woensdag 2 juli 2008

Diploma-uitreiking



Uiteraard, zodra je richting podium gaat, zodra je het trapje beklimt, treft je darmkrampveroorzakende nervositeit. Dan zit je nog niet eens in de spotlights achter de witgedekte tafel met de quasi nonchalant neergelegde hogeschoolpennen. Je loopt er alleen maar naartoe over de plankenvloer in de voetsporen van de toneelvedetten.
Zit je rok wel goed van achteren? Ze kijken met honderden tegelijk, besef dat goed. Je kunt je nu geen asymmetrie of kreuk permitteren. De rechterhand corrigeert zo onopvallend mogelijk.
Het oorverdovende applaus houdt langdurig aan. Je hart neemt het ritme aan van handen die elkaar tegenkomen. Het bloed bruist. Je passeert de man die je toe zal spreken. Zijn knipoog, ongetwijfeld geruststellend bedoeld, beantwoord je met je charmantste glimlach. Dat is de buitenkant die je kolkende binnenste weet te maskeren. Nog wel, dit moet niet veel langer duren.
Je valt neer op de stoel, zit zowaar rechtop, haalt een hand door het verwarde haar. Eigenlijk had je met je hoofd voorover willen buigen tot je wang het koele damast zou raken.
Opeens is daar de murmelende stem van de begeleider. Niet de inhoud, slechts de vorm dringt tot je door. Kabbelende klanken die sierlijke letters vormen in je hoofd. Een feestslinger van klinkers en medeklinkers in het ritme van een aangenaam regenbuitje. Je kijkt omhoog, je gezicht wordt nat, de smaak is zout.
En dan - ongelooflijk, onvoorstelbaar – klinkt jouw naam door het theater, zelden zo mooi uitgesproken. Ongecontroleerd sta je op, de stoel valt met een klap op de parketvloer. Men lacht, men fluistert. Het duizelingwekkende perspectief van het eindeloze, felverlichte toneel en de duistere zaal met de onzichtbaar kijkende ogen doen je wankelen.
Het is de spanning. Het zijn de hormonen. Het is de natuur. Het is het weer. Het is de warme stem waarmee hij zijn hartstochtelijke verklaring vormgeeft. Wanneer zijn laatste syllabe wegsterft in de voortreffelijke akoestiek van de schouwburg barst een daverende ovatie los waarin jouw woorden verloren gaan. Alleen de geoefende liplezer neemt waar waarvan jouw mond onstuitbaar overstroomt: ja, ik wil!
Er is nog één verlangen, één hunkering: de kus. Waarschijnlijk zul je flauwvallen. En als, dan, gezien de entourage, zo theatraal mogelijk: languit, de rok net iets boven de knie, de waardepapieren in een waaier rondom. Zijn gezicht geschrokken boven de jouwe.
Maar, god, het kan niet waar zijn. Je moet invoegen in een rij van twaalf lellebellen, de een nog hoger gehakt dan de ander, zonder uitzondering met gestifte, tuitende lippen om zijn geschoren gezicht mee te bezoedelen. Waarna hij ze afscheept met een oranje roos.
Geen twijfel mogelijk, je wilt daar weg. Je verdwijnt in de coulissen. Nadat je nog eenmaal hebt omgekeken en walgend moet constateren dat hij zijn handen wel bijzonder gretig om willekeurige leesten legt.

Geen opmerkingen: