zaterdag 30 juni 2012

De dag dat alles anders was

Ik stapte wel vaker met mijn goede been uit bed, maar zelden was dat het begin van een dag waarop alles anders was. Het liep al ongewoon in de bus waar ik tegenover een fors uitgevallen dame plaatsnam. Onze knieën raakten elkaar, op zich niets om verontrust over te zijn. Maar toen ze haar bonkige hoofd naar rechts draaide viel mijn oog op de blauwige gloed van haar huid. Hoe gladgeschoren ook, die huid verborg baardgroei. Stoppels van oor tot kin en ver daar voorbij. Ik vergiste mij niet, ik zat tegenover een kerel. Nu ben ik van mening dat iedereen overal en altijd vooral alles moet doen en laten wat hij of zij wil, maar met deze vrouw c.q. man tegenover mij viel het niet mee de vleesgeworden tolerantie uit te hangen. Mijn van verwarring omlaag gedraaide blik hielp daar niet bij. Ik werd nu geconfronteerd met een paar typische mannenstaken, zwaar behaard, die halverwege de dijbenen verdwenen onder een flodderig zomerrokje. Normaal gesproken houd ik me niet bezig met de vraag over het eindpunt van dijen, maar nu dacht ik er een busrit lang aan zonder dat er een bevredigend antwoord kwam. Bij het uitstappen liet ik de, eh, vrouw volgens etiquette voorgaan, maar ook dat gaf frictie in mijn hersenpan. De gebruikelijke feminiene vormen die het rokje hadden moeten laten bollen ontbraken en voor hoe het zich op hoge hakken naar de uitgang begaf was slechts het woord strompelen van toepassing. En bestonden er echt rode schoenen maatje 44 met naaldhakken? Dit zou de laatste vraag niet zijn op vrijdag 29 juni.
Want toen het manwijf uit zicht gewankeld was, dienden zich nieuwe ongerijmdheden aan. Zo bleek de trein een vliegtuig, de conducteur een ijscoman en De Spits, die ik had meegegraaid op het station, dat eigenlijk een haven was, De Spons te heten. Maar het ergste moest nog komen. Mijn bestemming had Den Haag moeten zijn, maar het plein waar ik mij bevond na de wildste taxirit ever was ontegenzeggelijk de Dam. Zonder monument weliswaar, maar de Eiffeltoren misstond niet. Een volwassen kerel kan heel wat hebben, maar in veel te grote kleren en gezeten in een buggy kun je nog maar een ding: huilend om je moeder roepen. Zelfs dat klopte niet: ik krijste schaterlachend om mijn vader. Ik wist wel wat er aan de hand was: ik zat gevangen in een nachtmerrie. Toen viel ik in slaap.

Geen opmerkingen: