maandag 10 augustus 2009

Flutramp (flu tramp)


Griep in komkommertijd

Pas toen weekenddokter Wiebe-viruskiller-Griepstra tegen middernacht in vol ornaat voor onze geopende voordeur stond, drong de ernst van de zaak tot ons door: ons huis vormde mogelijk de voorhoede van de op uitbreken staande, wereldwijde grieppandemie. Hier waarde mogelijk het Mexicaanse virus rond.
Hij droeg een professionele mondkap die ternauwernood zijn ogen vrij liet en hief zijn in steriele handschoenen gestoken handen hoog boven het hoofd. ‘Vrees niet,’ riep hij gesmoord, maar geruststellend, ‘ik ben slechts de arts van de dokterspost.’ Over zijn schouder ontwaarden wij de roodgele fourwheeldrive met zwaailicht die tot in de hortensia stond geparkeerd. Vanuit het geopende raampje klonk een krakende portofoonoproep: ‘Hier centrale voor dokter Griepstra, over!’ De arts negeerde het bericht, hij wist waar zijn prioriteiten lagen. Uitgerust met hoofdspiegel, stethoscoop en dokterskoffer stapte hij op de mat en gaf zijn orders: ‘ Een lege tafel, goede verlichting, een vuilniszak, de patiënt op minimaal vier meter afstand in horizontale houding, hoofd iets diagonaal. Vlug!’
Voordat hij de voordeur met zijn voet dicht duwde, vingen wij nog net een glimp op van de sticker van het koddige, roze varkentje, die hij in de gauwigheid op de buitenkant had geplakt, het verwenste plaatje dat internationaal symbool stond voor wat onder het zwijntje in grote, zwarte letters viel te lezen: Swine flu area, keep out! ‘Slechts het zekere voor het onzekere, mensen,’ mompelde Griepstra, toen hij onze geschrokken gezichten zag, ‘slechts overheidsbeleid.’
Hij installeerde zich aan onze notenhouten eettafel die in korte tijd transformeerde in noodhospitaal. Met argusogen keken wij toe hoe de dokter bijtende jodium en ethanol in het rond spatte en talloze instrumenten met scherpe randjes over het voorheen glanzende tafeloppervlak schoof. De patiënt, onze zeventienjarige dochter, lag inmiddels in afwachtende pose op de bank.
‘Lui, dat ik me niet op correcte wijze aan u voorstel heeft uiteraard een louter hygiënische achtergrond,’ sprak de heelmeester verontschuldigend, terwijl hij koortsachtig zijn ondoorgrondelijke voorbereidingen trof. ‘Eerstens wil ik met u de nodige papieren formaliteiten afhandelen. GGD, RIVM en AIVD blijven graag op de hoogte. Ik noteer uw dochter als 663-ste H1N1-geval, correctie, mogelijk geval, want de definitieve diagnose dient nog gesteld, nietwaar.’ Hij doopte zijn vulpen in de jodium. ‘Naam?’
Toen wij in het formulier waren aanbeland bij ‘mogelijke besmettingslocatie’ en wij naar waarheid de Britse hoofdstad opgaven, keek hij ons even meewarig aan. ‘Sorry dat ik het zeggen moet,’ sprak hij op verwijtende toon, ‘maar ik stel vast dat u zich willens en wetens in risicogebied hebt begeven. Waar zit uw verstand.’
‘Tsja, dokter, ‘ sprak mijn vrouw aarzelend, ‘wij dachten ...’
‘Denken helpt niet in dit soort gevallen, mevrouwtje. Dan komt het aan op zeker weten. Maar soit, gebeurd is gebeurd en gedane zaken enzovoorts. U begrijpt dat ik dit moet melden.’ Wij zwegen bedremmeld.
Routineus nam hij vervolgens de kweekmonsters bij onze dochter af. De reageerbuizen met wattenstaafjes stopte hij daarna in een envelop waarop het woord SPOED prominent was afgedrukt. Hij richtte zich weer tot ons.
‘Welnu, ouders.’ Het kon aan mij liggen, maar dat ouders klonk wat schamper. ‘Deze envelop dient snel – hij wees ten overvloede op het woord SPOED – naar het LUMC in Leiden gebracht te worden. Door wie? Door u? Nee, natuurlijk, want mogelijk bent ú ook in de greep van de swine flu. U zou het niet op uw geweten willen hebben een volledig academisch ziekenhuis te verrassen met H1N1.’ Wij schudden geschrokken onze hoofden. Stel je voor.
‘Daarom draagt u die taak op aan uw flu friend, een persoon uit eigen kring van wie onomstotelijk vaststaat dat hij of zij de griep niet onder de leden heeft. Begrepen?’ Wij knikten en mijn vrouw hield gedienstig de vuilniszak op waarin dokter Griepstra mondkap, handschoenen en ander medisch afval deponeerde.
‘Nog een laatste advies,’ sprak de arts wijzend op de afvalzak, ‘dat ding onderin de zwarte bak. Dat virus is een behendig krengetje, het ontsnapt makkelijker dan een Belgische gedetineerde.’ Zijn daverende lach liet ons in verwarring achter.
In de duistere tuin ontdeed ik me van de zak medisch afval op voorgeschreven wijze en in huis raadpleegde mijn vrouw de telefoonklapper voor een geschikte flu friend. Zij koos Piet. Die is vrijgezel.

1 opmerking:

Pee-Tor zei

Ja, de geruchten gingen al tot helemaal in Hrvatskanië dat ik een nichtje heb met Mexicaanse Varkensgriep. Maar het gaat alweer beter, zo gaan andere geruchten... Sterkte er maar mee! Ver, heel ver, wordt er voor jullie geduimd!