Na korte
tijd ontwaakte Zus Bennekom gedesoriënteerd uit haar black-out. Misselijk als
een kat wist ze met moeite het toilet te bereiken om te braken. Wat walgde ze
van zichzelf en van de dingen die ze deed. Er was een steekje bij haar los of
beter gezegd een steek. Een enorme lus die verder was losgetornd door de man
die ’s middags de bibliotheek was binnengelopen om zich te verontschuldigen
voor iets waar hij niets aan kon doen. Fred Janssen. Met zijn verdrietige
hondenogen.
De spiegel
reflecteerde een verwilderd hoofd met een gelaatskleur tussen asgrauw en krijtwit
en oranje haar dat naar alle kanten piekte. De rode lipstick die ze ongecontroleerd
op haar smalle lippen smeerde, maakte van haar een treurig clowntje. Ze boog
voorover en kuste haar spiegelbeeld. Het resultaat leek nergens naar, haar
lippen waren ongeschikt om te kussen. En om gekust te worden. In het kastje
onder de wastafel vond ze het schoonmaakmiddel dat ze royaal op de spiegel
spoot. Met haar mouw wreef ze over de rode vlek die groter en groter werd.
‘Glassex’,
riep ze tegen het besmeurde glas, ‘Glassex, Glassex, Glassex. Hahaha!’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten