maandag 12 november 2012

Blikken

'Meneer,' zei de man die zojuist energiek de overvolle metro was ingestapt, 'zou ik op uw plek mogen zitten?' De vraag verwarde mij. Ik keek hem niet begrijpend aan. Of onnozel, ik ben sterk in onnozele blikken. 'U zit op een zitplaats voor een invalide,' legde hij uit. Hij maakte gebaren zoals leraren wel doen als iets gecompliceerds aan de orde is. Wiskundeleraren. Natuurkundeleraren.
De man wees op het raam. Daar las ik "zitplaats voor een invalide". Een lolbroek had met stift streepjes op de e's van "een" gezet. Wat de man zei, klopte, ik zat op de plek van één lichamelijk beperkte. Maar wat in 's hemelsnaam was de handicap van die kerel die erbij stond als Hollands welvaren? Hij zag mijn twijfel. Meer passagiers zagen die. Er waren erbij die op het punt stonden zich ermee te bemoeien. Ik zag het aan hun geërgerde blikken. Ze hielden zich in, maar hoelang nog?
Ik flapte het eruit voor ik het wist. Ik voelde het bloed naar mijn wangen stijgen toen mijn woorden de strijd aangingen met de remgeluiden van de ondergrondse. Ik had de schijnbare invalide al één traject laten staan. 'Wat heb je dan?' vroeg ik. De medereizigers keken of ze hun oren niet konden geloven. Nog even en de lynchpartij zou losbarsten. 'Wat zegt u?' zei de man. Hij had een hand achter zijn oor gelegd. 'Ik ben doof, weet u.' Doof? Had ik dat goed verstaan? Dacht de kwartel recht te hebben op een zetel, omdat zijn oren het lieten afweten?
Ik sloeg op mijn hartstreek en trok mijn lippen in fijnstand. 'Pacemaker,' articuleerde ik. 'Moet zitten van dokter. Had u graag terwille willen zijn.' Dat stemmingen zo snel konden omslaan had ik niet voor mogelijk gehouden. Ineens ging er een warm gevoel van begrip door de metro. Zelfs de blik van de dove leek empathisch.

Geen opmerkingen: