maandag 10 september 2007

Buren (3)

Op een ochtend hoorde ik ze weer. Ze moesten die nacht zijn thuisgekomen. De bromstem van Zeeg en Dicky’s nasale geluid klonken vertrouwd.
Ze zijn wat volks, de buren, maar wel aardig. Zij is een jaar of 25, schat ik, hij toch zeker 10 jaar ouder. Ze kennen elkaar een jaar of 10. Voorbeeld toen van bakvis valt voor vent met centen, thuiswonend, type ruwe bolster blanke pit. Visser met weekend vrij volgt met zijn ogen rijpend, rondend tienermeisje op de dansvloer. Ontmoetingsplek: discotheek Casa Cara, in de volksmond ‘de Cas’. Na 3 jaar verkering in het huwelijk getreden in de Witte Kerk op de Boulevard onder de bezielende leiding van een zware predikant. Receptie in De Zwaan. Eerste huwelijksnacht op huidig woonadres goed maar vruchteloos verlopen.
Terwijl ik mijn aanrecht afdeed met de vaatdoek, viel mijn oog op het Wehkamppakket dat eerder deze week noodgedwongen bij mij was bezorgd. Toen ik mijn hoofd boven de muur stak, zat Dicky peinzend op het bankje, filtersigaret nonchalant tussen de vingers, een dampende mok koffie op de tafel.
-Hé, buuv, weer thuis?
-Hé, buur. Ja, vannacht. 3 uur lagen we eindelijk.
Ze was bruin geworden.
-Laat.
-Vertraging in Spanje. Eén doffe ellende. Bakje?
-Eh..goed. Ik heb een pakketje voor je. Van Wehkamp.
-O, dat zal m’n trilplaat zijn.
Ik liep achterom en stapte Dicky’s tuin in. Tuin was misschien niet het juiste woord. Op de klimop na ontbraken planten. Het houten tuinhuisje, huis, door Zeeg op Dicky’s verzoek neergezet, nam verder zoveel ruimte in dat er ook nauwelijks meer plek was voor enig groen. Nou ja, een klomp aan de muur met een geranium. Maar die was op sterven na dood.
-Melk en suiker, buur?
-Niks erin, buuv.
-Zuinig, hoor.
-Een eenvoudig mens heeft niet veel nodig. Zeeg er niet?
-Nee.
-Die heeft natuurlijk al een week op je lip gezeten. Zijn jullie niet gewend.
Er verscheen een flauw glimlachje om haar mond.
-Hij ..eh..hij is naar het ziekenhuis.
-O?
-Ja, onderzoekje.
-O? Niets ernstigs, hoop ik?
-Nee.
Ze trok haar T-shirt strak over haar boezem. Ze sloeg haar ogen neer. Ik dronk voorzichtig van de hete koffie.
-Zeeg heeft..eh..denken ze..eh..traag zaad.
De slok die ik nam was te groot en te heet. Ik verslikte me.
-We dachten dat het aan mij lag, maar eh..’t is Zeegs zaad.
Ik bracht een schor ‘ja’ uit bij wijze van luisterrespons. De koffie was donker.
-Of, nou ja, dat zijn ze aan het onderzoeken, maar alles wijst erop, zei de dokter.
Ik roerde nutteloos in mijn koffie.
-Heb je d’r ooit van gehoord?
-Van traag...
-Ze zwemmen te langzaam en dan komen ze meer dood dan levend..nou ja, waar ze moeten komen. En dan gebeurt er niks. Of ze halen het helemaal niet. Gek, zo ver kan het niet zijn.
-Nee.
Ze zette haar wijsvinger in haar kruis en haar duim op haar buik.
-Hoeveel is dat nou? 10 centimeter?
-Ja, zoiets.
-Maar ja, ik weet niet of het verband houdt, maar Zeeg heeft pas leren zwemmen toen ie 14 was. En dat voor iemand die wou gaan varen.
-Ik denk niet...
-Maar mijn eitjes zijn goed. Dat zei die dokter. Hij zegt: ’t zal aan uw man liggen. Traag zaad, misschien. Had jij daar wel ‘ns van gehoord?
-Wel eens over gelezen, geloof ik. Het fijne weet ...
-Terwijl Zeeg altijd zo snel is met alles. Neem nou die buitendouche. Die hing d’r in no-time.

Geen opmerkingen: