woensdag 18 maart 2015

Sigaretten halen 296

Paul Sachet was niet van plan om te gaan schieten. Zelfs dreigen viel hem al zwaar. Dit waren gewoon mensen van vlees en bloed, zoals hijzelf ook was. Een man en een vrouw die een beetje nerveus bij het hek stonden. Geen wonder als je tegenover een vent kwam te staan met een dubbelloops jachtgeweer in handen. Die bovendien op de uitkijk zat in een boom alsof de derde wereldoorlog elk moment kon uitbreken. Nee, hij zou niet schieten. Hij had een bloedhekel aan geweld. In feite was het hem altijd al teveel geweest als zijn vader, die slager was, koeien en varkens had geslacht. De weke bloedgeur van het abattoir had hem altijd misselijk gemaakt. Diep in zijn hart was hij misschien wel vegetarisch. Echt toegeven aan die gedachte viel hem moeilijk. Het voelde als verraad aan zijn vader die zijn werk als slachter beschouwde als het creëren van kunst. Zo had hij dat ooit zelfs letterlijk gezegd: 'Ik schep biefstuk, zoals Van Gogh schilderijen schiep'. Hij was gek op Van Gogh. In zijn imposante woonkamer van 10 bij 15, waarin twee bankstellen moesten staan om de ruimte te vullen, had hij de lange muur volgehangen met Van Gogh-reproducties. En zijn moeder had, om zijn vader te behagen, een exemplaar geborduurd van een bekend zelfportret. Uit de tijd dat Van Gogh nog beide oren had, maar wel al redelijk waanzinnig uit zijn ogen keek.
Bij wijze van groet knikte Paul naar de twee aan de andere kant van het hek. Ze zagen er uit als verdwaalde toeristen. Hij met een gebruinde kop en en korte broek, zij in een luchtig zomerjurkje. Zo verdwaald waren ze waarschijnlijk ook weer niet. De vrouw drukte namelijk doelbewust op de bel en prevelde iets in de intercom, nadat Anna's 'hallo' had geklonken. Waren het bekenden? Moest hij actie ondernemen? Hij hoorde de stem van zijn vrouw Claire in zijn hoofd: 'Wat ben je toch een onzeker en besluiteloos typje. Toon je ballen als het moet!' Ongemerkt nam hij het geweer steviger in handen, de twee lopen op het hek gericht.

Geen opmerkingen: