dinsdag 30 september 2014

Sigaretten halen 128

De duisternis viel snel in Zuid-Frankrijk. De cicaden meldden zich direct. Helemaal alleen was Anna Zeven dus niet. Maar François was vertrokken en zou pas 's ochtendsvroeg terugkeren. Als mens was ze voor een lange donkere nacht op zichzelf teruggeworpen. Hoe anders was de vorige nacht geweest in dat hotel in Saint-Cyr-sur-Mer. Hoe onschuldig hadden de omstandigheden geleken toen Theo haar in zijn armen had genomen. Een vreemde man in een vreemd bed, maar wat had ze zich fijn gevoeld dicht tegen hem aan. Terwijl hij haar borsten kuste had zij dat kale kruintje van hem gestreeld. Hetzelfde plekje waarop ze nog geen dag later vol haat een boedhabeeld had laten neerkomen. Of haat, zulke oergevoelens kende ze eigenlijk niet. Het ging meer om een verdedigingsmechanisme dat automatisch in werking was gesteld. Ze liet zich niet bedreigen. In haar naïviteit had ze zich gewoon laten inpakken door mannelijke charme. Ze had op haar hoede moeten zijn voor zoveel vriendelijkheid. Het was haar opvoeding die haar parten speelde. Ze was grootgebracht met de optimistische gedachte dat elk mens van nature goed was. Ze hoefde maar bij zichzelf te beginnen om te constateren wat voor lulkoek dat was. Maar even goed trapte ze er steeds weer in. Ze had wel vaker in moeten grijpen om uit de hand lopende zaken recht te zetten. Maar er was nog nooit moord aan te pas gekomen. Weer zag ze het beeld voor zich van het naar beneden rollende lichaam. Theo had het haar wel makkelijk gemaakt. Hij had waakzaam moeten zijn, maar hij had te veel wijn gedronken en dacht overmoedig dat hij daar wel tegen kon. Ze had hem doodgeslagen terwijl hij piste. Laf. Maar was er een alternatief geweest?
Uit de koelkast pakte ze een nieuwe fles rosé. Ze vulde het glas tot de rand, nam een paar slokken en keek peinzend uit het raam. Er was geen maan, er waren geen sterren. Er was wel een lichtje dat bewoog en dichterbij leek te komen.


Geen opmerkingen: