vrijdag 10 april 2015

Driehonderdnegentien.

Toen we onze consumpties hadden genuttigd en er nog slechts een enkele Spanjaard in de lobby rondhing, besloten we om weer naar boven te gaan. Op de vierde verdieping, op onze nieuwe kamer, konden we half half over de zinderende stad kijken.
Ik wilde verder werken aan mijn dagelijkse feuilleton, maar zag er een beetje tegenop als Tanja in de buurt was. De laatste tijd bemoeide ze zich steeds vaker met de teksten die ik produceerde. 'Ik ben toch je redacteur,' zei ze als ik daartegen protesteerde. Dat was natuurlijk zo, ze mocht ook best wel meelezen, maar pas nadat ik het stuk had afgerond en op mijn blog had geplaatst. Niet tijdens het schrijfproces. Ik had haar diverse keren boos toegesproken als ze suggesties ging doen voor inhouden, zinsconstructies of wat dies meer zij. 'Nee,' zei ze bijvoorbeeld, 'Zigar Benzigar vind ik een hopeloze naam. Wie heet er in godsnaam zo?' Of: 'Waar zijn nu die Vlaamse en die ziekenhuisarts gebleven? Daar moet je wel op terugkomen, anders snapt niemand er een hout van. Ik in elk geval niet.'
Toen we op onze kamer arriveerden, raadde ik Tanja aan een bad te nemen. Daar deed ze normaal gesproken toch wel een dik uur over. Dan had ik rustig de tijd om mijn werk te doen.
'Alleen als jij er ook bij komt.'
Ik knikte vaagweg. Als zij eenmaal in bad zat, kwam ze me echt niet meer halen. Ze pakte me echter bij de hand en trok me mee de badkamer in. Daar ging mijn tijd.

1 opmerking:

Leendert de Vink zei

Je bent er bijna. En daarna... ga je door? of val je in een gat? of wordt het een boek? of een televisiesoap?