De BBC
waarschuwt bij uitzendingen die minder nette taal bevatten met de mededeling
'this programme contains strong language'. Een dergelijke waarschuwing is ook bij deze column op zijn plaats.
Doorlezen is niet voor iedereen geschikt.
Persoonlijk
ben ik niet zo van de krachttermen. Als ik met een hamer op mijn vingers mep,
zeg ik gewoon 'au' en personen die mij onheus bejegenen, noem ik simpelweg
'sukkel'. Toegegeven, bij volleybal, als mijn smash voor de zoveelste keer in
het net belandt, wil ik nog wel eens 'shit' zeggen, maar dan vaak verbasterd
tot 'chips'. Toch ben ik geen heilig boontje of een scherpslijper waar het onwelvoeglijk
taalgebruik betreft. Ik heb plezier om grofgebekte cabaretiers en het WK heb ik
zonder gewetensbezwaren gevolgd in mijn Roy Donders-juichpak.
Toch gaat
taalverruwing mij aan het hart, zeker daar waar het kinderen betreft. Toen mijn
zoontje nog maar net in groep 1 zat, kwam hij op een dag thuis met de vraag wat
‘fuck’ betekende. Een klasgenootje gebruikte dat regelmatig, natuurlijk als de
juf niet in de buurt was. Als welwillende, maar naïeve opvoeder werd ik toen
met mijn neus op het feit gedrukt dat mijn kind in de echte wereld terecht was
gekomen. Dit was nog maar het begin, er zouden nog vele minder fraaie woorden
volgen.
Een van mijn
leerlingen indertijd, de 11-jarige Teun P, maakte het heel bont. Vader en
moeder P waren niet de sterkste pedagogen en dat was onder andere te merken aan
Teuns taal. Zeker na weekends had Teun merkbaar moeite zijn woordgebruik weer
aan de schoolsituatie aan te passen. Ooit op een maandag kwam hij het
schoolplein op rennen met het woord ‘motherfucker’. Ik weet niet wie hij in het
weekend had ontmoet of naar welke film hij had gekeken, maar het leek mij
uitgesproken imitatiegedrag. Elke medeleerling die hij passeerde, moest eraan
geloven, hij schold ze allemaal, zonder reden, uit. Binnen de kortste keren had
ik vijf klasgenoten aan mijn tafel. ‘Meester, Teun zegt modderfakker tegen
ons.’ Ik sprak Teun aan op zijn taal, het ging even goed, maar de maandag erop
noemde hij iedereen ‘homo’ of ‘kutwijf’ of iets van gelijke strekking. Ik nam
contact op met vader P. Hij begreep er niets van. Teun zei thuis nooit dat
soort woorden. Dat zou hij dan wel van klasgenoten hebben opgestoken.
Op een dag
sprak ik Jaap, vriendje van Teun. Het was na schooltijd. Hij veegde het lokaal.
Ik keek een stapel schriften na. ‘Meester,’zei Jaap opeens, ‘weet u wat Teuns
moeder laatst zei toen ik bij hem thuis was? Ze zei: stelletje homo’s, jullie
moeten even bananen halen bij de Jumbo. Dat is toch niet normaal?’
Teun is
uiteindelijk behoorlijk goed terechtgekomen. Hoe het met zijn ouders gaat weet
ik niet.
Deze column verscheen in 'Meer Taal', nummer 2, jaargang 2, 2014.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten