Zus Bennekom
besefte te laat dat ze vreselijk fout zat. Pas toen Fred Janssen, de man van
wie de vrouw verdwenen was, de bibliotheek uitliep, het hoofd licht gebogen,
zag ze in hoe dwaas ze had gehandeld. Ze had hem de boeken laten vergoeden die
hij onmogelijk terug kon brengen. ‘Ze liggen hoogstwaarschijnlijk op een
nachtkastje aan de Côte d’Azur,’ had hij gesputterd. Met zachte stem. Onafgebroken
glimlachend, geduldig en vriendelijk. De handen hulpeloos geheven met de
binnenkant naar boven. Zachte roze palmen, de handen van iemand die met zijn
hoofd werkt. Ze had die heerlijke handen gemeden en die fijne blik omzeild door
zich zenuwachtig op het beeldscherm te richten. Met de rekenmachine maakte ze
de rekening op: nieuwprijs van de boeken minus 20% afschrijving. De standaardprocedure. Hij betaalde zonder
morren. Zijn lange slanke vingers trokken biljetten en munten uit een
zwartlederen portefeuille. Hij zei ‘alstublieft’ en bood zijn excuses aan voor
het ongemak.
Ze had
achter hem aan willen rennen, maar durfde niet.
1 opmerking:
Morgen verder...
Een reactie posten