vrijdag 6 april 2012

Mes, jam, haar

De haar aan mijn mes is zwart en zeker 40 centimeter lang. Ik kijk de tafel rond, maar zie alleen blond. Wat raadselachtig deze dikke haar, met aardbeienjam aan het bestek gekleefd, gekruld en in goede staat. Kwam er een krultang aan te pas, is ze gehard in lak? Ik zou haar graag mee willen nemen in mijn broodbeleg, uit willen smeren van korst tot korst, haar willen kauwen, met mijn tong tussen gebit en vermalen brood uit willen plukken, aan het ongespleten puntje naar buiten willen trekken tussen mijn gesloten lippen door. Om het daarna weer als een dropveter in mijn opengesperde mond naar binnen te laten vallen.
'Van wie is die haar?' vraagt mijn eega argwanend. Alsof alles in het leven eenvoudig verklaarbaar is. Met mijn schokschouderen neemt ze geen genoegen. Ik zie haar strenge blik. Onzeker wikkel ik de haar strak om mijn wijsvinger. Straks zal ik er zo ingesnoerd iemand mee aanwijzen.
'Is het er soms een van die slet hiernaast?'
Wat kan ik doen? Bekennen? Ontkennen? Het resultaat is hetzelfde: herrie in de tent. Ik steek mijn vinger in mijn  mond en zuig de haar naarbinnen. Ze kietelt mijn huig, ze buigt zich als een beugel rond tanden en kiezen.
'Nou?' vraag mijn vrouw, mes en vork dreigend in mijn richting. Dan klinkt de voordeurbel.


Geen opmerkingen: