vrijdag 27 september 2013

Noodrem

'Ken ik jou ergens van?' vraag ik de vrouw tegenover me in de trein. We hebben elkaar tussen Haarlem en Leiden zeker veertien steelse blikken toegeworpen. Een moment van confrontatie wordt dan onvermijdelijk. Ik lach, zij glimlacht, we ontbloten onze tanden.
'Nog niet,' zegt ze. Meer niet. Die raadselachtige inhoud is gegoten in een verpletterende klankvorm. Ze spreekt het kippenvel op mijn armen, mijn bloedsomloop in een hogere versnelling. 
'Je bloost,' constateert ze, haar glimlach verbredend en ik bloos erger. Ik geef meer prijs van mezelf dan ik wil. Wat betekent 'nog niet'? Dat we straks samen uitstappen in Leiden? Zodat het 'nu ken je me wel' kan worden? Is er voor mij ruimte iets positiefs bij te dragen? Enige sturing te bewerkstelligen? Ik moet haar benaderen met een compliment. Ik mag niet talmen, dit is de sneltrein. Ga ik iets zeggen over haar diepblauwe ogen of haar welgevormde lippen? Of zal ik haar complimenteren met haar verfijnde kledingsmaak, haar bedwelmende geur van zoete appels?
We kijken elkaar nog zeker zeventien keer aan, open en bloot ditmaal, zonder reserves. Ik schrik als ze opstaat. Ze torent boven mij uit, zoekt haar evenwicht in de trein die remt. Ineens hangt teleurstelling in de lucht. Ze gaat uitstappen, alleen.
'Dag,' zegt ze uit de hoogte. Dan verdwijnt ze zomaar door het gangpad. Ze heeft fraaie billen. Maar om haar dat na te roepen.
De trein trekt op. Nog eenmaal zie ik haar in de mensenmassa op het perron bovenaan de roltrap. Ik buig me naar het raam en steek aarzelend mijn hand op. Zij ziet niets. Of toch! Ze zwaait. Of nee, ze wenkt, ze wenkt me!
Ik wist niet dat het kon, maar het kan blijkbaar: een wenkende vrouw die een trein laat stoppen, een vrouw met fraaie billen die een man aan de noodrem laat trekken.



Geen opmerkingen: