donderdag 23 september 2010

Geef me de ruimte!

Met welk dier ze hun tutor wilden vergelijken was de vraag aan de studenten en het spontane, eensluidende antwoord was: een luipaard. En het klopte, ik herkende mezelf, nu ja, voor wat de snelheid betrof waarmee ik door het hogeschoolgebouw stoof, voortdurend in haast, steeds in hoog tempo, lange passen, alsof er iets af te maken viel – nee, nu niet aan het roofdieraspect van de cheetah denken – hoewel in onderwijsland natuurlijk nooit iets af is. Ook toen al had ik een gruwelijke hekel aan mensen die mij voor de voeten liepen. Kwam ik aangestoven – een denkbeeldige antilope achterna – ging mij pardoes iemand in het vaarwater zitten. Sprong ik de trap op – drie treden tegelijk – moest er zo nodig iemand langs dezelfde kant omlaag.


Nu was de hogeschool nog een oase van rust vergeleken met stationshallen, in het bijzonder die van Amsterdam CS. Daar wordt pas echt voor de voeten gelopen. Hinderlijk, ergerlijk, irritant. Het begint al in de trein bij het uitstappen. Hinderaars stellen zich breeduit op bij de deur, rijendik, liefst met uitgeklapte vouwfietsen en immense koffers. Dan begint het schuifelen naar de roltrap die kraakt onder het gewicht van honderden reizigers. Die groep lijkt bevolkt door notoire langzaamlopers: ouden van dagen, moeders met kleine kinderen, mensen met overgewicht, buitenlanders die twijfelen over de route naar buiten - sommigen draaien om! – strompelaars, kreupelen, slomeriken, tuttenbollen, schoorvoeters, voetjevoorvoetje-figuren, treuzelaars, dombo’s, dralers, talmers, traineurs. Om stapelgek van te worden.

Wat moet ík met mijn luipaardinstinct? Ik duw, trap op hielen, maak me breed, elleboog en knie me erdoorheen. In mijn hoofd schreeuw ik: geef me de ruimte! En wat er ook gebeurt, ik kijk nooit om.



Geen opmerkingen: