde. Hij wierp voortdurend geïrriteerde blikken op zijn horloge en mopperde bij de overhandiging van de trofee in de vorm van een verguld bord nasi: “Dit zou om elf uur afgelopen zijn, maar het is nu al bij twaalven. Dat was geen afspraak!”



Lunteren – In de bossen van Lunteren zijn gisterennacht zo’n 25 studenten van een tot nu toe onbekende hogeschool aan de Theresiastraat te Den Haag ingesloten door leger, marechaussee en assisterende boswachters. Na een intensieve drijfjacht werd de groep staande gehouden door wachtcommandant Greetje Oosterbos. De groep studenten onder leiding van godsdienstdocente C.S. uit Zoetermeer was op het late tijdstip de gevreesde blauwe route gaan wandelen. Oosterbos nam woorden in de mond als ‘van’, ‘pot’ en ‘gepleurd’. Zij is nooit mals geweest als het gaat om nachtelijke natuurverstoring. Wist de, nota bene, religielerares dan niet dat ’s nachts de reetjes gevoederd werden alsmede de wilde zwijnen? Zo nee, waarom was zij dan geen biologiedocente geworden, want daar had je in Lunteren meer aan. De groep studenten is met gecamoufleerde legervoertuigen op rupsbanden afgevoerd, van docente C.S. is nimmer meer iets vernomen.


Amersfoort – Amersfoort? Pabo-studenten van een tot nu toe onbekende hogeschool hebben onlangs huisgehouden in de Amersfoortse binnenstad. Als volleerde hooligans scandeerden zij scabreuze teksten en klommen zij in lantaarnpalen. Het gebied tussen het station en snelweg A1 moest door de plaatselijke hermandad hermetisch worden afgesloten, nadat Amersfoortse autochtonen werden bedreigd met een gebaksvorkje. Na tweeën kon de muitende meute in ME-busjes worden afgevoerd naar het cachot. Tot opluchting van de aanstaande onderwijzers troffen zij daar commissaris Appelflap die bekend staat om zijn verzoenings- en vergevingspolitiek. Zijn strijken over het hart is inmiddels wereldwijd bekend. Al met al konden de opvoedkundige oproerkraaiers op tijd aanschuiven voor de nasi. Zes uur blijft hoe dan ook zes uur. Na het eten zijn zij uitgeteld gaan slapen. Schijnt.


Lunteren – In Lunteren zijn de afgelopen dagen de jaarlijkse identiteitsprijzen uitgereikt. Zo’n 80 kandidaten waren genomineerd, waaronder veel jongeren met ambities in het onderwijs. De eerste prijs, de platina ID, ging naar de 20-jarige Hansje Sluikhaar. De jury vergeleek haar identiteit met de wassende maan aan een wolkenloze lucht. Met name Sluikhaars originele koffie-inname werd geprezen. Tweede werd dit jaar wederom de man die niet met zijn naam in de krant wilde. Hij schonk zijn zilveren ID direct na ontvangst onder luid applaus aan de meest grijze muis van het aanwezige gezelschap onder de uitroep: “Ik heb er al een, deze is voor jou, schat.” De derde prijs, een verfrommeld velletje papier, ging naar de Armandoiaanse identiteitsgoeroe Vergankelijkheid. Hij nam teleurgesteld de trein van 13.13 uur naar Amersfoort. Volgend jaar meer identiteit.

maandag 28 juli 2008

Kennis

Hey meneer Duivebode,
Van Willemein uit 1c heb ik gehoord dat u de leraar ben die hier overgaat. Na aanleiding van de taaltoets die ik en me klasgenoten maken moeten wil ik aan u een paar vragen vragen. Wil u de antwoorden zo snel mogelijk, want de toets is al gauw. is hij echt multippel gok. Me eerste vraag gaat over het oefenboekje de taaltoets te lijf. Dat moet ergens op het intranet staan maar waar???????? Ik wordt gek van dat net. Waarom moet alles zo nodig digitaal. moet je dat boekje helenmaal doen of is het niet erg als je het niet af krijgt. 1 van de taal onderwerpen gaat over formuleren wat word hiermee bedoelt. Gaat het soms over formulieren want het is me al vaker opgevallen dat de modulehandlijdingen ritselen van de fouten. Een klasgenootje zij dat het ging over contemtaminasie's of zo iets. Wat is dat, omdat ik er nog nooit over gehoord hebt.
Wij vinden het raar dat we deze dingen moeten weten, want ik wil later voor kleuters. Ik kan wel goed met kleuters praten en ik ken veel prenteboeken. dat we nederlanse speling krijgen daar is geen spelt tussen te krijgen maar dan moeten ze de speling niet steeds veranderen. Is het nou bijv. pannenkoek of pannenkoek. En hoe zit het met gramatica bijv. meeuwerkend voorwerp. Ik hoop niet dat we naamwoord gezegde krijgen. Ik heb dat aan me praktijkbegeleider gevraagt van groep 7 maar hij zij dat ze dat op de pabo maar moeten uitleggen. Hij zelf gebruikt het ook nooiot. Bij deze vraag ik het dus in deze mail voor me hele klas, want niemand weet wat maar niemand heeft zin u te mailen dus doe ik het maar weer Bea beidehand. 2 weken op de pabo en dan al een bij naam (:
Het is la met al een lange lijst. Als u mij benatwoord stuur ik dat wel door aan de rest. gaat u toevallig ook over rekenen zo ja wie wel????? Alvast bedankt.
Groetjes Bea B. uit 1d

PS Me vader ken ook een Peter Duivenvoorde van zijn eigen leeftijd. Bent u dat???

Beste Bea,

Voor alle in je e-mail gestelde vragen verwijs ik je naar de bijlessen taal die vanaf morgen 16.00 uur starten in lokaal 0.29. Deze lessen zijn wekelijks en ik raad je aan altijd aanwezig te zijn.
Zoals je weet is de pabo een HBO-opleiding. Dat veronderstelt een zeker kennisniveau. Om dat niveau te bereiken zal enige inspanning verricht moeten worden. Umberto Eco veronderstelde al "Elke kennis is pijn". Albert Einstein daarentegen was relativerender: "Fantasie is belangrijker dan kennis."
Met deze twee citaten in het achterhoofd wens ik je een voorspoedige studie.

Met vriendelijke groet,

Peter van Duijvenboden, opleidingsdocent taal

Hallo,
Zijn die Eko en Einstijn dan van rekenen?
Bea

zaterdag 12 juli 2008

Lang leve de lol


In de vakantie kwam ik mijn bakker tegen voor een van zijn winkels en hij begroette mij met zijn gebruikelijke ‘Ha mees, alles goed?’ Hij is een oud-leerling van lang geleden en in tegenstelling tot mijn verwachtingen van deze knul in groep 7 heeft hij goed geboerd. Hij managed negen bakkerswinkels in de regio en dat blijkbaar met succes gezien zijn BMW ter waarde van een slordige ton. Surfend op het Internet stuit ik wel eens op zo’n bolide en vraag me dan meteen af wie een dergelijk kreng kan betalen. Nou, Dikkie van M. dus en ik vermoed dat ik met mijn dagelijkse viergranenaankoop een behoorlijke bijdrage heb gedoneerd.
‘Vakantie zeker? Ja, het zal eens niet. Wat een bestaan zeg, leraar!’ Ik gaf hem mijn besmuikte meestersglimlach en dacht aan de immense stapel correctie die thuis op mij wachtte en mijn persoonlijk ontwikkelingsplan dat ik nog moest uitwerken voor het beoordelingsgesprek met mijn directeur direct na de vakantie.
Zou Dikkie, tegenwoordig Dirk, ooit een POP hebben geschreven? Hij mag zich dan omhoog hebben gewerkt tot bakkersbaas, ooit was hij slechts het manusje van alles in zijn vaders bedrijf met niet eens een mavo-diploma. Hij was het LLL-type, ging helemaal voor Lang Leve de Lol.
Zou zijn pa op een dag gezegd hebben: ‘Zoon, volgende week houden wij in het kader van ons personeelsbeleid een POP-gesprek, dus nu als de wiedeweerga achter je computertje om een degelijk plan op te stellen.’
‘Maar pap….’
Nee, zoon, met pappen en nathouden krijg je nooit een BMW. Je mag een LLL-type blijven, maar die letters staan nu voor een Leven Lang Leren!’
‘Maar pap….’
Een Leven Lang Leren, mijn directeur roept de slappe slogan te pas en te onpas. In de docentenkamer, op de ouderavond, bij de opening van het jaar, op de muziek- en poëzieavond. En tja, ik weet niet, ik raak wat gedeprimeerd van een Leven Lang Leren, het klinkt als oneindige detentie.
Dikkie zag er niet uit alsof iets hem deprimeerde. Hij maakte aanstalten om achter het stuur van zijn speeltje te kruipen. ‘Ik moet er vandoor. Voor mij een gewone werkdag, hè?’ Hij lachte en reed toeterend de straat uit, zijn arm wuivend uit het geopende raampje. Lang Leve de Lol.
Op weg naar huis besloot ik het correctiewerk en POP uit te stellen. Nog even verlof van een Leven Lang Leren. Het was niet voor niks vakantie. Tijd voor een beetje LOL.

Deze column is gepubliceerd in Advies & educatie van juli 2008.

woensdag 2 juli 2008

De Kleine Kapitein en de verdwenen studiepunten



Bijdrage aan de diploma-uitreiking op 1 juli 2008 van de school of education van Hogeschool INHolland, locatie Den Haag, in de Koninklijke Schouwburg te Den Haag.

Ik lees u voor uit de INHolland-versie van De kleine kapitein, getiteld De kleine kapitein en de verdwenen studiepunten. Niet te verwarren met De kleine kapitein en de zes proeven van bekwaamheid of De kleine kapitein in Portfolioland.

Het hoofdstuk is getiteld: Op weg en hoe dat afliep

Ze heetten Rob of Wendy of Linda, Judith of Idelette of ........................
Tientallen kapiteintjes, meer meisjes dan jongens, maar allen met een grote kapiteinspet op het bolletje, de handen stevig aan de reling van de Nooitlek geklemd. Eentje blies de trompet - tetteretè - toen werd het lied ingezet.
O zee, o zee, o onderwijszee,
neem ons pabo-bootje mee,
het ligt hier zo eenzaam op het droge,
stuur toch een golf, maar graag een hele hoge.
De laatste woorden werden gesmoord door een oorverdovend lawaai. Een rol-golf rees op uit zee, zo hoog als een hogeschool en de Nooitlek met de schoorsteen van zes emmers op elkaar werd opgetild en meegedragen naar de woeste, wilde onderwijszee.
Het was wennen, dat kompasgerichte varen. De koers zwabberde en veel kleine kapiteintjes hingen spugend, maar reflecterend, over de reling, gezichten wit als krijt, groen als gras.
Het was nog maar het begin van de reis naar Het eiland van Kans en Kleur, waar zo mogelijk de rijkste, maar dan ook de allerrijkste leeromgeving op hen lag te wachten. Het was de Schat van Startbekwaam die daar lonkte, de kist met flonkerende, flikkerende, schitterende, blinkende buit, de toegang tot rijkdom, toekomst en geluk.
Maar niet de schat baarde zorgen, wel de route ernaartoe. Gevaren lagen op de loer als De Kolkstroom van BSA, de Zee-engte van Propedeuse, de Moorddadige Mui van Eigen Vaardigheid.
De Nooitlek dobberde echter door op halve kracht, op volle kracht en op dubbele kracht. Vooruit! Naar Barometerkinderenland, waar de kloof tussen Twee en Drie overbrugd moet, naar het Eiland van Samenwerking en Interactie waar men non-stop spreekt in authentieke leersituaties, tot tongen als droge lappen leer uit monden komen hangen. Door naar Woordenstad, op zoek naar de Woordenschat, die je slechts selecterend, voorbewerkend, semantiserend en zeven keer, ik herhaal zeven keer consoliderend tot je dient te nemen.
Sommige kapiteintjes lieten traantjes op volle zee. Ze dachten: ik ben verdwaald, hoe kom ik thuis? Ik heb dorst, hoe krijg ik drinken? Hoe overleef ik deze tocht, hoe overleef ik deze storm, hoe overleef ik Francine Oomen?
Lang duurde dergelijke dipjes niet. Want op de brug, boven de kajuit, stond altijd klaar, als een rots in de branding, als een paal boven water, als de vleesgeworden zekerheid: de SLB-er. Het embleem in cyclaamroze letters op de ronde, dan wel platte borst, de armen over elkaar, wijdbeens. Het leek of zijn schoenen aan het dek waren gespijkerd. Hij zei niets, hij stuurde alleen maar, de grote Heer, de grote Dame van Schrik en Vreze, de Norse Heerser uit het land van Waan en Wijs, ook wel bekend als INHolland.
Opeens, toen niemand het meer verwachtte, gloorde licht aan de horizon. De zeilen werden gehesen, de driekleur wapperde in top. De koers luidde noord-noordoost of zuid-zuidwest, immer gerade aus, straight forward, rien ne va plus.
Vanuit het kraaiennest klonk plotseling: “Diplomabaai in zicht!” Nog even de Eindportfolio-assessmentklifs omzeilen en dan... Veilige Haven!
Ja, Mensen Maken Reizen, kleine kapiteintjes worden groot. Het is feest in de IJsburcht. Tetteretè!

Diploma-uitreiking



Uiteraard, zodra je richting podium gaat, zodra je het trapje beklimt, treft je darmkrampveroorzakende nervositeit. Dan zit je nog niet eens in de spotlights achter de witgedekte tafel met de quasi nonchalant neergelegde hogeschoolpennen. Je loopt er alleen maar naartoe over de plankenvloer in de voetsporen van de toneelvedetten.
Zit je rok wel goed van achteren? Ze kijken met honderden tegelijk, besef dat goed. Je kunt je nu geen asymmetrie of kreuk permitteren. De rechterhand corrigeert zo onopvallend mogelijk.
Het oorverdovende applaus houdt langdurig aan. Je hart neemt het ritme aan van handen die elkaar tegenkomen. Het bloed bruist. Je passeert de man die je toe zal spreken. Zijn knipoog, ongetwijfeld geruststellend bedoeld, beantwoord je met je charmantste glimlach. Dat is de buitenkant die je kolkende binnenste weet te maskeren. Nog wel, dit moet niet veel langer duren.
Je valt neer op de stoel, zit zowaar rechtop, haalt een hand door het verwarde haar. Eigenlijk had je met je hoofd voorover willen buigen tot je wang het koele damast zou raken.
Opeens is daar de murmelende stem van de begeleider. Niet de inhoud, slechts de vorm dringt tot je door. Kabbelende klanken die sierlijke letters vormen in je hoofd. Een feestslinger van klinkers en medeklinkers in het ritme van een aangenaam regenbuitje. Je kijkt omhoog, je gezicht wordt nat, de smaak is zout.
En dan - ongelooflijk, onvoorstelbaar – klinkt jouw naam door het theater, zelden zo mooi uitgesproken. Ongecontroleerd sta je op, de stoel valt met een klap op de parketvloer. Men lacht, men fluistert. Het duizelingwekkende perspectief van het eindeloze, felverlichte toneel en de duistere zaal met de onzichtbaar kijkende ogen doen je wankelen.
Het is de spanning. Het zijn de hormonen. Het is de natuur. Het is het weer. Het is de warme stem waarmee hij zijn hartstochtelijke verklaring vormgeeft. Wanneer zijn laatste syllabe wegsterft in de voortreffelijke akoestiek van de schouwburg barst een daverende ovatie los waarin jouw woorden verloren gaan. Alleen de geoefende liplezer neemt waar waarvan jouw mond onstuitbaar overstroomt: ja, ik wil!
Er is nog één verlangen, één hunkering: de kus. Waarschijnlijk zul je flauwvallen. En als, dan, gezien de entourage, zo theatraal mogelijk: languit, de rok net iets boven de knie, de waardepapieren in een waaier rondom. Zijn gezicht geschrokken boven de jouwe.
Maar, god, het kan niet waar zijn. Je moet invoegen in een rij van twaalf lellebellen, de een nog hoger gehakt dan de ander, zonder uitzondering met gestifte, tuitende lippen om zijn geschoren gezicht mee te bezoedelen. Waarna hij ze afscheept met een oranje roos.
Geen twijfel mogelijk, je wilt daar weg. Je verdwijnt in de coulissen. Nadat je nog eenmaal hebt omgekeken en walgend moet constateren dat hij zijn handen wel bijzonder gretig om willekeurige leesten legt.

zondag 8 juni 2008

Hindermacht

De overheid beschrijven als hindermacht, het had een neologisme van Koot en Bie kunnen zijn. Niet dit illustere duo, maar SGP-voorzitter Van der Vlies nam het woord in de mond tijdens het debat over het parlementair onderzoek naar onderwijsvernieuwingen.
Wat een juiste typering van de overheid! In plaats van garant te staan voor deugdelijk onderwijs ontpopten de autoriteiten zich de afgelopen decennia als drammers en doordrukkers.
Natuurlijk, we leven in een democratie, we hebben onze leiders zelf gekozen. Je zou die hele pan met onderwijsinnovatiesoep zo op het bordje van alle onderwijsmensen kunnen kieperen. Met de managers als eersten aan tafel en duizenden collega’s als brave meelopers in hun kielzog, lepel in de hand.
Maar dat beeld is niet volgens de waarheid. De beschuldigende vingers horen te wijzen naar het ministerie van onderwijs dat zich ontwikkelde tot een systeem binnen het systeem, een autocratie in de democratie, het politbureau van de lage landen.
Overvloedig waren de decreten die in hoge frequentie op de deurmat vielen van de scholen. Gestaag groeide de weerzin tegen deze top-down-overheid. Leerkrachten voelden zich keer op keer aangetast in hun autonomie. Ze waren tijdens hun studie goed voorbereid op de weerbarstige klassenpraktijk, het creëren van een goed pedagogisch klimaat, lastige ouders en moeilijke leerlingen. Maar met de hindermachtigheid van het bestuurlijk gezag dat als een dreigende donderwolk bij voortduring boven het werkveld hing, wist men geen raad.
Onthutst over het verraad van hun eigen ministerie kwamen de leraren die zich wél lieten horen tot een flauw en zwak protest. Vakbonden lieten het stelselmatig afweten en keken toe hoe in de jaren ’80 minister Deet -het verkeerde- man overging tot de afbraak van het onderwijs. Het samengaan van de kleuterschool en de lagere school tot één basisschool leek zo’n aardig plan. Maar hij bracht het als een bezuinigingsmaatregel die leidde tot bevroren salarissen en ongebreidelde fusies.
Schaalvergroting werd het toverwoord, niet de leerlingen en leerkrachten stonden centraal, maar de financiën. Een onvoorstelbaar uitgangspunt. Het onderwijs als sluitstuk van de begroting in plaats van investering in de toekomst van je kinderen, je land, je economie. Gebrek aan visie die leidde tot grote leerfabrieken in het voortgezet onderwijs waarin leraren en leerlingen zich verloren voelden.
Maar het was nog niet genoeg. De hindermacht hield onveranderd stand onder de visieloze PvdA-bewindslieden van de jaren ’90. De onderbouw van het middelbaar onderwijs versleutelden zij onder het mom van onderwijskansen tot een smakeloze eenheidsworst. Elk kind dezelfde basis. De ouderwetse, ongeëmancipeerde LTS-er die lekker met de handen wilde werken werd getrakteerd op maar liefst vijftien vakken, grotendeels theorie. Wie bedenkt zoiets?
Volgden nog het echec van de tweede fase, de mislukking van het VMBO en het fiasco van het competentiegerichte leren in het MBO. Grootschalige operaties waarin wederom leerlingen en leraren de dupe werden. En nieuwe plannen dienen zich aan: de maatschappelijke stage van scholieren en de toets voor vierjarige kleuters. Houdt het dan nooit op?
Het moet over zijn nu. De overheid dient niet te hinderen, mag zich niet schuldig maken aan spelbederf, is geen postorderbedrijf dat klanten bedelft onder onbestelde pakketten. De commissie Dijsselbloem heeft gesproken, de Tweede Kamer heeft de boter op het hoofd erkend en verbetering in de toekomst is aangekondigd.
De commissie-Dijsselbloem stelt een zogenaamde uitvoeringstoets voor waarin elke onderwijsinnovatie wordt onderworpen aan een haalbaarheidstoets. Kamerlid Dezentjé-Hamming van de VVD zou deze toets graag boven het bed van alle betrokken onderwijsvernieuwers willen zien. Goed plan. Kan het naast het tegeltje met de tekst: de overheid is geen hindermacht, maar laat onderwijs leven!



Deze column is gepubliceerd in Advies & Educatie van juni 2008.

dinsdag 29 april 2008

Mijn EHBO-relatie

Enige tijd geleden ontmoette ik een mooie, maar kwetsbare vrouw. Ze was niet ongeschonden, verre van dat, maar dat maakte haar juist zo aantrekkelijk. Ze had een schram op haar wang en een schaafwond op haar knie. Haar hand zat in het verband, dus sneed ik haar brood.
We pasten bij elkaar, want ook ik had mijn butsen en deuken. Ze was zo zorgzaam! Toen ik mijn voet verstuikte, schoot zij de bal in het doel en na mijn slagaderlijke bloeding dweilde zij het zeil.
Natuurlijk lagen we regelmatig tegenover elkaar in stabiele zijligging en gaven ons over aan passionele mond-op-mond-beademing. Ze was zo verrukkelijk met haar vette watten. Ik had haar willen zwachtelen van top tot teen, maar mijn beide armen staken in een mitella. Op dat soort momenten kwamen we icepacks tekort om zwellingen te stuiten en gaven we ons volledig over aan defibrilatie.
Misschien was het deze overload aan ijszakken die onze relatie na enige tijd deed bekoelen. Het wilde niet meer. Wat ik ook deed -haar het vingerverband aanleggen, haar in de Rautekgreep nemen- ze lag er steeds vaker bij als een steriel gaasje en keek niet meer om naar mijn bloedneus of loopoor.
Natuurlijk, haar zwaluwstaartje was meer dan verleidelijk, maar ze werd steeds afstandelijker, met name toen haar hoofd van haar romp gescheiden bleek.
Toen heb ik het uitgemaakt.

zondag 6 april 2008

Knoop


Met een knoop in mijn maag lees ik in de krant dat de wereld afbrokkelt. Financieel, klimatologisch, moreel, cultureel. Elke dag een stukje, gestaag, maar onmerkbaar, als een smeltende gletscher, als de krijtrotsen bij Dover.
Ik kijk op en zie de klok. De seconden tikken weg. Ook dat nog. Zelfs de tijd erodeert. De kaasschaaf van het eindeloos verstrijken. De aangevreten tand des tijds rot weg. Rest mij apathisch wachten?
Ik sla de krant ritselend dicht. Mijn besluit staat vast. Ik ga een ritje maken met de auto. Tank vol, plankgas. Dat zal opluchten.

zondag 23 maart 2008

Apocalyps

Geachte mevrouw Cramer, excellentie,

Ofschoon correspondentie met een minister niet tot mijn dagelijkse routines behoort en ik mijzelf niet reken tot het type dat voor ieder wissewasje in de pen klimt, kan ik in dit geval niet anders. Ik moet mijn hart luchten, het gaat niet om onnozelheden.

Ik was een fatsoenlijk burger, administrateur van beroep, liefhebbend echtgenoot en zorgzaam vader. Ik bewandelde het pad dat God voor mij had uitgezet. Als ouderling van mijn kerk werkte ik met toewijding in de wijngaard van de Heer. Graag vertoefde ik in de nabijheid van mijn Wonderbare Leidsman. Ik zocht Hem op in Heilige Schrift en gebed. Ik ervoer Zijn aanwezigheid alom en altoos. Ik was een gelukkig man, benijdenswaardig zelfs.

Toch liep mijn Godsverbondenheid door eigen toedoen een flinke knauw op tijdens het onbezonnen moment dat ik mijn hand overspeelde en mij bemoeide met de macht van Hem die het al bestiert. In het licht van die almacht is zelfs uw functie maar betrekkelijk. Vandaar mijn aanvankelijke aarzeling u kond te doen van mijn onverkwikkelijkheden. De zekerheid dat u een belangrijk instrument bent in Zijn hand heeft mijn twijfels weggenomen.

In de maand juli van 1998 had ik een aantal dagen vrijaf om met het gezin van de zomer te kunnen genieten. Van ons voorgenomen strandbezoek kwam helaas niets terecht vanwege de regenachtige weersomstandigheden. Wel kwam er tijd vrij voor zaken die lang waren blijven liggen. Eindelijk kon ik mij wijden aan mijn reeds lang gekoesterde wens van integrale herlezing van De openbaring van Johannes. Het verhaal van de apocalyps heeft mij altijd geïntrigeerd. Te vernemen waar Gods erbarmen en oordeel toe zullen leiden, de onvermijdelijke scheiding die Hij in het einde der tijden aanbrengt tussen hen die voor en die tegen Hem zijn, het leest als een spannend jongensboek.

Ik was zo in mijn literatuur verdiept, dat ik mijn vrouw niet naar bed had horen gaan. Bedwelmd door het aangrijpende schriftgedeelte staarde ik op gegeven moment naar buiten. Het was donker, rond middernacht, regen sloeg herfstachtig tegen de ruit. Boven het dakje van de schuur was een merkwaardig oranje schijnsel zichtbaar dat vergezeld ging van een geluid dat leek op bazuingeschal. Een laat klussende buurtbewoner dacht ik in eerste instantie. Er zijn nu eenmaal mensen die het niet zo nauw nemen met overlast. Maar toen de gloed steeds feller werd en het lawaai navenant toenam, verwierp ik deze gedachte.

Ik was overeind gekomen uit mijn stoel, de Bijbel gleed op de vloer. Het licht was nu zo sterk dat ik met afgewend gelaat en de hand half voor ogen een glimp probeerde op te vangen van de taferelen in mijn achtertuin. Ik was angstig. Mijn hart ging dusdanig tekeer dat ik bang was dat het uit de borst zou breken. Horen en zien verging mij. En inderdaad, de gedachte dat de grote dag van Gods toorn was aangebroken drong zich aan mij op.

Plotseling namen lawaai en schijnsel in kracht af. In de tuin hing een mist die langzaam maar zeker het onvoorstelbare prijsgaf. Ik aanschouwde een Godswonder, onverklaarbaar en indrukwekkend. Zo klip en klaar in woorden vervat misschien ongeloofwaardig, maar het was en het is de waarheid.

Kent u Kuifjes Raket naar de maan? Met die prachtige wit-rode raket? Die nu, zij het een grijze, dofmetalen variant, stond in mijn achtertuin. Schoorvoetend liep ik de kamer uit, de keuken door tot aan de openstaande achterdeur. Een onwerkelijk grote trap leidde naar de boven. Ik zette aarzelend mijn voet op de eerste trede. Er was niemand. Of toch, ik ervoer nadrukkelijk de aanwezigheid van het Opperwezen, hoe hoger ik kwam. Of verbeeldde ik mij dat en was ik het zelf die gevoelens van oppermachtigheid toeliet toen ik triomfantelijk uitkeek over de daken van de buurt? Zeker, ik voelde mij uitverkoren.

Toen ik boven was gekomen stond ik op de drempel van een kolossale ruimte die veel weg had van een controlroom met knoppen, hendels, knipperende lampjes en displays. Ik stapte binnen met kippenvel op de armen. Uit de hoogte links en rechts klonken bazuinen. “Ja”, riep ik en “amen!” en in al mijn overmoed liep ik af op de dichtstbijzijnde hendel en trok eraan uit alle macht.

Niet alleen omdat het bazuingeschal abrupt eindigde en de knipperlichtjes doofden, wist ik dat er iets goed mis was. Met name de acute verschrompeling van mijn gelukzaligheidgevoel bracht mij terug op aarde. Ik strompelde mijn keuken in en viel languit ter hoogte van de koelkast. Terwijl ik daar lag op het kille zeil realiseerde ik me wat ik had aangericht. Het had er in enorme kapitalen opgestaan: climatecontrol, global temperature, don’t touch. En wat had ik gedaan, idioot die ik was, als een tweede Eva die de verleiding niet kon weerstaan had ik de hendel naar achteren getrokken. Tot daar waar de cijfers in het rood stonden.

Natuurlijk, ik moest terug, herstellen wat er nog te herstellen viel. Maar toen ik overeind krabbelde en naar buiten keek, restte niets meer dan een lege, donkere tuin waarin de regen neerkletterde.

Het gaat niet goed met mij sinds die nacht. Ik ben in gewetensnood. Met niemand kan ik praten over de ellende die op mijn schouders drukt. Dominee noch psycholoog kan mij uitkomst geven. Mijn vrouw en kinderen zijn van mij vervreemd. Het ambt van ouderling kan ik niet meer uitoefenen, op mijn werk ben ik ontslagen. Maar het ergste is dat ook mijn contact met God verbroken is.

Vrijwel dagelijks word ik met mijn zondeval geconfronteerd. Ik kan geen krant opslaan, geen nieuwsuitzending zien of ze hebben het erover. Kyoto, global warming, broeikaseffect, smeltende ijskappen, stijgende zeespiegels. Men zoekt naar oplossingen, ook u, mevrouw Cramer. Laat mij u één ding vertellen: niets helpt tegen de opwarming van de aarde. Geen maatregel heeft zin; deze sukkel heeft de hendel beroerd.

In mijn doorwaakte nachten tuur ik in de duisternis. Want wie weet...wie weet... Ik blijf hopen, wat moet ik anders. Helaas zijn God en ik nog nooit zover van elkander verwijderd geweest.

Met vriendelijke groet.


maandag 10 maart 2008

Salto mortale

Die morgen, honderddrieëndertig dagen nadat mij de dood was aangezegd door een harteloze arts die van het leven nog veel te leren had, kwam de zon zo stralend op, dat ik de neiging niet kon weerstaan mijn lichaam aan haar bloot te stellen. Met enige moeite schoof ik onder het dekbed uit, liet mijn magere benen uit het ledikant bungelen en duwde mij met de ellebogen overeind. De adem gierde en het hart bonkte, toen ik mij, vastgrijpend aan de vensterbank, oprichtte. Daar stond ik, oog in oog met mijn afgetakelde evenbeeld in de manshoge spiegel, het doorgroefde gelaat als de voorafspiegeling van de laatste groeve die op mij wachtte. Nog eenmaal zou ik mij koesteren in het zonlicht. Een gift van God, die naar mij knipoogde door een wolkje voor de zon te schuiven.
Mijn knokige vingers plukten knopen uit de ruime knoopsgaten. Het flanellen pyjamajasje gleed zonder moeite van mijn schouders. De slobberbroek, aanvankelijk nog omhooggehouden door het heupbeen, gaf toe aan de zwaartekracht. Met gesloten ogen genoot ik van de warme stralen. De naakte huid tintelde, mijn hijgende borst kwam langzaamaan tot rust.
Toen was daar die kreet. Gealarmeerd keek ik omlaag de tuin in. De buurvrouw met de hand voor de mond geslagen sloeg mij verbijsterd gade. Was het de onverhulde confrontatie met een ernstig zieke die haar schokte of slechts mijn nakend karkas? Met mijn laatste restje leven bracht ik mijn hand omhoog bij wijze van groet. Of zij dit beantwoordde, kon ik niet meer vaststellen. Uit evenwicht sloeg ik tegen de slaapkamerruit die meegaf als het wateroppervlak. Mijn salto mortale eindigde geluidloos tussen tulpen en narcissen. Ik lag op mijn rug en bracht mijn handen voor mijn kruis, terwijl ik mijn buurvrouw een hulpeloze glimlach toebedeelde. Zacht klonk op mijn laatste adem: “Graven maar, ik heb het koud.”

zondag 3 februari 2008

Taaltweedaagse

Zo kwamen wij afgelopen donderdag en vrijdag als vakgroep bijeen. Expertmeeting heet dat binnen ons concern; wij doen graag wat dik. Hangend aan tafels in carréopstelling verwarmden wij het kille hart aan de lauwe straling van de beamer die ongelimiteerd powerpoints op de witte wand projecteerde.
Aanvankelijk keken we geboeid, maar na verloop van tijd werden wij overmenst door tergende gaap. Zo liet zij van Rotterdam frequent het achterste van haar tong zien en konden we elkaars vullingen tellen.
Tijd dus voor koffie en petit-fours, thee en koekjes in cellofaan, water en pepermunt ter verfrissing van mondgeur die, hoe verstandig er ook gesproken werd, aan bederf onderhevig was.
Zo oreerden wij uur na uur, over visie, over toetsen, over ict, over visie op toetsen, over ict en visie, over toetsen van visie, over... verdraaid, diende zich daar reeds de lunch aan? Moesten wij ons richting zaal Dali begeven of wachtten de kaiserbroodjes, rond en bruin, in zaal Gaudi? Lunchen bleek hoe dan ook een feestelijke werkvorm.
En ’s avonds, in de maneschijn, haalden wij een frisse neus. Golven rolden op het naaktstrand tussen Noordwijk en Langevelderslag. De gedachte aan zonder kleren was echter huiveringwekkend. Straks misschien, in comfortabel bubbelbad in room 5215. Ter reflectie en bezinning. Op hoe nu verder in de brede major. Of gewoon met verstand op nul.

woensdag 16 januari 2008

Bus

bus 90 Haarlem - Den Haag, halte Van Oldenbarneveltweg, Wassenaar, 8.38 uur

Er stapt een geblondeerde, typisch Wassenese dame in van een jaar of veertig. Bij haar rechteroor houdt ze een miniscuul telefoontje en in haar linkerhand draagt ze een bruine aktetas met krokodillenleermotief. Bij de chauffeur, die zij verder geen blik waardig gunt, verdiept als zij is in haar mobiel gesprek, tilt zij de tas hoog op om haar busabonnement te laten zien, die zij behendig tussen duim en wijsvinger heeft geklemd.
Haar snerpende stem snijdt door de autobus.
"Ja, Knip, met Bits hier. Ik stap nu de bus in... Zeg je?... Ja, ik reis altijd met openbaar... wacht even, hoor, m'n buskaart valt..."
Ze verdwijnt een moment uit zicht om met verwarde haren en rood hoofd weer overeind te komen. Haar oog zoekt plek in de volle bus en valt op de lege stoel naast mij. Ze kijkt me hoopvol aan.
"Vrij?"
Ik knik en trek mijn rugzak op de knieën. Terwijl ze plaatsneemt en mij met haar meer dan brede heupen tegen de wand plet, zet ze haar gesprek luidruchtig voort.
"Knip, ben je daar nog?... Nee, m'n kaart viel op de grond, m'n buskaart... Ja, maar even over zo meteen. Ik ben bang dat ik iets te laat kom. Negen uur haal ik echt niet meer...O?... Niet? Dus de ministerraad is pas om half tien?... Okee... Nee, want Wouter zei gisteren nog: tot negen uur. Trouwens, André had het daar ook over... O, dus J.P. heeft het veranderd? Als ie dat nou ook even tegen mij... Ja, ja, ja... en... ja.. Trouwens, over J.P. gesproken..."
Ze dempt haar stem en duikt met haar hoofd naar beneden. Medepassagiers halen opgelucht adem en verdiepen zich ongestoord in Spits en Metro. Alleen ik blijf noodgedwongen getuige en kijk stoïcijns door de beslagen ruit naar buiten.
"Weet je wat ik aan heb?" sist ze. "Nou, je weet toch dat J.P. me laatst dat comliment gaf over die bloemetjesjurk?... Ja, precies, met dat diepe decolleté... Bits, zei ie, wat heb je vandaag een bloemrijk japonnetje aan... Ja, weet je, en dan kan ie zo kijken van... Precies. Nou, en dan heb ik vandaag... "
Ik voel dat ze naar mij kijkt, maar ik wis de damp van de ramen en zie de bus de busbaan op rijden.
Nog zachter klinkt haar stem nu, fluisterend bijna.
"Ik heb vandaag diezelfde bloemetjesjapon, ha, ha, ha, aan, met daaronder m'n push-up-b.h. Met verbluffend effect, echt, ik stond net voor de spiegel en ik schrok er zelf van. Dus dat wordt lachen... Ja, of dat ie zegt: en Bits haalt nu de bolletjes. Typisch zo'n J.P. opmerking. Was er trouwens al een agenda? Via de mail? Wil je dan even... Okee, hartstikke goed, tot zo dan."
Ze klapt haar telefoontje dicht en zegt geen woord meer. Tot het Centraal Station bewerkt ze haar gezicht met kleurstof en kijkt daarbij vergenoegd in een klein spiegeltje.



woensdag 9 januari 2008

Bijna gewist

De volgende woorden waren bijna gewist:
murw
nurks
fat
beu
fiks
nukkig
fronsen
stuurs
brodig
zwezerik
belhamel
muf
stremsel
hor
bluf
kluns
smullen
spichtig
vuig
stennis
frapant
besmuikt
Dank aan de heldhaftige woordbeschermer van wie wij naam en adres slechts bij uitzondering zullen noemen: Harry-Frits van Woerkom, Dennenlaan 45a, Brasschaat. Krek.

zondag 6 januari 2008

83

Vandaag, 6 januari 2008, heeft Nicolaas van Duijvenboden de prachtige leeftijd van 83 bereikt. Het nu volgend verhaal, genre palenverhaal, schreef hij in zijn jonge jaren.


Palenverhalen
door
N. van Duijvenboden

(N.B. De in dit verhaal voorkomende namen van personen zijn niet authentiek, doch geheel ontsproten aan de fantasie van de schrijver.)

Ze staan er al sinds mensenheugenis. O ja, u kent ze vast wel, de kilometerpalen langs de Hollandse kust. Als ouwe verweerde zeelui staan ze aan de voet van de duinen. Ze trotseren de woeste westerstormen en het snijdende stuifzand met een gelaten gemak. Ze ademen een zekere weemoed, peinzend over gebeurtenissen uit reeds lang vervlogen jaren. Kleine, ogenschijnlijk onbelangrijke gebeurtenissen vaak, welke niettemin nog jarenlang in het geheugen blijven voortleven.

Paal 90

Oud. Zeer oud zelfs, maar nog kras, kaarsrecht en met een geheugen om nooit meer te vergeten. Vooral de mensen uit het enkele kilometers verderop gelegen dorp hebben zijn bijzondere aandacht. Hij leeft intens mee met hun wel en wee. Och, waarom ook niet? Wat heeft hij anders te doen? Hij kent ze haast allemaal, met naam en toenaam, zowel de levenden als hen , die reeds lang begraven zijn in het mulle duinzand. Zoals Jansje de Naerling bijvoorbeeld.
As ie ‘r nou nog an denkt, hoe die op ’n zeumerse dag in de tachtiger jaere de rêp of kwam zette, óp van de zenewe, mit ‘r man, Jaecop ’t Hautebien, slepend achter d’r an, dan mot ie ‘m nóg goed hauwe. ’t Was op ’n donderdag, want Jan Skaep was juist an ’t skilpe baggere. Jan was ’n noord-ender en de noord-enders baggerde uit prinsiepe noit om de zui, maer altijd over de waetering. Behalve Jan Skaep, die baggerde iens in de week om de zui en altijd op ’n donderdag. Zôdoende. Diezelfde Jan Skaep hep toe Jansies en Jaecoppe op z’n skilpekar elaeje en ze zô thuis ebrocht.

Jansje de Naerling wier ze de leste tijd enoemd. Van d’r âge hiette ze feitelijk Skuitemaeker. Saeme mit ‘r man, Jaecop Andewiel, weunde ze in ’n bauwvallig huisje in de Kerksteeg naest de auwe kerk. Mense zonder kindere. Jaecop voer op de bomskuit en Jansje ventte mit vis in de stad of braide ’n netje. Zôdoende hadde z’t iet slecht en konne ze wat weglegge voor de auwe dag.
Jansje stong bekend as ’n goeie vrauw, ienvaudig van hart en kind mit de kindere uit de buurt. Die waere dan ôk gek op ‘r, al was ’t allien al om d’r lekkere flikkies, die ze altijd in ’n dôsje bij ‘r droeg in ien van d’r rokzakke. Ze kreeg dan ôk al gaauw de bijnaem Jansje ’t Flikkiesdôsje.
Zô as ezegd hadde ze iet te klaege. Tot op ’n kwaeje dag Jaecop thuis ebrocht wier mit ’n verbrijzeld bien. Op de bomskuit was ‘r ’n ton haering op evalle. Holland was in last, dat begrijp je. Jaecop mos nae ’t ziekehuis in de stad en kwam ’n paer maende laeter werom mit ’n haute bien. Weg waere de spaercentjies, werke kon ie iet mêr en ’t wier ârremoe troef. Jansje ging nog wel mit vis nae de stad en Jaecop kon nog wel ’n netje braie, maer tóch …, neen, zô as vrouger was ’t iet mêr. In de zeumerdag ging ’t effe beter. Ze zochte dan saeme ’n braempje in duin en die verkocht Jansje dan weer voor drie stuivers ’t pond as ze mit vis nae de stad ging.
Op ’n dag in ’t lest van augustus waere ze ôk weer ’s ochens al vroug duin in egaen om ’n paer pondjies braem te bemachtige. ’t Wier ’n wârm karwai, want ’t zonnetje begon al gaauw lekker te steke. Vooral Jaecop had ’t te kwaed. Jansje stong ‘r elke kêr weer opnieuw versteld van, dat ie zô goed mit z’n haute bien overweg kon. Volgens z’n zegge kon ie ‘r mit leze en skrijve.
Maer toe zô teuge bakkiestijd de emmer vol was, hadde z’r toch bar genog van. Gaauw zochte z’t wat hôger op om ’n beetje bij te komme en nog ’n paer sneetjies brôd mit suiker te ete. Onderhand sloeg Jansje an ’t rekene. Zô’n emmer vol braem betekende gien slecht daggelletje. Dat leverde vijfenvêrtig stuivers op. Mit ’t geld van de vis ‘r bij kon ze weer ’n nieuw beddelaeke kôpe, ’n nieuwe sundese mus voor d’r âge en ’n nieuwe pet voor Jaecoppe. Ze hieuw dan nog net ’n paer cente over voor ’n best koukje bij de koffie ’n zundag.
Mittie beddelaekes was ’t de leste tijd anders ôk wat. Jaecop z’n haute bien ging d’r elke kêr deurheen. Hij hieuw ‘t ’s nachs an, weet je, want hij mos ‘r nog al veul kêre uit. As ie z’n kunstbien dan iet anhieuw, kon ie zelf iet uit bed komme en Jansje had ‘r rust hêl hard nôdig. Ze was de hêle dág al op sjauw. Maer mit dat al waere de laekes gauw nae d’r grôtje en dat kostte centjies. Gelukkig hadde ze nouw weer ’n emmer vol braem.
“Kom Jaecop”, zee ze, “we gaen op huis an, dan kenne we vóór ’t middagete nog thuis weze.” Nog stijf in de lende van ’t bokke strompelde ze saeme ’t hôge duin of. Jansje droeg de emmer, want Jaecop had hals en keel an z’n âge. Had ie nou maer goed uit z’n doppe ekeke, dan was ‘r niks ebeurd. Jansje zee nog teugen ‘m: “Jaecop, denk om dat gat daer.” “Welk gat?”, wou ie nog vraege, maer metien zakte z’n haute bien al weg en sloeg ie languit voorover teuge Jansies an, die evemin d’r evewicht kon bewaere. De emmer mit de kostelijke braem rolde raetelend nae beneje, op ’n ofstand evolgd deur Jaecop en Jansje, die saeme, al gillende, ôk an de rol egaen waere.
Duizelig en draejerig, vol mit skramme en bulte kwamme ze tenslotte allebai naest de lege emmer terecht. Jansje, die doch dat ‘r leste uurtje esloge had, dee in d’r schrikangst en in d’r wanhoop om ’t verlies van de kostbaere braem, waervan ze allien Jaecop, dat uilskuike, de skuld gaf, niet ârs as bidde of liever ezegd roupe: “Och Hêre, help mijn en iet me man, díe naerling komt ‘r zô nauw iet op an.”
Al gaauw kwam ze ‘r achter, dat ’t tóch Jaecop was, die de mêste hulp nôdig had. Z’n haute bien was in twieën ebroke en kurreme dat ie dee …. Hij kon netuurlijk gien pôt mêr verzette. Zô goed en zô kwaed as ’t ging hep z’m toe nae ’t strand esleept, in de hoop daer hulp te vinne. En laet nou gelukkig net Jan Skaep ankomme mit z’n skilpekar! Die hep ze toe gaauw op z’n kar elaeje en thuis ebrocht.
’t Nieuwe beddelaeke, de nieuwe sundese mus en de nieuwe pet waere voorlôpig van de baen, dat begrijp je. Om van ’t beste koukje bij de koffie maer iet te praete.
Wel kreeg Jansje ’n nieuwe naem. Jansje ’t Flikkiesdôsje wier begraeve, maer Jansje de Naerling ebore.

Paal 90 staart weer voor zich uit, in diep gepeins verzonken. Meeuwen verjagen elkaar krijsend van z’n verweerde kop, die nog even gevangen wordt in de gouden glans van de avondzon.
Langzaam schuift het donker aan van achter de duinenrij.
Zacht ruist de zee………

Verklaring van enkele woorden:
rêp zeereep; duinenrij direct langs het strand

hals en keel meer dan genoeg
skilp schelp

âge eigen, zelf
noord-ender bewoner van het noordelijke dorpsdeel

werom terug
elaeje geladen
sundese zondagse
bokke bukken







dinsdag 1 januari 2008

Bart?

Mensen vragen mij wel eens: "Bart, hoe komt het toch dat je zo slank blijft, ondanks je leeftijd en ondanks je vrouw die zo overheerlijk kokkerelt en daarbij de echte boter niet links laat liggen?"
Als ik dan antwoord: "Neem mij niet kwalijk, maar mijn naam is geen Bart", dan haakt men af. Meteen, massaal en zonder gêne. En dat vind ik dan zo ..., tja ...
Kijk, mijn geheim is: geen oliebollen met Oud en Nieuw. Geen hap. Geen appelflappen, geen beignets, niets. En ik blijf zo dun als een dingetje.
Maar mij Bart noemen, sorry.