donderdag 19 juni 2014

Sigaretten halen 25

Aangedaan zat Fred Janssen in de auto. Het was alof hij niet uit durfde te stappen. Via de spiegels hield hij angstvallig het hek in de gaten dat inmiddels weer was dichtgeschoven. Achter de metalen spijlen hing die bloedhond van De Roeptoeter rond. Als volleerd paparazzi had hij ook een camera in stelling gebracht.
'Wat een nare man.' Zus Bennekom probeerde de juiste toon ter bemoediging te vinden. Ze had nauwelijks ervaring met mannen. Ja, met haar vader, maar die zat in een verzorgingstehuis. En dat was haar vader en die telde niet echt als ze 'ervaring met mannen' bedoelde. Dat waren mannen, die..., mannen, waar..., ach, gewoon, mannen. Zoals sommige mensen geen ervaring hadden met honden of katten, zo had zij geen ervaring met mannen. Als ze tijdschriften en boeken moest geloven behoorde ze tot een minderheid. Het kwam heus wel goed. Het zou echt wel opgelost worden. Of opgelost, onzin natuurlijk. Alsof het om een probleem ging. Er was geen probleem. Alleen die vent achter het hek was een probleem. Ze moest Fred helpen, opfleuren, en dat zou best lukken met een flinke dosis vrouwelijke intuïtie.
'Als we nou 'ns een lekkere kop koffie namen binnen, dan druipt die engerd wel af. Zou 't niet? Fred?'
Fred. Wat klonk die naam vertrouwd nu ze hem zo volmondig uitsprak.


Geen opmerkingen: