zaterdag 21 maart 2015

Sigaretten halen driehonderd!

Nee, niet Annaaaaaaa!'
Wie er riep was Paul een raadsel, maar het klonk nogal hysterisch. Het was een vrouwenstem in elk geval, maar afgezien van de twee vrouwen bij het hek waren er geen vrouwen. Ook de man bij de Audi keek zoekend om zich heen. 
Er was meer vreemds gaande. Paul zag het vanuit zijn ooghoek. Er bewoog iets aan zijn kant van het hek. Iets? Iemand. Het was Anna, ze draaide zich liggend op haar rug. Ze knipperde tegen het zonlicht. Ze leek uit een diepe slaap te ontwaken. In twee sprongen was Paul bij haar.
'Anna! Anna Zeven!' Zijn stem sloeg over. 'Je leeft!' Hij trok Anna rechtop aan haar gestrekte armen. Vanuit zitstand krabbelde ze zelf verder overeind. Van vreugde sloeg Paul een kreten. Hij kon het niet nalaten Anna op har rug te bekijken. Zo bebloed als haar T-shirt net was, zo droog en ongeschonden was haar rug nu. Hij liet zijn hand over haar rug glijden alsof hij zijn ogen niet kon geloven.
'Je bent, je bent nog helemaal heel!' Hij sloeg zijn armen om haar heen en zoende haar uitbundig op beide wangen. Ze rook goed, ze rook naar buiten. Over Anna's schouder zag hij het verbijsterde gezicht van de kale man in de korte broek.
Claude wist niet wat hij zag. Niet alleen de vrouw achter het hek, die net voor dood op de grond had gelegen, maar ook An, de Vlaamse herrees voor zijn ogen uit de dood. Hij moest zich vastgrijpen aan het openstaande portier van de auto. Als arts had hij heel wat medische wonderen voorbij zien komen, maar dit sloeg alles.
'An?' Onvast liep hij naar de vrouw die haar jurk fatsoeneerde en hem aankeek met zulke prachtige blauwe ogen dat hij het gevoel kreeg erin te verdrinken.



Geen opmerkingen: