zaterdag 7 november 2015

Bent u alfa of bèta?


In mijn dagen als opleidingsdocent aan de pabo kwamen mijn taalcollega's en ik regelmatig bijeen voor overleg. De vergaderingen over de toetsen die wij afnamen staan mij nog helder voor de geest. Zolang de inhoud centraal stond ging het ergens over en kwamen wij tot verantwoorde keuzes. Vaak eindigden die bijeenkomsten echter in chaos zodra de toetsnormering aan de orde kwam. Alfa’s als wij waren hadden wij veel verstand van de Nederlandse taal, maar waar het cijfers betrof, gingen wij absoluut de mist in. Collega's die altijd het hoogste woord voerden, bleven opeens glazig voor zich uit staren. Anderen deden voorstellen waarvan achteraf bleek dat studenten een tentamen met een 13 konden afronden. Uiteindelijk moest er een deskundige aan te pas komen om ons aan een fatsoenlijke toetsmatrijs te helpen.
Ik voel mij mijn leven lang al een alfa. Ik houd van lezen, ben goed in taal, wil me creatief uiten en koos in het voortgezet onderwijs een vakkenpakket vergelijkbaar met het huidige Cultuur en Maatschappijprofiel waarop door sommigen - bèta's natuurlijk - wordt neergekeken.
Wat is dat eigenlijk voor een indeling in alfa's en bèta's en klopt het wel? Is het misschien in het leven geroepen om het leven overzichtelijk te houden en mensen in hokjes te plaatsen? Denk niet zwart-wit, zong Frank Boeijen, maar in de kleur van je hart. En zo is het maar net, hoewel Frank natuurlijk een echte alfa is.
De indeling in alfa, bèta en niet te vergeten gamma komt uit de wetenschap. Alfa-studies bestuderen producten van menselijk handelen (bv. geschiedenis, taal- en letterkunde), bèta-studies de niet-menselijke natuur (bv. wiskunde, natuurkunde) en bij gamma-studies staat het menselijk handelen centraal (bv. psychologie, sociologie). Maar ook in meer algemeen opzicht kunnen we onderscheid maken in alfa- en bèta-mensen. Schijnbaar als twee uitersten op de schaal van mensentypen. Waarschijnlijk heeft ook u vaagweg wel een idee van uw alfa- dan wel bèta-bestaan. Om dat overzichtelijk in kaart te brengen (écht bèta) vindt u hieronder twee criterialijstjes (écht alfa) om voor eens en altijd vast te stellen wat u bent. Vinkt u even mee?

Alfa                                                    Bèta
0 gericht op taal                                0 gericht op cijfers
0 creativiteit                                      0 vakmanschap
0 emotie                                            0 ratio
0 fantasie                                           0 werkelijkheid
0 vorm                                                0 inhoud
0 denken in context                          0 abstract denken
0 idealistisch                                     0 pragmatisch
0 extravert                                         0 introvert
0 subjectiviteit                                  0 objectiviteit

En? Verrassende uitslag? De ultieme test na invulling: u wilt er graag nog even over verder praten. Dan bent u zonder twijfel een alfa. Denkt u, ja, dat wist ik allang , en gaat u over tot de orde van de dag, dan bent u een bèta.
Volgende keer de indeling van de mensheid in optimisten en pessimisten.

Deze column verscheen in het tijdschrift 'Meer Taal' van oktober 2015.



maandag 22 juni 2015

Taalverruwing

De BBC waarschuwt bij uitzendingen die minder nette taal bevatten met de mededeling 'this programme contains strong language'. Een dergelijke waarschuwing  is ook bij deze column op zijn plaats. Doorlezen is niet voor iedereen geschikt.
Persoonlijk ben ik niet zo van de krachttermen. Als ik met een hamer op mijn vingers mep, zeg ik gewoon 'au' en personen die mij onheus bejegenen, noem ik simpelweg 'sukkel'. Toegegeven, bij volleybal, als mijn smash voor de zoveelste keer in het net belandt, wil ik nog wel eens 'shit' zeggen, maar dan vaak verbasterd tot 'chips'. Toch ben ik geen heilig boontje of een scherpslijper waar het onwelvoeglijk taalgebruik betreft. Ik heb plezier om grofgebekte cabaretiers en het WK heb ik zonder gewetensbezwaren gevolgd in mijn Roy Donders-juichpak.
Toch gaat taalverruwing mij aan het hart, zeker daar waar het kinderen betreft. Toen mijn zoontje nog maar net in groep 1 zat, kwam hij op een dag thuis met de vraag wat ‘fuck’ betekende. Een klasgenootje gebruikte dat regelmatig, natuurlijk als de juf niet in de buurt was. Als welwillende, maar naïeve opvoeder werd ik toen met mijn neus op het feit gedrukt dat mijn kind in de echte wereld terecht was gekomen. Dit was nog maar het begin, er zouden nog vele minder fraaie woorden volgen.
Een van mijn leerlingen indertijd, de 11-jarige Teun P, maakte het heel bont. Vader en moeder P waren niet de sterkste pedagogen en dat was onder andere te merken aan Teuns taal. Zeker na weekends had Teun merkbaar moeite zijn woordgebruik weer aan de schoolsituatie aan te passen. Ooit op een maandag kwam hij het schoolplein op rennen met het woord ‘motherfucker’. Ik weet niet wie hij in het weekend had ontmoet of naar welke film hij had gekeken, maar het leek mij uitgesproken imitatiegedrag. Elke medeleerling die hij passeerde, moest eraan geloven, hij schold ze allemaal, zonder reden, uit. Binnen de kortste keren had ik vijf klasgenoten aan mijn tafel. ‘Meester, Teun zegt modderfakker tegen ons.’ Ik sprak Teun aan op zijn taal, het ging even goed, maar de maandag erop noemde hij iedereen ‘homo’ of ‘kutwijf’ of iets van gelijke strekking. Ik nam contact op met vader P. Hij begreep er niets van. Teun zei thuis nooit dat soort woorden. Dat zou hij dan wel van klasgenoten hebben opgestoken.
Op een dag sprak ik Jaap, vriendje van Teun. Het was na schooltijd. Hij veegde het lokaal. Ik keek een stapel schriften na. ‘Meester,’zei Jaap opeens, ‘weet u wat Teuns moeder laatst zei toen ik bij hem thuis was? Ze zei: stelletje homo’s, jullie moeten even bananen halen bij de Jumbo. Dat is toch niet normaal?’
Teun is uiteindelijk behoorlijk goed terechtgekomen. Hoe het met zijn ouders gaat weet ik niet.

Deze column verscheen in 'Meer Taal', nummer 2, jaargang 2, 2014.




dinsdag 9 juni 2015

Zo'n treindag

Het is weer zo'n treindag. Nadat ik mijn eigenlijke trein gemist heb, beland ik in een stampvol compartiment van de volgende. Geluk bij een ongeluk: ik kan zitten. Vraag niet hoe. Tegenover me zit een jongeman in een fout pak een enorme puntzak patat weg te werken, snuivend als een varken voor de trog. Achter me is een achttal toeristen neergestreken als een zwerm spreeuwen. Ik waan mij in de natuur. De harde werkelijkheid is jammergenoeg dat dit een overvolle trein is. De toeristen, Peruaanse panfluiters of zo, spreken een soort van steenkolen Engels dat elke inhoud doodslaat. Ze lijken wel hardhorend te zijn, een vakantietripje van een Peruaans doveninstituut vermoed ik, want het volume is ongekend hoog. Vooral als er gelachen wordt en dat gebeurt vrijwel onafgebroken. En ik zal het niet hebben over hun koffers. Koffers kennen we. Maar dit zijn koffers XXL. Wat zit erin? Hun complete voorraad panfluiten?Het onderwerp van gesprek is echt Zuid-Amerikaans: koffie. Gesprek is misschien een groot woord, om precies te zijn staat er slechts één zin centraal. Het is een zogenaamde tongenbreker: I would like a proper cup of coffee from a proper coffee pot. De bedoeling is om dat zo snel mogelijk te zeggen. Ze proberen het alle acht een keer of vierendertig. Elke mislukte poging (alle) eindigt in een daverende lachsalvo. Ik overweeg in te grijpen. Maar net op tijd lijkt de redding nabij. Daar is station Haarlem al. De uitgegeten friteseter stapt alvast op. Met achterlating van de zak uiteraard, daar kijk ik niet van op. Helaas blijven de toeristen zitten. Is this Laiden? willen ze weten. No, this is Haarlem. Harlem, Harlem, not Laiden? No. How can it be Leiden when it is Haarlem? En daar rijden we weer. Tot Heemstede-Aerdenhout waar wederom Is this Laiden? weerklinkt. Haimstede what? Aerdenhout! So this is not... No! This is Heemstede-Aerdenhout. Of wacht, wait, wait. Yes, it is Leiden actually. 
En dan die rust, die zalige rust. Wel een kwartier lang. En die sneue gezichten van de panfluiters op een onbekend perron. I would like a proper cup of coffee from a proper coffee pot. Of: de koetsier poetst de postkoets, de meid snijdt recht en de knecht snijdt scheef, jeukt jouw jeukerige jeukneus ook zoals mijn jeukerige jeukneus jeukt?

donderdag 4 juni 2015

Achter geraniums




'Kijk, daar gaat die vent weer.'
Gert stond half op uit zijn stoel om tussen de planten door naar buiten te gluren. Daar liep een dertiger die zijn hond uitliet. Een prachtige dalmatiër, een jong beest nog, hoog op de poten. Zoals alle honden pieste ook dit exemplaar tegen de oude kastanje. Het mocht een wonder heten dat die boom nog leefde. Er kon een meer gevuld worden met de urine waarmee hij dagelijks besprenkeld was, jaar in jaar uit.
Gerts gedrag ergerde mij steeds meer. Vergeetachtig was hij al, zou hij nu ook nog seniel worden? Zijn 80 jaren toonde hij in de gekromde rug en de spillebenen in de slobberende broek. Al zijn kleding zat te ruim tegenwoordig.
'Toe, Gert, ga zitten. Laat die man lekker zijn hond uitlaten. Je lijkt wel niet goed wijs.'
Hij negeerde me. Als een kiekendief volgde hij de hond en zijn baas die het plantsoen doorkruisten. Hij moest zich nog verder naar voren buigen om ze niet uit het oog te verliezen. Zijn rechterhand steunde op de vensterbank.
'Zag je nou wat-ie deed?'
Hij draaide zijn hoofd naar achteren. Hij had die triomfantelijke blik, die uitdrukking die ik nooit had kunnen uitstaan. Dat gelijkhebberige was in de loop der tijd alleen maar toegenomen. Alsof het leven draaide om elkaar af te troeven.
'Ik zei toch dat-ie iets in die boom zou stoppen.'
Nu was het mijn beurt om te negeren. Hoe minder aandacht, hoe beter. Ik nam een slok van mijn koffie en concentreerde me op de krant op mijn bovenbenen. Ik kon me beter op de echte wereld richten dan op het benauwde wereldje waarin Gert verkeerde. Het spreekwoordelijke leventje achter de geraniums, bijna letterlijk, was voor hem al jaren geleden aangevangen. Vanuit zijn naar het venster gerichte fauteuil koekeloerde hij de godganse dag van twee hoog naar beneden en leverde zijn triviale commentaren. Mensen hadden mij gewaarschuwd voor deze fase in onze relatie. Vijftien jaar leeftijdsverschil als je jong bent, was tot daar aan toe, maar nu Gert al flink bejaard was en ik maar net met pensioen werd het een ander verhaal.
Hoe anders was het met Thom, die een jaar jonger was dan ik. Een en al vitaliteit. Als ik aan de pretlichtjes in zijn ogen dacht, moest ik onwillekeurig glimlachen. Thom was ondanks zijn grijze kuif altijd een jongen gebleven.
'Dan moet je nu opletten.'
Gert zette zijn woorden kracht bij door zijn wijsvinger omhoog te steken. Dat belerende gebaar dateerde nog uit zijn leven als docent. Alsof hij tot een leerling sprak.
'Nu komt zij, let maar op, die chique tante in die bontmantel. Dat mens met die poedel. Loopt ze ook langs die boom. Haalt zij eruit wat hij erin heeft gestopt.'
Hij liet even een stilte vallen. Hij gunde mij een momentje om zijn informatie te verwerken. Ik bladerde zwijgend door de krant.
'Wedden?'
'Fijn, Gert, ze moet doen wat ze niet laten kan.'
Ik schoof mijn lege kop en schotel op de vensterbank. Vanuit mijn ooghoek zag ik buiten beweging aan de rand van het parkje. Het moest gezegd worden, haar timing was perfect.
'Bingo!'
Gert liet zich terugvallen in zijn stoel, juichend als een klein kind. Dit werd ernstig. Ik moest niet lang meer wachten met het raadplegen van de huisarts. Ik hield de krant omhoog. Voor mijn ogen dansten de letters van een artikel over liquidaties in de Amsterdamse drugswereld. Mijn blik wendde zich af van de bijbehorende foto met speurende rechercheurs op straat en schoof langs het verkreukelde papier het plantsoen in. De dame in de bontjas leidde haar hondje heupwiegend naar de kastanje. Terwijl het beest plaste, leek zijn vrouwtje de boom af te tasten.
'Zei ik het niet? Ik zei het toch?'
Bij gebrek aan enthousiasme van mijn kant klapte Gert een paar keer driftig in zijn handen.
'Daar! Daar!'
Hij sprak nu met flinke stemverheffing. De climax was bereikt. Het viel niet te ontkennen: de vrouw had iets in haar handen dat ze daarvoor niet had gehad. Het scheen inderdaad uit die kastanjeboom te komen. Ze stopte het haastig in haar tasje waaruit ze ook iets tevoorschijn haalde. Ze strekte haar arm uit naar de boom en trok vervolgens een lege hand terug. Het had bij elkaar nog geen kwart minuut geduurd. Ze liep alweer door met haar poedel alsof er niets was gebeurd. Terwijl de vrouw uit het zicht verdween, kwam Gert daadkrachtig overeind.
'Zo,' zei hij, 'tijd voor een wandelingetje.'
'Een wandelingetje? Wat ben jij van plan, Gert?'
Ik klonk als een achterdochtige schooljuffrouw. Niet dat het indruk maakte, ik had het nakijken. Hij schuifelde in ijltempo voorbij en arriveerde ongekend snel bij zijn rollator in de gang. Ik stond besluiteloos op, de krant dwarrelde in delen over het tapijt.
'Je gaat toch niet naar buiten? Met dit weer?'
Het was een kulargument, ik wist het, maar kon zo snel niets beters bedenken. Het mocht hoe dan ook niet baten. Hij had iets in zijn hoofd gehaald wat ik er met geen tien paarden meer uit zou krijgen.
'Trek dan in elk geval je jas aan,' probeerde ik nog, maar de deur viel al in het slot.
Gezien de snelheid waarmee hij beneden was, moest hij geluk hebben gehad met de lift. Dit keer stond ík bij het raam om naar beneden te kijken. Vastbesloten zag ik Gert de flat uitkomen en op de kastanjeboom afkoersen. Zonder op- of omkijken stak hij de straat over, zijn rollator als een handploeg voor zich uit duwend. Een oude man die zich liet leiden door nieuwsgierigheid.
Waar ze opeens vandaan kwamen, was me een raadsel. Op hetzelfde moment dat Gert de boom bereikte en zijn knokige vingers er een minuscuul pakje uit plukten, was hij omringd door talloze mannen in uniform. Van verschillende kanten doken politiewagens op rond het plantsoen. De arm die Gert naar de kastanje had uitgestrekt, werd ruw op zijn rug gedraaid. Het pakje werd uit zijn hand getrokken. Vlak voor hij in de auto verdween, richtte hij zijn blik naar boven, naar mij. Ik meende wanhoop in zijn ogen te zien. Of misschien was het gewoon onbegrip.
Terwijl de politiewagens in colonne de straat uitreden, riep mijn telefoon me terug naar de werkelijkheid. Ik noemde mijn naam.
'Hallo met Thom.'
Hij klonk joviaal. Zoals gewoonlijk.
'Heb je zin in een museumpje vanmiddag? We kunnen nog naar Rothko als je wilt. Gaan we daarna een hapje eten. Oké? Of kun je niet weg?'
Ik keek naar het verlaten plantsoen. In de verte naderde de man met de dalmatiër.






maandag 25 mei 2015

Sigaretten Halen 365 (slot)

Met Taco's Alfa Romeo haalden ze sigaretten in Martha's dorp. Bij 'De Rustige Roker' van ome Kees. Hij kende Martha van vroeger toen ze nog rookte. 
'Zo, ga je weer beginnen?' vroeg ome Kees.
'Het is voor hem,' zei Martha, 'Taco rookt Marlboro.'
'Yep,' beaamde Taco, 'that's me, mister Marlboro himself.' Martha vond dat lefgozerige bijzonder komisch, maar ome Kees leek niet onder de indruk. Hij legde het pakje op de toonbank. 'Pas maar op dat je er niet misselijk van wordt,' mompelde hij.
Daarna reden ze langs Martha's huis. Ze gaf Taco de opdracht in de auto te blijven. De kans dat Fred thuis zou zijn was niet groot, maar ze nam liever het zekere voor het onzekere. Ze pakte twee weekendtassen in met kleding en toiletzpullen, pakte haar paspoort en bibliotheekkaart en schoof haar iPad in het zijvak van de grootste tas.
'Ik zou graag nog even langs de bieb gaan,' liet ze Taco weten. 
'De bieb.' Taco sprak het uit alsof het een smerig woord was.
'Ja,' zei Martha, 'ik houd van lezen.'
'Wat jij wil,' zei Taco en gaf gas.

Sigaretten brengen 364

Hij heette Taco, een naam die in de ranglijst van populaire jongensnamen ieder jaar steeg. Ze vond het een rare naam en zei dat ook tegen hem. Hij haalde zijn schouders op.
'En jij dan, hoe heet jij?' Hij keek haar met zijn brutale bruine ogen indringend aan. Ze smolt bij die blik. Had Fred haar ooit zo aangekeken? Ze hoefde niet lang na te denken, het antwoord was negatief.
'Martha,' zei ze. Het klonk bijna verontschuldigend. 
Taco liet niet blijken wat hij van haar naam vond. Hij speelde met een lok van haar haar en kuste haar op de punt van haar neus.
'En nu?' vroeg hij raadselachtig. Martha had geen idee wat ze daarop moest zeggen en keek Taco vragend aan.
'Je hebt mij nu wel al je nieuwe kleren geshowd, maar hoe gaat het nu verder? Ik heb het idee dat hier een verhaal aan vast zit. Een nog niet bestaand avontuur. Dus geen verhaal achteraf, maar een verhaal vooraf.'
'Over wie zou dat moeten gaan?' 
'Over wie anders dan over ons, Martha? Over een jongeman met een iets oudere vrouw in een villa aan de zuidkust van Frankrijk.' Bij het woord 'iets' streelde hij haar wang. 'Zij laat haar man en kinderen achter voor een nieuwe jonge liefde.'
'Ik heb geen kinderen, alleen een man.' Op het moment dat ze het zei moest ze denken aan het vakantiefotootje in de woonkamer waar ze samen met Fred op stond. Met afgeritste afritsbroeken. Voor de tent in Zweden, haar lievelingsland.
'Zuid-Frankrijk?' vroeg ze twijfelachtig. 'Ik ken een prachtig gebied even ten noorden van Stockholm.'
'Wat jij wil,' zei Taco. 'Kom, we gaan sigaretten halen.'


vrijdag 22 mei 2015

36363636363636363 SH

Ze had hem ontmoet in een barretje op Zuid. Na een middag shoppen streek ze er neer, moe, voldaan en met zes tassen nieuwe kleding. Hij was te jong of zij te oud, afhankelijk van het perspectief vanwaaruit werd geredeneerd. Leeftijd speelde geen rol, wel de klik die er meteen was. Hij zat aan de grote tafel met tijdschriften en las De Telegraaf, althans hij bladerde erdoorheen op zoek naar de sportpagina's. Hij was een sportman, dat was hem aan te zien, hij las er blijkbaar niet alleen over. Zij schoof aan, omdat ze ook wel zin had in een blad, en greep zonder goed op te letten een willekeurige glossy. Ze had meer oog voor de jongen achter zijn jus d'orange. Hij had zijn zonnebril in zijn blonde haar geschoven. Het leek haar een lefgozertje. Een lekker lefgozertje.
'Is dat wel een geschikt blad voor jou?' wilde hij weten. Zijn lachje en toon van spreken waren mild ironisch. Tot haar schrik zag ze dat ze de Playboy had opengeslagen bij de nietjes. Een vrouwelijke BN'er keek haar vrijmoedig aan. Ze had moedervlekken op haar borsten.
'Het lijkt wel alsof je de halve stad hebt leeggekocht met al die tassen. Heb je net een nieuwe kledingkast of zo.'
De middag eindigde ermee dat ze haar dertien nieuwe kledingstukken voor hem moest showen. In zijn luxe appartement met uitzicht over de havens. Ze belde Fred dat ze in de stad bleef eten. Dat was niet helemaal bezijden de waarheid.

SIGARETTEN HALEN 362

Niets kan het verkruimelen stoppen. Wie de illusie heeft dat alles blijft bestaan zoals het is, heeft geen besef van tijd, van heden en verleden. Alles valt uiteindelijk uiteen, niks blijft overeind, niets ontkomt aan de ineenstorting. 
Dagobert Bijleveld besefte dat het einde naderde toen hij twee Belgische politieagenten tot poeder zag verpulveren. Hij was wel wat gewend als geroutineerd inspecteur van de Nederlandse politie, maar dit had hij niet eerder meegemaakt. En Belgische agenten waren nog tot daaraantoe. Maar vanuit zijn ooghoek zag hij hoe Elly Sprenkelbach-Meijer verkruimelde, verpulverde en vervolgens oploste en verdween. De deurpost waar ze zich net nog aan vasthield stond er eenzaam en verlaten bij.
Het was lang geleden dat Dagobert had gehuild, echt verdriet had gehad. Maar nu hij zijn werkmaatje, dat hij sinds kort ook zijn levensmaatje durfde noemen, in het niets zag verdwijnen kon hij zijn tranen niet bedwingen. En het was merkwaardig: de hete druppels die in grote hoeveelheden uit zijn ogen stroomden spoelden ook zijn wangen mee en zijn kaken, delen van zijn hals. Hij verdween en hij stond erbij en keek ernaar. Daar gingen zijn handen die hij naar zijn verdwenen ogen bracht om het water te stuiten of in elk geval in te dammen en in goede banen te leiden. Maar wat zijn goede banen? De rivier bepaalt zelf haar loop. En waar anderen in stukjes uiteenvielen en als fijnstof wederkeerden naar de oorsprong, zo werd Dagobert Bijleveld meesleurd door zijn eigen verdriet. Hij verdronk uiteindelijk in zijn eigen tranen. 

SIGARETTEN HALEN 361


Bij de aanblik van de desolate hotelkamer waar Taco Stutterheim niet werd aangetroffen knikten Elly's knieën. Als de deurpost geen redding had geboden was ze zonder pardon onderuitgegaan. Dagobert had haar best willen opvangen als hij haar gemoedstoestand had kunnen doorgronden. Daartoe was hij nog niet in staat. Misschien, omdat hij Elly toch niet goed genoeg kende. Maar eigenlijk zag hij haar gewoon niet, omdat de twee Belgische politieagenten zijn aandacht afleidden. De ene, die met het pokdalige gezicht, pakte uit zijn borstzakje een potlood en een opschrijfboekje tevoorschijn. De ander, die nu schuin achter zijn collega was gaan staan, geeuwde luidruchtig. 
'Uw naam?' De man bevochtigde de punt van het potlood omstandig met zijn tong. Het kwam op Dagobert over als een obsceen gebaar. Vandaar dat het even duurde voordat hij antwoordde. Beschikten de collega's van Vlaanderen niet eens over een behoorlijke pen? 
'Dagobert Bijleveld,' hoorde hij zichzelf zeggen. Het klonk als een stem uit de verte. Het leek alsof de gang begon te kantelen. De deuren van de verschillende hotelkamers stonden niet meer recht overeind, maar waren 45 graden gedraaid. Hij zag Elly die zich vasthield aan de deurpost, haar benen wijd uit elkaar, alsof ze dronken was.
Toen begon het verkruimelen.

dinsdag 19 mei 2015

SIGARETTEN HALEN 360

Maar ze kwamen niet. Althans niet in het restaurantgedeelte. Ze raadpleegden de receptioniste.
'Denk jij wat ik denk?' vroeg Elly. Dagobert knikte. Hij wist wat ze bedoelde. 'Taco.'
'Kom op dan.' Elly rende het restaurant uit met Dagobert op haar hielen. De liftdeuren sloten voor hun neus met de agenten in de lift.
'De trap?' Dagobert liep naar de deur van het trappenhuis.
'Dat heeft geen zin, Daag, geduld.' Ze had gelijk. Dagobert bewonderde haar beheersing. Dat was haar kracht. Daar ontbrak het bij hem nog wel eens aan.
Toen ze eenmaal op de derde verdieping uitstapten, liepen ze de politiemannen tegen het lijf. De deur van Taco's kamer stond open.
'Bent u hier met die knul, Taco Stutterheim?' De agent had een pokdalig gezicht. Hij keek Elly verwachtingsvol aan.
'Hoezo?' Elly keek naar Dagobert. 
'Dan weet u vast wel waar hij is gebleven,' zei de collega. Hij had een grote rode snor.
Elly liep naar Taco's kamer. Die was leeg, het bed leek onbeslapen.


SIGARETTEN HALEN 359

Nog wat dromerig zaten Elly Sprenkelbach-Meijer en Dagobert Bijleveld aan hun ontbijttaffel. Ze hielden elkaars hand vast.
'Was Taco al wakker?' vroeg Elly.
'Jij zou hem toch wekken?' Dagobert nam een slokje koffie.
'Nee, Dago, dat zou jij doen.' Elly lachte lievig. Ze kneep even in haar vrijers hand. Ook zij nam een slokje koffie. Het was een vredig momentje. Zo zou hun gezamenlijke toekomst verder gaan. Vredig en lievig. Dit was waar beiden diep in hun hart al jaren naar verlangd hadden. Het leven kon soms zo simpel en overzichtelijk zijn. Geen van tweeën taalde naar politiewerk. Hoewel daar toch hun expertise lag.
'En nu?' vroeg Elly.
'Nu niks. Laat die jongen nog lekker even slapen, hij heeft het zwaar gehad de laatste tijd.' Vanaf zijn plekje aan de tafel had Dagobert zicht op de parkeerplaats. Er reed juist een politiewagen het terrein op. Twee agenten stapten uit. Dagobert knikte naar buiten. 'Kijk.'
Elly keek om. 'Ja, ik zie het, Vlaamse collega's. Flikken Luik, denk ik.'
'Dat bedoel ik niet,' zei Dagobert. 'Ze komen voor ons.' Hij zette zijn koffie neer en liet Elly's hand los.
Ze leek te schrikken. 'Hoezo?'
'Intuïtie,' antwoordde Dagobert, 'profesionele intuïtie.'


SIGARETTEN HALEN 358

Lezer, Tanja hier. Het verhaal neemt nu wel een bizarre wending. Ik weet niet in hoeverre u de afgelopen dagen op een dwaalspoor bent geraakt met dit nogal overschatte vervolgverhaal, maar neemt u alstublieft van mij aan dat alle afleveringen gewoon van de hand waren van Soleil. Alsof ik zou durven aan zijn werk te sleutelen. Alsof ik illegaal zou inbreken in zijn blog. Ik werp alle verdachtmakingen verre van mij. En de suggestie dat ik Soleil pootje gelicht zou hebben op de hotelkamer waardoor hij uit het raam zou zijn gedonderd is zo absurd dat ik daar niet eens verder op in zal gaan. De maat is voor mij vol. Er zijn grenzen en die van mij waren al enige tijd bereikt. Kijk, de fantasie van een schrijver mag wat mij betreft flink op hol slaan, maar in dit geval raakte ik op niet zo'n fijne manier betrokken. Alsof meneer een relatie met mij zou hebben. Alsof ik invloed zou hebben op wat er in het verhaal gebeurt. En even voor de goede orde, ik heb al jarenlang een vriend en we wonen heel gelukkig bij elkaar. Oké, ik ben na lang aandringen met Soleil meegereden naar België. Daar heb ik nu spijt van en dat heb ik mijn directeur laten weten. Ik keer vandaag nog terug naar Amsterdam. Soleil kan verder in zijn sop gaar koken. Zijn boeken hebben ook nooit bijster goed verkocht en het lijkt ons verstandig de banden met deze loser helemaal te verbreken. Tot zover mijn bericht. Ik laat u over aan de grillen van de " schrijver". Succes.

zaterdag 16 mei 2015

Sigaretten halen 357

Ze zeggen dat ik er bijna was geweest. Het oplappen van dit lijf had de nodige moeite gekost. De arts maakte de vergelijking met een krot dat op instorten stond en dat door een bouwbedrijf aan alle kanten werd gestut. Ik was het krot, hij en zijn lieftallige zustertjes waren het bouwbedrijf. Ik voelde me niet goed, ik reikhalsde, zoals Willem Bilderdijk het zei, naar het graf. Voor de verkoop van mijn boeken zou het uitstekend zijn als ik de pijp aan Maarten had gegeven. Beroemd schrijver vermoord door maîtresse. Dat zou de voorpagina's wel halen. Ja, moord, je leest het goed. Ik mocht dan wel half dood zijn, mijn geheugen was scherper dan anders. Ik hing uit het dakraam om mijn iPad te redden. Niet, omdat ik zo materialistisch ben uitgevallen of me geen nieuw exemplaar kan permitteren, maar gewoon omdat ik dacht dat ik het nog uit de dakgoot kon redden. Op het moment dat ik uit het raam hing, gaf Tanja, de heks, me een ongevraagd kontje. Wat ik me nog herinner van de val is dat ik met mijn neus richting tablet gleed naar beneden over de dakpannen, dat ik daar een halve slag draaide en in het luchtledige kwam te hangen. De val werd gebroken twee balkons lager, om precies te zijn op het balkonhek waarop ik landde op mijn rug. Het laatste wat ik ervan weet is de vrouw die geschrokken door de balkondeuren kwam en de vreselijke pijn in mijn onderrug. Ik ga dood, dacht ik. Ze heeft me vermoord. En dat was bijna gelukt.

Sigaretten halen 356

Dit geloof je toch niet! Kom ik bij Soleil aan zijn ziekbed, ik denk leuk, op ziekenbezoek, fruitmandje mee, bosje bloemen, sexy jurkje aan, lekker opgemaakt. Ik was er helemaal voor hem, zeg maar, ik had me nogal uitgesloofd. Je komt niet elke dag bij iemand die net uit zijn coma is ontwaakt. Maar ik had beter niet de moeite kunnen nemen. Meneer was boos. Meneer was verbolgen vanwege het feit dat ik een paar dagen zijn blog had bijgehouden. Zodat ie de 365 zou halen. Dat is toch de opzet van dat hele gedoe met dat Sigaretten Halen? Ik bedoel, het doel is toch om een jaar lang een feuilleton te schrijven, dag in dag uit, zin of geen zin, ziek of niet ziek? In plaats van blij te zijn begint meneer tegen me uit te varen. Dreigde hij mijn bijdragen te schrappen, zodra hij weer in staat was een stukje te typen! Waar ik het gore lef vandaan haalde in zijn werk te zitten klooien.
Ik heb die bloemen in zijn gezicht geslagen en de tros druiven uit de fruitmand gepakt. Zo heb ik die ziekenhuiskamer achter me gelaten. Hij had het nakijken. Zielige oude man. 
Dat sexy jurkje kwam nog van pas bij Paul. Die houdt ook van lekker vet opgemaakt. Ik paste helemaal in zijn ideale plaatje.
En o ja,  ik heb de inloggegevens van Soleils blog aangepast. Ik rond de boel wel af. Nog 9 stukjes en het is gedaan.

Sigaretten halen 355

Ze meldden zich bijna als laatsten voor het ontbijtbuffet. Wat wil je ook, ze waren natuurlijk hartstikke moe na zo'n nacht. Trouwens, toen ze ontwaakt waren gaven ze'm nog een keer van jetje. Zus had heel wat in te halen natuurlijk en Fred wilde zich niet laten kennen. Tijdens het royale ontbijt hielden ze elkaars hand vast terwijl ze aten. Zus haalde een vel papier uit haar handtas en tekende daar een groot hart op. Zus en Fred schreef ze erbij. Als een klein meisje liet ze Fred zien wat ze getekend en geschreven had. Hij vond het mooi, sterker nog, het ontoerde hem. In zijn ooghoeken stonden tranen en toen Zus dat zag, kon ook zij het niet droog houden. Ze kneep in Freds hand en boog zich naar voren voor een kus.
Het hotelpersoneel dat  de andere tafels ontruimde was geroerd door het romantische tafereeltje van de twee Nederlanders. Ze hielden het stel in de gaten, terwijl ze hun dienbladen vulden met ontbijtresten en terwijl ze door het restaurant liepen. In de keuken spraken ze verrukt over de ware liefde ❤️ waarvan ze zomaar getuige mochten zijn.
Toen Fred en Zus de eetzaal verlieten werden ze nagekeken door de ontbijtserveersters, vier in getal.
'Drie keer raden wat die twee gaan doen,' lachte de brutaalste. De anderen sloegen geschrokken de hand voor hun mond.

PS: hoe het met Soleil gaat, weet ik nog niet (zie hem zo), maar het appartement van dokter Paul is grandioos. Uitzicht op de Schelde. O nee, op de Maas, roept Paul.

vrijdag 15 mei 2015

Sigaretten halen 354


Ik heb op papier even een kladversie uitgewerkt die ik hierbij uittyp. 
In de hoogste en kleinste kamer van het hotel in de Voerstreek beleefden Zus en Fred een zinderende nacht in het te smalle tweepersoonsbed. Zo'n ledikant mag dan een twijfelaar heten, over de bezigheden van Zus en Fred zullen geen twijfels bestaan. Zus Bennekom wist niet wat haar overkwam, onervaren als ze was. En Fred leefde zich helemaal uit op zijn nieuwe jonge strakke vriendin. Bijkomend voordeel van die room at the top was dat er geen buren waren voor eventuele overlast. Alleen onderburen dan, maar dat waren gelukkig twee hoogbejaarden die beiden heel hard snurkten en bovendien nogal doof waren. Vooral Zus was nogal luidruchtig. 
Uiteindelijk viel het verzadigde stel happily wet en uitgeput in slaap. 
Goed, ik zie nu dat het niet zo'n erg lang stukje is geworden. Uitgeschreven leek het heel wat. Ik wilde niet verder in details treden. Er moet voor de lezer iets te raden over blijven. Erotische scènes zijn ook best moeilijk om te schrijven. Het noemen van exacte handelingen en lichaamsdelen wil nog wel eens averechts werken.
Hoe dan ook, tot morgen.
O ja, met Soleil gaat het nog niet, zoals het zou moeten gaan. Ik heb straks een ontmoeting met zijn arts in het ziekenhuisrestaurant. Je raadt nooit hoe hij heet. Paul Sachet! Toevallig hè.

donderdag 14 mei 2015

Sigaretten halen 353

Ik kan het hem niet vragen aangezien hij nog niet bij kennis is, maar ik ga er vanuit dat Soleil het op prijs stelt dat ik zolang het nodig is voor hem inval. De iPad heeft de val helaas niet overleeft. Gelukkig kan ik gebruik maken van een computer in de bibliotheek van Luik die in de buurt ligt van het hospitaal waar Soleil na zijn onfortuinlijke ongeval is opgenomen. Het gaat naar omstandigheden redelijk zei de arts. Hij deed me denken aan die chirurg uit 'Sigaretten Halen', kom hoe heet die man, die populaire dokter uit het ziekenhuis van Digne-les-Bains, die iets met die Vlaamse kreeg, dat mens van het Vlaams Belang. Nou ja, doet er ook niet toe.
Feit is dat ik Soleils gebruikersnaam en wachtwoord van zijn blog zonder veel moeite kon kraken. Dat scheelde een hoop gedoe. Gebruikersnaam: sigarettenhalen, wachtwoord: soleil1957. Verschrikkelijk eigenlijk dat ik met zo'n ouwe lul op pad ben. Dat realiseer je je pas wanneer je de harde cijfers ziet. Alsof ik geen jongere gast aan de haak kan slaan. Ik mag er wezen al zeg ik het zelf. Vandaar natuurlijk dat die arts mij ook wel zag zitten. Wat een flirter😍.
Maar ter zake. Zoals ik zei, ik ben for the time being invalblogger. Tijd om dat 'Siageretten Halen' naar mijn hand te zetten. Ik mag wel opschieten, nog maar 12 afleveringen te gaan.

woensdag 13 mei 2015

Sigaretten halen 352

De iPad was blijven steken in de dakgoot. Vanuit het geopende raam kon ik er net niet bij. Ik gooide Tanja's kleren van de stoel op de grond, schoof 'm onder het venster en ging erop staan. Tanja had ik terwijl ik bezig was geen blik waardig gegund. Ze lag opgerold te snikken en schokken op het bed. Bah, wat een klein kind. Juist nu ik vol voor haar wilde gaan leerde ik haar ware aard kennen. Net op tijd. Of eigenlijk net te laat. Ik had mijn huwelijk al opgedoekt. Voor een ordinaire hysterica zo bleek nu. Dat beloofde nog wat voor de toekomst als ze elke keer zo uit haar slof schoot als ze eventjes haar zin niet kreeg. Godsamme, wat een opgewonden standje. Dat noemde zich mijn redacteur. Die uitgeverij leek meer een uitdragerij. Eerst moest ik zaken doen met een dronkenlap en vervolgens zadelden ze me op met een krijsende kenau.
Ik leunde zo ver ik kon uit het raam. Als ik nog iets verder rekte kon ik het apparaat pakken. Zo te zien was hij nog heel en stond er geen water in de dakgoot. 
Het gebeurde toen ik mijn rechterarm zo lang mogelijk probeerde te maken. De stoel wiebelde licht. Ik voelde hoe twee handen zich om mijn enkels sloten en mij omhoog duwden. Aanzien het zwaartepunt van mijn lichaam inmiddels buiten het raam hing, raakte ik direct uit balans. Voordat ik het wist schoof ik met mijn handen langs de dakpannen richting dakgoot. Ze vonden nergens houvast.

dinsdag 12 mei 2015

Sigaretten halen 351

'Nee! Dat niet! Niet Zus Bennekom!' Zo hysterisch had ik Tanja nog niet meegemaakt en ik hoopte dat ook nooit meer mee te maken. Ze keek me ziedend aan, ze had speeksel op haar lippen, ze hield de iPad met gestrekte armen van zich af als drager van het kwaad en stootte ermee tegen mijn borst. 'Dit moet je veranderen! Subiet!' Haar krijsen kraste op mijn trommelvlies. Het werd tijd om haar te sussen.
Ik sprak expres zo zacht mogelijk om met mijn volume haar volume omlaag te trekken. Ik zei: 'Doe eens een beetje rustig, Tanja, je lijkt wel hysterisch.' Ze had mijn lippen zien bewegen, maar wat ik had gezegd had ze niet verstaan. Ze was te vol van zichzelf, van haar eigen woede. Ze kon alleen maar omstandig naar adem happen. Een driftig visje dat op het land lag dood te gaan. Vervolgens beukte ze op me in met de tablet.
'Voorzichtig,' fluisterde ik, 'anders gaat ie nog kapot.' Dat verstond ze dan weer wel. Het was reden om nog meer tekeer te gaan. De rand van het apparaat belandde hardhandig op mijn mond. Ik voelde de pijn van het barsten van mijn bovenlip en proefde meteen de weeïge smaak van bloed.
'God, Tanja, doe 's beetje normaal, alsjeblieft.' Ik verloor nu ook mijn zelfbeheersing. Was ze helemaal krankjorum geworden. Mijn stemverheffing maakte weinig indruk. Terwijl ik met de rug van mijn hand mijn verwonde lip bette, sloeg Tanja alweer toe. De iPad raakte nu de zijkant van mijn gezicht, de beschermflap vloog door de hotelkamer als een tijdens de vlucht vergaste gans.
'Spring zelf maar uit het raam,' hijgde ze, 'maar Zus springt niet! Heb je dat begrepen?'
Ik was achterover op het bed gevallen en terwijl ik landde op het dekbed zag ik vanuit mijn ooghoek hoe Tanja naar het raam sprong, het opende en met alle kracht die ze in zich had de iPad naar buiten wierp.


zaterdag 9 mei 2015

Driehonderdvijftigggg

Met de rand van de wastafel in haar naakte buik gedrukt stond Zus Bennekom voor de ronde spiegel. Het was haar niet eerder opgevallen: er liep een barst diagonaal over het glas. Als ze haar hoofd iets naar beneden deed, werd ze twee keer weerspiegeld. Ze zag twee treurige gezichten omrand door piekerig rood haar, twee lijkwitte hoofden met vier holle ogen. Ze haalde diep adem en blies tegen de spiegel tot haar gezichten verdwenen achter het beslagen glas.
'Dat was het dan,' zei ze toen ze weer tevoorschijn kwam. Haar stem was vlak en emotieloos. Er was maar één persoon tot wie het gesprokene gericht was en die herhaalde de woorden vlak en emotieloos. 'Dat was het dan.'
Ze stak haar tong uit, ze haalde haar neus op, ze verwijderde een wimperhaartje van haar wang. In de spiegel kon ze nog net het raam zien. Ze draaide zich om en opende het raam.
'Dat was het dan,' zuchtte ze.

Driehondernegenenveertig


Zus Bennekom ontwaakte in een op haar na leeg bed. The Police had er indertijd al een nummer aan gewijd: The bed 's too big without you. Als Zus de song had gekend was het zeker in haar gedachten boven komen drijven. Nu gingen haar gedachten slechts uit naar Fred die vast het toilet bezocht op de gang. Ze dommelde weer in, maar toen ze opnieuw wakker schrok lag Fred nog steeds niet naast haar. Ze duwde zich overeind uit het te dikke hotelkussen en keek de schemerachtige kamer rond. Ze knipte het lampje aan. Het viel haar meteen op dat de stoel waarop Fred zijn kleren had gelegd voor ze slapen gingen leeg was. Zelfs zijn schoenen die hij netjes naast elkaar had gezet onder de stoel ontbraken. Zus ging rechtop zitten en dacht na. Had Fred de slaap niet meer kunnen vatten en was hij alvast opgestaan? Nu hij voor Zus had gekozen leek alles pais en vree. Ze mocht natuurlijk niet vergeten dat hij in korte tijd heel wat had meegemaakt. Logisch dat er momenten waren en nog zouden komen van onrust, verdriet en spanning. Toch wat onrustig stapte Zus uit bed en gluurde langs de gesloten gordijnen naar buiten. Vanuit het zolderraam had ze goed zicht op de parkeerplaats. De Opel Astra van Fred moest helemaal links staan. 
'Verdomme,' fluisterde ze en ze moest zich vastpakken aan het raamkozijn om niet te vallen. Ze keek nog eens goed. Daar was het toegangshek, daar het pad naar de parkeerplekken, daar de verzameling auto's van de hotelgasten. De plek waar Freds wagen had moeten staan, was leeg.

Driehonderdachtenveertig


Nog meer amoureuze perikelen speelden bij dat andere prille stel, Zus Bennekom en Fred Janssen, op een achterafkamertje in een overvol hoteletablissement in de Belgische Voerstreek. Nadat ze zich tegoed hadden gedaan aan het zware trapistenbier uit de regio lukte het Zus nauwelijks meer de trappen te bestijgen naar de bovenste verdieping. Ze ging giechelend voorop, tree voor tree voortgeduwd door Fred die zijn handen op haar derrière had gelegd. Hoewel derrière misschien niet het juiste woord was voor de wat mager uitgevallen kont die Zus in huis had. Over het algemeen en in principe hield Fred van het iets rondere en vollere billenwerk. Vanuit het niets schoof zo Martha's achterwerk voor zijn geestesoog. Ze mocht er zijn, Martha, en dan dacht Fred niet alleen aan haar achterste. 
Ze hadden de eerste etage bereikt en begonnen aan de volgende trap. Zus stak haar kont naar achteren om opnieuw een zet te krijgen. Nog voor Fred haar had omvat met zijn krachtige vingers gilde ze het al uit van plezier. Om de hoek van een kamerdeur verscheen een geïrriteerd hoofd. Maar niets kon Zus' geluk bederven. Zo deden ze verdieping na verdieping tot ze uiteindelijk slap van het lachen en het zware bier de zolderkamer bereikten. 
Juist toen ze de drempel passeerden gaf Freds telefoon een piepje. Terwijl Zus zich languit op het bed liet vallen las Fred het bericht.
'Kom zsm naar Artignosc. M.'

Sigaretten halen 347


Verderop in België, dat wil zeggen net buiten de Voerstreek, waar de voertaal weer Nederlands is, oftewel Vlaams, vonden Elly Sprenkelbach-Meijer, Dagobert Bijleveld en Taco Stutterheim onderdak in een sjiek hotel in het groen. De kamers waren flink begrotelijk, maar dat was noch voor Elly, noch voor Dagobert een probleem.
'We hebben geld zat, het wordt tijd dat we het ook eens uitgeven,' sprak Elly gul. Nu ze voor zichzelf had bepaald dat ze verder politiewerk voor onbepaalde tijd had opgeschort - een veel aanvaardbaarder besluit dat ze zelf had genomen in tegenstelling tot de onrechtvaardige schorsing die over haar en haar partner was uitgeroepen door Turlings c.s. - leek er een loden last van haar schouders te zijn gevallen. En die ontspanning werkte besmettelijk op Dagobert. Ook hij begon met loslaten. Hij was moe, hij was het zat. Hij verlangde slechts naar bad en bed en dat graag in het gezelschap van Elly. Terwijl Taco op kamer 348 werd geparkeerd, trokken Elly en hij in kamer 347. Zodra de deur achter ze in het slot viel, vielen ze elkaar in de armen. Ze namen een bad en kropen in bed. Ze waren zo moe dat ze meteen in slaap vielen, Elly in Dagoberts krachtige armen. Pas tegen de ochtend werden beiden wakker en volgde wat veertig weken later grote gevolgen zou hebben.

donderdag 7 mei 2015

Sigaretten halen 346


Maar ook het kinderlijke van Tanja sprak me aan. Ze mocht dan wel redacteur zijn bij een gerenommeerde uitgeverij, haar naïveteit was behoorlijk. Wat te denken van het briefje van Zus Bennekom en Fred Janssen dat ze achter de radiator op onze hotelkamer had gevonden. Dacht ze nu werkelijk dat die twee hier op deze kamer de nacht hadden doorgebracht en dat er jaren na dato - Sigaretten Halen speelt in 2008 - nog een briefje te vinden zou zijn? Bovendien, Fred en Zus waren fictieve personages die ontsproten waren aan mijn fantasie. Samen met al die anderen, van Elly Sprenkelbach-Meijer tot Paul Sachet en niet te vergeten Martha Janssen/Anna Zeven.
Het was aandoenlijk hoe Tanja met de verhaalpersonages meeleefde. De afgelopen dagen had ze heftig geprotesteerd tegen Pauls moorddadige handelingen. 
'Dat past helemaal niet bij Paul Sachet, hoe kun je hem dat laten doen!' Ze zei het met tranen in haar ogen. Dit keer liet ik de doden dood, ik had al teveel concessies gedaan. Het verhaal dreigde te middle-of-the-road te worden wanneer ik elke keer aanpassingen moest doen.
Urenlang had Tanja met de brief van Zus en Fred in haar handen gezeten. Ze had er talloze keren bij gezucht. Op den duur ben ik naast haar gaan zitten, mijn arm om haar schouder.
'Echte liefde,' mompelde Tanja en ik drukte mijn lippen op haar wang.

woensdag 6 mei 2015

Drie vier vijf

Toch voelde het als het inruilen van een gebruikte auto voor een nieuw model. Ik hoopte dat mijn oude exemplaar een nieuwe chauffeur zou vinden, eentje die trouw was en het ding, excusez le mot, met zorg zou besturen. De metafoor ging flink mank, want mijn ex, althans mijn aanstaande ex, liet zich niet besturen.
Dat gold ook voor Tanja. Zelden had ik zo'n wispelturige vrouw meegemaakt. Daar zat 'm voor mij waarschijnlijk de uitdaging in. Als schrijver moet het leven je blijven uitdagen anders droogt de bron waaruit je put op. Om de vergelijking met de auto toch nog even door te zetten: je kunt rondjes op bekend terrein blijven rijden, rondjes rond de kerk bij wijze van spreken, of alleen rücksichtlos over de snelweg scheuren, de echte uitdaging zit hem toch in smalle bochtige wegen, haarspeldbochten en onoverzichtelijke kruispunten en af en toe onverharde wegen om flink wat stof te doen opwaaien. Zo zag ik Tanja: de auto die mij over bijzondere wegen leidde. Stof voor de schrijver. 

dinsdag 5 mei 2015

Drie vier vier

Onze reis zuidwaarts leek de bekrachtiging te zijn van onze relatie. De ingewikkelde boodschap aan mijn vrouw, die inmiddels een kleine tien berichten had achtergelaten op mijn telefoon, speelde steeds minder een rol. Ik zou haar onderweg een keertje bellen met de mededeling dat het helaas over was. Ja, dat speet mij ook. Ja, zo gaan die dingen soms. Nee, ik was er niet met Tanja vandoor vanwege de seks. Er was geen opzet in het spel, hooguit speelden hormonen een rol, met name vanTanja. Zij had haar man trouwens al gebeld waar ik bij zat. Ik had medelijden met die man. Hij werd in dat gesprek ongeveer aan de kant gezet als een overbodig geworden huisdier. Ik zag het beeld voor me van een hond die in een dicht bos door Tanja met een touw aan een boom werd vastgemaakt. Vervolgens reed ze hard weg in haar auto.
'O welnee,' stelde Tanja onverschillig toen ik dat beeld aan haar voorlegde. 'Martijn is een sukkel en dat weet ie ook. Wij hadden al tijden niets meer met elkaar behalve een trouwring. Ze trok het ding ter plekke van haar vinger. Het scheelde niet veel of ze had 'm in de prullenmand van het hotel gegooid.

maandag 4 mei 2015

Drie vier drie

Het havengebied was even desolaat als anders. De meeuwen hadden er vrij spel. Het stadsbestuur had plannen met dit gebied die vanwege de crisis in de koelkast werden bewaard. Als de duisternis inviel veranderde het in een no-go-area. Ook overdag hingen er louche types rond. Er werden deals gesloten waarvan de buitenwereld slechts vermoedens had. 
De man die er nu haastig langs de slooppanden liep, paste niet in die wereld van criminaliteit. De misdadige handelingen die Paul recent had gepleegd hadden niets met de onderwereld te maken. Hij had gehandeld uit zelfverdediging. Wie zou niet zijn gezin verdedigd hebben? Hij hoefde als onschuldig burger toch niet alles te pikken? Hem werd verweten nooit zo assertief te zijn. Nu had hij het tegendeel bewezen. En ieder ander die hem nu nog dwars zat zou een zelfde lot beschoren zijn. 
De BMW lag op de bodem van de plomp. Aan de inhoud was niks verloren. Alain en de ronselaar, wie zou ze missen?
En toch, toen hij dat dacht, liepen de rillingen Paul over de rug. Hij versnelde zijn pas. Als hij doorliep was hij voor het avondeten thuis.

zondag 3 mei 2015

Drie eenenveertig

'Maar Paul, hij leeft nog.' Door het gebruik van het persoonlijk naamwoord 'hij' in plaats van 'de ronselaar' gaf Alain impliciet aan op de hoogte zijn van het feit dat het inderdaad de ronselaar was die kreunend in de achterbak lag. Hij moest gewoon die conclusie hebben getrokken. Eerlijk gezegd niet zo ingewikkeld, een kwestie van 1+1=2. Zeker voor iemand die niets beters te doen had dan als een nieuwsgierig aagje buiten rond te hangen om huizen van buurtgenoten in de gaten te houden. Er ging een ronselaar naar binnen en er kwam een opgerold vloerkleed naar buiten. Daar kon wel eens een lijk in zitten. Wat zou die Paul daarmee gaan doen? Die jongen had zich flink in de nesten gewerkt. Dat ging allemaal uitkomen en lang kon dat niet gaan duren. Voordat ze hem te grazen namen, kon hij 'm misschien wat onder druk zetten. Tegen wat euro's zou hij beloven te zwijgen. Tegelijk kon hij de sigarettenbazen een tip geven. Uiteraard ook in ruil voor een vergoedinkje. Over het algemeen moest je niet van twee walletjes eten, maar hier was de uitzondering op de regel.
Zo zou Alain redeneren. Het stond Paul helder voor de geest. Om te voorkomen dat het daadwerkelijk uit de hand zou lopen moest hij ingrijpen. Opruimen die Alain.

Drie tweeënveertig

Paul reageerde gehaast, of beter gezegd paniekerig. Alain had de achterkant van de auto al bereikt. Paul had gedacht in twee sprongen bij die ouwe zeur te zijn om hem in eerste instantie bruut omver te duwen. Te gefocust op zijn voornemen zag hij Alains brommer over het hoofd en net als dat ding ging ook Paul onderuit.
De agressie waarmee de actie gepaard ging, liet bij Alain de alarmbellen afgaan. Hij liet de kofferbak voor wat het was, ook al klonk daaruit het gekreun nog nadrukkelijker, alsof de ronselaar vantussen het vloerkleed  begrepen had dat hij nog een kans maakte levend uit zijn benarde situatie te komen.
Alain spurtte over het haventerrein. Zijn conditie was prut, zijn ledematen waren stram. Het zou niet lang duren eer Paul hem had ingehaald. Toch gloorde er hoop. In de vorm van een berg bouwafval zo'n twintig meter verderop. Uit het puin stak een bruikbaar wapen waarmee Alain Paul van zich af kon slaan. Een paal waaruit roestige spijkers staken. Een hedendaagse uitvoering van een middeleeuwse goedendag. Voordat hij zijn redding bereikte, struikelde hij over een leeg verfblik en ging onderuit. 

vrijdag 1 mei 2015

Drie veertig

Ze zwegen. Wat had er ook gezegd moeten worden. Het kreunen vanuit de achterbak was allesbepalend. Ze keken, dat wel. Alain nieuwsgierig naar wat Paul zou gaan doen. Paul nerveus, Alain negerend en daarmee in feite het kreunen ontkennend. Hetgeen nergens op sloeg, want hoe langer de mannen zwegen, hoe luider het klagelijk geluid uit de kofferbak klonk. Gesmoord, dat wel, want voor wie pijn leed in een opgerold kleed zat het leven niet mee. En hoe lang had de ronselaar nog voor de boeg? De wond die Paul hem had toegebracht moest tot enorm bloedverlies hebben geleid. Aan de andere kant kon het vloerkleed als een enorm drukverband worden beschouwd. Het zou zomaar kunnen dat het leegbloeden gewoon was gestopt.
Alain knikte met zijn hoofd naar de achterkant van de BMW. Hij schraapte zijn keel en keek enigszins bezorgd naar Paul.
'Moet je niet 's eh...'
'God, Alain, bemoei je er niet mee.' Paul barstte los. Waar bemoeide die sukkel zich mee. 'Rot een eind op, je hebt hier niks te zoeken. Steek niet overal die nieuwsgierige neus van je in. Draai om, ga naar huis, vergeet wat je gezien en gehoord hebt.'
Alain leek niet onder de indruk van die woorden. Al die tijd had hij zijn brommer bij het stuur gehouden, maar nu klapte hij de standaard uit en maakte aanstalten om naar de auto te lopen.
'Als je dat maar uit je hoofd laat.' De stem van Paul klonk als het grommen van een kwaadaardige hond.

donderdag 30 april 2015

Drie negenendertig


Paul herkende de man op het brommertje meteen: Alain. Wat deed die hier? Was hij het hele eind achter hem aangereden? Had hij soms gezien hoe hij de ronselaar in de kofferbak had gekieperd? Het was geen toeval dat die man hier was. Toeval bestond niet, zeker niet in het geval van die gluiperige Alain. Die was zo uitgekookt en berekenend. Om gek van te worden. En wat wilde hij nou? Stel hij had gezien wat Paul had gedaan, waarom kwam hij dan het hele eind achter hem aan rijden. Stel Paul ging zijn kleed dat als opgerold cakegebak met vulling achter in de auto lag dumpen in het oude havendepôt, kwam die ouwe dan een handje helpen of wat? Kijk hem rijden, dacht Paul kijkend in zijn achteruitkijkspiegel, als een hongerig hondje achter een wandelende worst aan. Ineens trapte hij zo hard op de rem dat de wagen abrupt stil kwam te staan. Achter zich zag hij Alainaarzelen. Hij opende het portier en sprong uit de auto.
'Wat doe jij hier?' schreeuwde hij. Hij besefte dat hij meteen al nijdig was. Hij moest zich beheersen.
'Hé, Paul, jij ook hier?' probeerde Alain ongeloofwaardig de vermoorde onschuld te spelen. 
In de korte stilte die vervolgens viel klonk een onheilspellend gekreun. Het leek uit de koffebak te komen.

woensdag 29 april 2015

Drie achtendertig


Als door een onzichtbare hand geleid reed Paul met het lijk van de ronselaar in de achterbak naar de havens. Alsof de omgekomen man thuishoorde tussen de kades en de kranen. Paul reed de route die hij diezelfde nacht ook al had afgelegd in het busje met de ronselaar, toen nog blakend van gezondheid en druk doende met het uitdelen van de lakens. Paul had toen niet kunnen bevroeden hoe de dag wending na wending zou krijgen. Ze zouden sigaretten gaan rondrijden. Ze hadden wel op chauffeurs van een legitieme pakketdienst geleken. Ze waren blij en ongerust tegelijk geweest. Blij vanwege het geld, ongerust, omdat ze niet hadden geweten wat ze te wachten stond. Als Paul gewoon overal zijn sigaretten had bezorgd was er niets aan de hand geweest. Nu, twee doden verder, reed hij verdoofd door het vervallen gedeelte van de haven van Marseille, het stuk waar de clandestiene handelingen werden gedaan, waar de zaken niet pluis waren. Waar niet werd opgekeken van een lijk meer of minder. Althans, dat veronderstelde Paul alleen maar, want het fijne wist hij er ook niet van. Hij was tot dan toe een keurige burgervader geweest, vader van kleine kinderen, trouwe echtgenoot. Helaas was hij buiten zijn schuld werkloos geraakt. Dat kon niet gezegd worden over zijn betrokkenheid bij de twee dode mannen van die dag. Hij had dat op zijn geweten en dat wist hij donders goed.

dinsdag 28 april 2015

Drie zevenendertig


Wat doe je met een lijk in je woonkamer? Een lijk dat bovendien een smerige bloedvlek veroorzaakt op een wit vloerkleed. Met als geluk bij een ongeluk dat het een los kleed betreft. 
Terwijl Claire, normaal gesproken de echte aanpakker van het stel, niet meer deed, dan in shock gadeslaan wat haar echtgenoot in hun woonkamer had aangericht, kwam Paul onverwacht pragmatisch uit de hoek door het lichaam van de ronselaar in het kleed te rollen. Met de opgerolde vloerbedekking leek een deel van probleem meteen verdwenen.  Uit het oog, uit het hart, zo scheen het wel, hoewel de impact van de steekpartij natuurlijk immens was. Toch leek zelfs Claire tot bedaren te komen. Een blik op de pendule op de schoorsteen maakte dat ze zich moest beheersen. Binnen het half uur zouden de kinderen binnenstormen. Voor die tijd moest er iets geregeld zijn in de woonkamer. Ze kon zich er nog niet over uiten in woorden. Haar tong lag als verlamd in haar mond en haar stembanden weigerden dienst. Het geluid dat ze uitbracht, klonk als zacht gegrom.
Paul vertoonde nog steeds onverwacht veel daadkracht. Hij pakte het mes weer op dat hij beheerst op de salontafel had gelegd en schoof het aan de kant waar de ronselaars kruin boven het vloerkleed uitstak naar binnen. Vervolgens schatte hij in waartoe Claire in staat was. Kon zij hem helpen het pakket naar beneden te zeulen? Hij bedacht zich. Hij herinnerde zich de zwarte BWW die hij nog geen twintig minuten geleden achter had gelaten.
'Ik ben zo terug,' zei hij stellig en verliet ijlings het pand. De auto stond nog op de plek waar hij hem had achtergelaten. De sleutel zat nog in het contact. Hij startte en reed achteruit zover hij kon de steeg in. Hij stopte waar hij niet verder kon, een meter of drie van zijn voordeur vandaan. Hij opende de achterbak en sprintte de trap op. Daar sleepte hij het lijk in het vloerkleed achter zich aan. Het hoofd van de ronselaar bonkte  op iedere traptrede. De achterbak van de BMW was flink groot. Dat was het dode lichaam van de ronselaar ingepakt in het kleed ook. Het kostte Paul flink wat moeite de boel zo te plooien dat de klep zonder moeite gesloten kon worden. Toen reed hij weg. Beheerst. Zoals hij eigenlijk altijd auto reed. 

maandag 27 april 2015

Drie zesendertig

Paul Sachet kon niet ontkennen dat hij in eerste instantie schrok van de woorden van de ronselaar. Dat was uiteraard exact wat de man beoogde: schrik aanjagen. In tweede instantie, nader beschouwd, kwam Paul razendsnel tot de conclusie dat die hele ronselaar niet meer voostelde dan een en al bluf. De manier waarop hij daar rokend in Pauls huis zat, wijdbeens op de bank met zo'n blik van arrogantie en ingebakken overmoed. Met zo'n uitstraling van de ronselaar regelt het allemaal wel eventjes. Grof in de mond, intimiderend tot en met. Kijk dan hoe hij zijn peuk gewoon uitdrukte op het de antieke salontafel van Claires overleden oma. Wat dacht die vent wel, hij kon de klere krijgen en wel meteen. Paul draaide zich om, verliet de kamer en vond in het krappe keukentje meteen wat hij zocht: het messenblok. Hij trok er het grootste mes uit en keerde terug.
De ronselaar was ondertussen gaan staan. Claire stond teruggetrokken in de hoek naast de tv met een van paniek doorgroefd gelaat.
'Wat is bedoeling, Sachet.' De ronselaar lachte schamper. 'Voor slachten moet je bij je vader zijn, die heeft tenminste iets van zijn leven gem...' Het was een zin die nooit afgemaakt zou worden. Reutelend sloeg de man achterover, met zijn handen naar het mes grijpend dat tot het heft in zijn borstkas was verdwenen. De kleine woonkamer vulde zich met de krijs van Claire.

zondag 26 april 2015

Drie vijfendertig

Toen Paul Sachet de voordeur van zijn woning opende, trof hij zijn vrouw in de gang.
'Paul, waar bleef je zo lang? We werden al ongerust.'
'We?' Paul keek Claire argwanend aan. Het was duidelijk dat ze niet zichzelf en de kinderen bedoelde. Ze had de koffiekan in haar handen die ze alleen gebrukte als er visite was.
'Ja, monsieur Rapalie is hier. We zitten al zeker twee uur te wachten.'
Vanuit de huiskamer klonk een zware rokershoest. Het moest de ronselaar zijn. Heette hij Rapalie? Paul kon zich die naam niet herinneren. Hij liep achter Claire de woonkamer binnen waar inderdaad de ronselaar breeduit op de bank zat. Hij rookte een sigaret, terwijl Claire altijd zo strikt tegen roken was in huis. Zeker sinds de kinderen er waren. De man kneep zijn ogen tot spleetjes toen hij Paul aankeek.
'Je hebt met laten wachten, Sachet, zo maak je geen goede beurt. Waar zat je verdomme, iedereen was al voor achten terug behalve jij. En bij het laatste adres ben je nooit aanbeland. Daar zijn geen sigaretten afgeleverd. Waar ben je mee bezig?'
Paul dacht terug aan wat Anna had gezegd: 'Werk je voor de ronselaar, dan werk je voor mij.' Hij wist hoe hij het in het vat moest gieten dus stak hij op goed geluk van wal. 'Ik heb de hoogste baas ontmoet in de buurt van Digne. Ze vroeg me voor haar een klus te klaren, dat heb ik gedaan.'
Zo klein als de ogen van de ronselaar waren geweest, zo wijd sperde hij ze nu open.
'Wou je zeggen dat je Anna Zeven tegen het lijf bent gelopen?'
Paul knikte. Hij wist niet wat er komen zou, maar het moest iets waarderends zijn. De ronselaar kwam overeind uit de bank.
'Dan zit je tot over je oren in de stront, makker, tot over je kruin.'