donderdag 6 maart 2014

Tovenaar

'U moet weten, ik ben een tovenaar.' 
De grijsaard keek mij met priemende kraaloogjes wantrouwend aan. Alsof hij verwachtte dat ik hem zou uitlachen. Of dat ik hem van liegen zou betichten. Misschien was zijn argwaan gestoeld op eerdere, weinig positieve ervaringen, ik ken de mensheid. Het was ook nogal een uitspraak. Tovenaar. Had hij gezegd 'bakker', 'automonteur' of desnoods 'leraar', dan had hij meteen het voordeel van de twijfel gekregen. Misschien had ik hem gewezen op de onjuiste persoonsvormtijd van het gestelde. Gezien zijn leeftijd kon alles zich alleen maar in zijn verleden hebben afgespeeld. Ik 'ben' tovenaar had dan 'was' moeten zijn. Maar goed, tovenaar ben je. Of je bent het niet. En als je het bent, dan ben je het tot je het loodje legt.
Ik beschuldigde hem noch van onwaarheden, noch van belachelijkheden. Ik stond eigenlijk, of zat beter gezegd, met mijn mond vol tanden. Ik zat bij La Place aan een tafeltje ver weg van andere bezoekers, lekker rustig. Tot de tovenaar zich aandiende. Zonder te vragen nam hij plaats tegenover mij en deelde zijn tovenaarschap mede. Een beetje intimiderend was het wel. Hij droeg een zwarte regenjas die bij zijn aanstormen achter hem aan had gewapperd. Ik moest denken aan een vleermuis. Verder had hij niets van Batman. Zijn doorgroefde gelaat droeg de tekenen des tijds.
'Zo,' zei ik.
'Geloof je het?' Hij snoof met wijd opengesperde neusgaten. Talloze grijze haartjes staken daaruit naar buiten. 'Je gelooft me, hè?'
Ik knikte. Eerst aarzelend, maar al snel vol overtuiging.
'Simsalabim!' Hij krijste hysterisch. Ik deinsde achteruit. Werd hij agressief?
'Vol!' riep hij, kijkend naar mijn bananensmoothie. Hij pakte het glas met beide handen en dronk het in één teug op. 'Leeg!' boerde hij en likte zijn bananensnor.
Toen stond hij op en fladderde weg, mij achterlatend met een leeg glas op een dienblad. 
Magisch.

Geen opmerkingen: