donderdag 30 april 2015

Drie negenendertig


Paul herkende de man op het brommertje meteen: Alain. Wat deed die hier? Was hij het hele eind achter hem aangereden? Had hij soms gezien hoe hij de ronselaar in de kofferbak had gekieperd? Het was geen toeval dat die man hier was. Toeval bestond niet, zeker niet in het geval van die gluiperige Alain. Die was zo uitgekookt en berekenend. Om gek van te worden. En wat wilde hij nou? Stel hij had gezien wat Paul had gedaan, waarom kwam hij dan het hele eind achter hem aan rijden. Stel Paul ging zijn kleed dat als opgerold cakegebak met vulling achter in de auto lag dumpen in het oude havendepôt, kwam die ouwe dan een handje helpen of wat? Kijk hem rijden, dacht Paul kijkend in zijn achteruitkijkspiegel, als een hongerig hondje achter een wandelende worst aan. Ineens trapte hij zo hard op de rem dat de wagen abrupt stil kwam te staan. Achter zich zag hij Alainaarzelen. Hij opende het portier en sprong uit de auto.
'Wat doe jij hier?' schreeuwde hij. Hij besefte dat hij meteen al nijdig was. Hij moest zich beheersen.
'Hé, Paul, jij ook hier?' probeerde Alain ongeloofwaardig de vermoorde onschuld te spelen. 
In de korte stilte die vervolgens viel klonk een onheilspellend gekreun. Het leek uit de koffebak te komen.

woensdag 29 april 2015

Drie achtendertig


Als door een onzichtbare hand geleid reed Paul met het lijk van de ronselaar in de achterbak naar de havens. Alsof de omgekomen man thuishoorde tussen de kades en de kranen. Paul reed de route die hij diezelfde nacht ook al had afgelegd in het busje met de ronselaar, toen nog blakend van gezondheid en druk doende met het uitdelen van de lakens. Paul had toen niet kunnen bevroeden hoe de dag wending na wending zou krijgen. Ze zouden sigaretten gaan rondrijden. Ze hadden wel op chauffeurs van een legitieme pakketdienst geleken. Ze waren blij en ongerust tegelijk geweest. Blij vanwege het geld, ongerust, omdat ze niet hadden geweten wat ze te wachten stond. Als Paul gewoon overal zijn sigaretten had bezorgd was er niets aan de hand geweest. Nu, twee doden verder, reed hij verdoofd door het vervallen gedeelte van de haven van Marseille, het stuk waar de clandestiene handelingen werden gedaan, waar de zaken niet pluis waren. Waar niet werd opgekeken van een lijk meer of minder. Althans, dat veronderstelde Paul alleen maar, want het fijne wist hij er ook niet van. Hij was tot dan toe een keurige burgervader geweest, vader van kleine kinderen, trouwe echtgenoot. Helaas was hij buiten zijn schuld werkloos geraakt. Dat kon niet gezegd worden over zijn betrokkenheid bij de twee dode mannen van die dag. Hij had dat op zijn geweten en dat wist hij donders goed.

dinsdag 28 april 2015

Drie zevenendertig


Wat doe je met een lijk in je woonkamer? Een lijk dat bovendien een smerige bloedvlek veroorzaakt op een wit vloerkleed. Met als geluk bij een ongeluk dat het een los kleed betreft. 
Terwijl Claire, normaal gesproken de echte aanpakker van het stel, niet meer deed, dan in shock gadeslaan wat haar echtgenoot in hun woonkamer had aangericht, kwam Paul onverwacht pragmatisch uit de hoek door het lichaam van de ronselaar in het kleed te rollen. Met de opgerolde vloerbedekking leek een deel van probleem meteen verdwenen.  Uit het oog, uit het hart, zo scheen het wel, hoewel de impact van de steekpartij natuurlijk immens was. Toch leek zelfs Claire tot bedaren te komen. Een blik op de pendule op de schoorsteen maakte dat ze zich moest beheersen. Binnen het half uur zouden de kinderen binnenstormen. Voor die tijd moest er iets geregeld zijn in de woonkamer. Ze kon zich er nog niet over uiten in woorden. Haar tong lag als verlamd in haar mond en haar stembanden weigerden dienst. Het geluid dat ze uitbracht, klonk als zacht gegrom.
Paul vertoonde nog steeds onverwacht veel daadkracht. Hij pakte het mes weer op dat hij beheerst op de salontafel had gelegd en schoof het aan de kant waar de ronselaars kruin boven het vloerkleed uitstak naar binnen. Vervolgens schatte hij in waartoe Claire in staat was. Kon zij hem helpen het pakket naar beneden te zeulen? Hij bedacht zich. Hij herinnerde zich de zwarte BWW die hij nog geen twintig minuten geleden achter had gelaten.
'Ik ben zo terug,' zei hij stellig en verliet ijlings het pand. De auto stond nog op de plek waar hij hem had achtergelaten. De sleutel zat nog in het contact. Hij startte en reed achteruit zover hij kon de steeg in. Hij stopte waar hij niet verder kon, een meter of drie van zijn voordeur vandaan. Hij opende de achterbak en sprintte de trap op. Daar sleepte hij het lijk in het vloerkleed achter zich aan. Het hoofd van de ronselaar bonkte  op iedere traptrede. De achterbak van de BMW was flink groot. Dat was het dode lichaam van de ronselaar ingepakt in het kleed ook. Het kostte Paul flink wat moeite de boel zo te plooien dat de klep zonder moeite gesloten kon worden. Toen reed hij weg. Beheerst. Zoals hij eigenlijk altijd auto reed. 

maandag 27 april 2015

Drie zesendertig

Paul Sachet kon niet ontkennen dat hij in eerste instantie schrok van de woorden van de ronselaar. Dat was uiteraard exact wat de man beoogde: schrik aanjagen. In tweede instantie, nader beschouwd, kwam Paul razendsnel tot de conclusie dat die hele ronselaar niet meer voostelde dan een en al bluf. De manier waarop hij daar rokend in Pauls huis zat, wijdbeens op de bank met zo'n blik van arrogantie en ingebakken overmoed. Met zo'n uitstraling van de ronselaar regelt het allemaal wel eventjes. Grof in de mond, intimiderend tot en met. Kijk dan hoe hij zijn peuk gewoon uitdrukte op het de antieke salontafel van Claires overleden oma. Wat dacht die vent wel, hij kon de klere krijgen en wel meteen. Paul draaide zich om, verliet de kamer en vond in het krappe keukentje meteen wat hij zocht: het messenblok. Hij trok er het grootste mes uit en keerde terug.
De ronselaar was ondertussen gaan staan. Claire stond teruggetrokken in de hoek naast de tv met een van paniek doorgroefd gelaat.
'Wat is bedoeling, Sachet.' De ronselaar lachte schamper. 'Voor slachten moet je bij je vader zijn, die heeft tenminste iets van zijn leven gem...' Het was een zin die nooit afgemaakt zou worden. Reutelend sloeg de man achterover, met zijn handen naar het mes grijpend dat tot het heft in zijn borstkas was verdwenen. De kleine woonkamer vulde zich met de krijs van Claire.

zondag 26 april 2015

Drie vijfendertig

Toen Paul Sachet de voordeur van zijn woning opende, trof hij zijn vrouw in de gang.
'Paul, waar bleef je zo lang? We werden al ongerust.'
'We?' Paul keek Claire argwanend aan. Het was duidelijk dat ze niet zichzelf en de kinderen bedoelde. Ze had de koffiekan in haar handen die ze alleen gebrukte als er visite was.
'Ja, monsieur Rapalie is hier. We zitten al zeker twee uur te wachten.'
Vanuit de huiskamer klonk een zware rokershoest. Het moest de ronselaar zijn. Heette hij Rapalie? Paul kon zich die naam niet herinneren. Hij liep achter Claire de woonkamer binnen waar inderdaad de ronselaar breeduit op de bank zat. Hij rookte een sigaret, terwijl Claire altijd zo strikt tegen roken was in huis. Zeker sinds de kinderen er waren. De man kneep zijn ogen tot spleetjes toen hij Paul aankeek.
'Je hebt met laten wachten, Sachet, zo maak je geen goede beurt. Waar zat je verdomme, iedereen was al voor achten terug behalve jij. En bij het laatste adres ben je nooit aanbeland. Daar zijn geen sigaretten afgeleverd. Waar ben je mee bezig?'
Paul dacht terug aan wat Anna had gezegd: 'Werk je voor de ronselaar, dan werk je voor mij.' Hij wist hoe hij het in het vat moest gieten dus stak hij op goed geluk van wal. 'Ik heb de hoogste baas ontmoet in de buurt van Digne. Ze vroeg me voor haar een klus te klaren, dat heb ik gedaan.'
Zo klein als de ogen van de ronselaar waren geweest, zo wijd sperde hij ze nu open.
'Wou je zeggen dat je Anna Zeven tegen het lijf bent gelopen?'
Paul knikte. Hij wist niet wat er komen zou, maar het moest iets waarderends zijn. De ronselaar kwam overeind uit de bank.
'Dan zit je tot over je oren in de stront, makker, tot over je kruin.'