donderdag 2 oktober 2014

Sigaretten halen 130

In het ziekenhuis van Digne-les-Bains was een Nederlandse man binnengebracht: Theo Dubbelburg, begin zestig. Op het eerste gezicht leek hij er slecht aan toe te zijn. De wond op zijn achterhoofd deed het ergste vermoeden. En voor de vreemde knik in zijn linker onderbeen was de diagnose snel gesteld: gebroken. Het medisch personeel had niet lang nodig om vast te stellen dat het hier om een zwaargewonde patiënt ging die, hoewel bij kennis en aanspreekbaar, direct behandeld diende te worden. De Nederlander was er dus zeker slecht aan toe, maar het leed viel te overzien. Twee uur later al lag hij opgekalefaterd en onder de pijnstillers op zaal. Met bezoek aan zijn bed dat bij grote uitzondering buiten het bezoekuur was toegelaten. Het waren zijn Vlaamse redders An en Bart. Ze zaten zelfgenoegzaam op de klapstoelen te genieten van het resultaat van hun redding. Eigenlijk waren ze beroepsmatig altijd al betrokken bij het redden van de mensenlevens, An via de omweg van de politiek, maar Bart rechtstreeks bij de borelingen die hij ter wereld hielp brengen. Hij redde niet alleen baby's, maar ook de moeders die het leven hadden geschonken aan die baby's.
'Ik ben jullie zo dankbaar,' sprak Theo plechtig, 'wie weet wat er met me was gebeurd als jullie er niet waren geweest.' Hij wilde zich oprichten om zijn dankbaarheid extra te benadrukken, maar de hechtingen in zijn hoofd protesteerden pijnlijk.
'Ach, meneer, 't was niets. Iedereen zou dit toch gedaan hebben?' An glimlachte vriendelijk. 'Het was 't minste wat we konden doen.' Bart bevestigde de woorden van zijn vriendin met een knik. Het was een aardig stel met het hart op de juiste plaats.
'Moet je luisteren.' Theo wenkte zijn toehoorders om dichterbij te komen. Hij wees naar zijn hoofd. 'Er was geweld in het spel. Ik ben neergeslagen. We laten de daderes toch niet zomaar rondlopen?'


Geen opmerkingen: