Zijn ouders
hadden Bijleveld bij zijn geboorte Dagobert genoemd. Daarmee hadden ze niet
voorzien dat hij de rest van zijn leven het mikpunt zou zijn van spot. Hij
mocht dan vernoemd zijn naar een aimabele oudoom van moeders kant, de
associatie met het legendarische stripfiguur lag voor de meeste mensen meer
voor de hand. Hij liet zich daarom altijd en overal, thuis en op het werk
Bijleveld noemen. Vergelijkbaar met zijn tv-held inspector Morse die ook geen voornaam
scheen te hebben.
Bijleveld
stond bij zijn collega’s bekend als een bijtertje. Dat bleek ook nu weer. Terwijl
iedereen op het bureau tot de conclusie was gekomen dat de verdwijningszaak van
Martha Janssen in feite een wegloopzaak was, sloeg Bijleveld het dossier nog
eens open. Als doorgewinterde politiefunctionaris kende hij de misdaadcijfers uit
het hoofd. Als het om moord ging, dan bleek 90% van de daders uit de nabije
omgeving van het slachtoffer te komen. Bij verdwijning was dat percentage weliswaar
lager, maar toch nog 79%. Mensen verdwenen door toedoen van familie, vrienden
en kennissen. Bovendien bleek 54% van de verdwenen slachtoffers vermoord teruggevonden
te worden. Met zijn blik gericht op de papieren belde Bijleveld zijn collega
Sprenkelbach Meijer in de belendende kamer. ‘Elly, kun je even langskomen? Die
zaak van Martha Janssen zit me toch niet lekker. Als het aan mij ligt, lichten
we de doopceel van die kerel van d’r.’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten