woensdag 26 mei 2010

Schoppen en slaan

Wij – studenten en studieloopbaanbegeleiders van pabo 4 – hebben een gastspreekster over de vloer die van alles weet over gedrag, in het bijzonder over gedragsstoornissen. Zij is een boeiend redenares die met verstand van zaken een indrukwekkend verhaal te berde brengt over een jongetje van 6 dat zijn juf tot wanhoop bracht en zijn klasgenoten onvoorstelbaar tergde. De school zat met de handen in het haar, de ouders kwamen in opstand.

Ik heb vaker sprekers over soortgelijke onderwerpen aangehoord en het is mij opgevallen dat zij zich bedienen van de shock-and-awe-methode: zij doen een overval met een gruwelijk verhaal uit de praktijk – van kleuters die zich uitsluitend uiten in drieletterwoorden vanonder de gordel, middelvingers opsteken naar de juf en spugen, tot middelbare scholieren die wegzakken in drank, drugs en criminaliteit en zich ontpoppen tot de weerzinwekkendste loverboys – waarna de toehoorders onthutst en lamgeslagen in hun zetels hangen.

‘Erg hè,’ lijken de shocking-story-tellers te willen zeggen en natuurlijk laten ze hun publiek niet hulpeloos achter. Ze continueren hun verhaal uiteraard met oplossingen, nou ja, mogelijke oplossingen, of althans goedbedoelde raadgevingen die kunnen leiden tot mogelijke oplossingen. Maar de toon is al gezet, zeker bij onze kwetsbare vierdejaars, stuk voor stuk kanjers die het Nederlandse onderwijs nog veel goeds gaan brengen, maar die nu hulpbehoevend oogcontact zoeken met hun studieloopbaanbegeleider. Binnen afzienbare tijd mogen ze dan wel startbekwaam zijn, maar welke afgrijselijke wereld zullen ze binnenstappen?

Als de gedragsmevrouw met een bos bloemen vertrokken is en wij in de SLB-groep een intervisierondje houden over het verloop van de LIO, duiken voortdurend verhalen op over kinderen die niet te hanteren zijn. Bij de een gaat het er nog dramatischer aan toe dan bij de ander. Kinderen die gewoon een beetje door de juf kletsen tijdens de uitleg is peanuts als het om storend gedrag gaat. Wie indruk wil maken moet op zijn minst kinderen opvoeren die ondanks de hoogste dosis ritalin onafgebroken door het lokaal stuiteren.

De student die beweert geen enkel lastig kind in de klas te hebben – ‘het zijn zulke lieve kinderen en ze doen zo goed mee, ik heb zelden zo’n enthousiast stel gehad’ – wordt door de rest als ongeloofwaardig in de hoek gezet. ‘Zeker een dorpsschooltje waar ze twintig jaar achter lopen. Je hebt vast ook geen dyslectische leerlingen. Wel leuk als LIO-klas natuurlijk, maar je leert een half jaar niks.’

Ook in de eindportfolio’s die studenten inleveren als laatste document voor het afstuderen lees je het terug. De STARR beschreven persoonlijke ontwikkelingspunten zijn steevast en rijkelijk gelardeerd met beschrijvingen van klassen die bevolkt worden door ADHD’ers, autisten, dyslectici, ODD’ers, kinderen met dwangneuroses en hechtingsstoornissen. En o ja, er zijn er ook nog een paar ‘normaal’, maar die zijn eigenlijk hoogbegaafd, of in elk geval bovengemiddeld intelligent, dus volgen ze hoe dan ook een apart programma.

Ja, ga er maar aan staan, onderwijs anno 2010. Buitenstaanders die nog steeds beweren dat werken in het onderwijs een makkie is, gaan we schoppen en slaan. We moeten ons op iemand afreageren.

Deze column is eerder gepubliceerd in Advies & Edudatie van mei 2010

Geen opmerkingen: