vrijdag 10 oktober 2014

Sigaretten halen 138

Wat Anna Zeven nog het meest verwarde, was dat François achter het stuur van de bestelwagen zat. Hij bleef stoïcijns voor zich uit kijken toen ze langs hem werd gevoerd. Haar verontwaardigde 'Frncs' of iets wat daar voor door moest gaan - haar mond was afgeplakt met supertape - maakte geen indruk of werd waarschijnlijk helemaal niet gehoord. Ze werd ruw achterin de auto geduwd. Doordat haar handen gebonden waren, kon ze zichzelf niet opvangen en klapte languit op de bodem. Daar lag een ruwe deken die de val brak. De indringende lucht van diesel of benzine die eruit opsteeg, benam haar adem. De deuren werden dichtgesmeten, er volgden twee kloppen op de zijkant van de wagen, het teken dat er vertrokken kon worden.
Anna rolde van links naar rechts, van voor naar achter. Het was duidelijk dat de route die gevolgd werd niet over gebaande wegen ging. Waar reden ze heen? Wat stond er te gebeuren? Hoe langer ze reden, hoe misselijker Anna werd. Als ze niet snel zouden stoppen, dan moest ze braken. Opeens stond de auto stil. Hoelang ze hadden gereden wist ze niet. De achterdeur werd opengetrokken. Een flauw lichtschijnsel kwam naar binnen. Er verscheen een silhouet die aan haar benen begon te trekken. Was het François? Ze riep zijn naam onophoudelijk en onverstaanbaar. Ze werd als een zoutzak over een mannenschouder gelegd, een hand op haar achterwerk. Het stonk naar zweet. Hij stonk naar zweet. Wat ging er in godsnaam gebeuren?


Geen opmerkingen: