woensdag 18 mei 2016

Het kreng

Zoals bekend heb ik een wisselvallige relatie met busbestuurders. Vooral met die chauffeurs die denken dat ze de baas over me moeten spelen. Ik, de klant, mag bij de gratie gods meerijden in HUN bus. Ik, de klant, die eigenlijk koning zou moeten zijn. Je legt tegenwoordig een hoop geld neer voor een eenvoudig busritje, dus daar mag best wat tegenover staan. Een beetje vriendelijkheid, een beetje correctheid, een grapje op zijn tijd en natuurlijk het naar behoren besturen van de bus. Voor een bepaalde categorie chauffeurs iets teveel gevraagd.
Gisteren was het weer zover: ik trof een van de bullebakbestuurders van Arriva. Een ze, een kreng. Bij het instappen leek er nog weinig aan de hand, maar haar happige oranje geverfde kapsel - in het kader van Douwe Bob of zo? - was natuurlijk een niet mis te verstane vooruitwijzing geweest. Ik vond een plek voorin. De bus stroomde vol. Als laatste werd een mevrouw toegelaten die ik inschatte als bewoonster van het AZC dat we straks zouden passeren. 
De chauffeuse keek bedenkelijk naar de bulk plastic tassen die de vrouw in kwestie naar binnen had gezeuld. 'Vergeten we niks?' vroeg ze de vrouw die al bezig was haar zakken na te zoeken. Er kwam een ov-kaart tevoorschijn waarop het incheckapparaat met een rood kruis en een foutpiep reageerde. Ook na poging twee, ook na poging drie, vier en vijf.
'Je kan het blijven proberen,' becommentarieerde de bestuurster gas gevend de situatie, 'maar als er niks op staat, dan staat er niks op.' 
De vrouw stopte haar kaart weg en vond in dezelfde zak een briefje van 50 euro. Ze wapperde er triomfantelijk mee in de richting van de chauffeuse die de bus kordaat de weg opdraaide.
'Ja, dat gaat dus niet lukken, dame,' liet ze luidkeels ook de rest van de passagiers weten, 'daar heb ik dus niet van terug. Ik kan je zo echt niet meenemen.' Paradoxaal genoeg drukte ze het gaspedaal dieper in. De tassenvrouw kon zich met moeite staande houden. 
In mum van tijd bereikten we de volgende halte, een desolate plek langs een uitvalsweg. De voordeur klapte open. De uitzettingsprocedure voor deze vluchtelinge was helder: ze moest het trapje af, met tassen en al. 'Wisselen!' riep de chauffeur haar na en maakte met haar handen het gebaar dat een voetbaltrainer hanteert langs het veld.
'Het is altijd hetzelfde met die lui.' Ze richtte zich tot mij. Ze hoopte wellicht op mijn solidariteit. Die ze niet kreeg natuurlijk, integendeel, ik ging in gedachten na of ik de persoon die in de zijspiegel steeds kleiner werd niet had kunnen redden bij wijze van een door mij betaald kaartje. Maar het was te laat, mijn kans was voorbij. Ik staarde lafhartig voor me uit tot na een kwartier mijn halte opdoemde. Ik maakte mij klaar om uit te stappen, liet mijn pas piepen en wachtte op de deur die open zou gaan. Hetgeen niet gebeurde. Vragend keek ik achterom.
'De voordeur is de ingang. U moet achter uit.' 
'O, net als die mevrouw van het AZC van daarnet, zeker.' Ik stampvoette naar de achterdeur en hield mijn pas van de weeromstuit nogmaals tegen een apparaat. U bent al uitgecheckt, las ik. Hoewel ik blind van woede was.


Geen opmerkingen: