donderdag 12 juni 2014

Sigaretten halen 18

Fred Janssen had de beschadigde fiets in zijn voortuin gelegd, nadat hij Zus Bennekom op de bijrijdersstoel had getild. Zwaar was ze niet en ze had haar arm stevig om zijn nek geklemd. Op het eerste gezicht leek het letsel mee te vallen. Schaafwonden op haar scheenbeen en rechterhand.
‘Ik mankeer niets,’ had ze benadrukt, ‘ik mankeer echt niets.’ Hij plukt me van het asfalt als een straatmadelief, dacht ze blijmoedig, terwijl ze Freds aftershave opsnoof. Waarschijnlijk kende ze de ware betekenis van het woord straatmadelief niet, maar het was gewoon toepasselijk. Nu hij naast haar kwam zitten kon ze hem eindelijk rustig van dichtbij bekijken. Hij keek bezorgd terug.
‘Weet je zeker dat het gaat? Ik rijd je zo naar de dokterspost.’
Nog nooit, maar dan echt nog nooit had een man zoveel aandacht aan haar geschonken. Het kriebelde in haar ingewanden en het tintelde in haar tepelhoven. Zonder enige vorm van bevestiging, zonder enige ervaring, maar met een flinke dosis vrouwelijke intuïtie wist ze: ik ben verliefd!





Geen opmerkingen: