vrijdag 20 maart 2015

Sigaretten halen 298

Die moet wel beurs zijn. Dat was de eerste gedachte die Paul had na het schot. Uit zijn zak had de man met het kale hoofd een rood appeltje gepakt dat hij van schrik uit zijn hand liet vallen. Het rolde over de stenen tot het tot stilstand kwam tegen het voorwiel van de Audi. De kruitdamp trok snel op, maar de scherpe geur bleef langer hangen. Ze stonden nu tegenover elkaar de twee mannen, Paul Sachet, de slagerszoon, echtgenoot, vader van twee kleine kinderen en Claude Samedi, bekwaam chirurg uit het ziekenhuis van Digne-les-Bains, vrijgezel en populair bij de verpleegsters. De vrouwen die aan weerszijden van het hek hadden gestaan stonden er niet meer. Ze lagen. Spiegelbeeldig haast. Anna in haar witte T-shirt waarvan de kapotgeschoten achterkant steeds natter en roder werd, met haar bovenlichaam naar links. An, de Vlaamse, met haar bebloede borst naar rechts. Als de omstandigheden niet zo ernstig waren geweest had hier sprake kunnen zijn van een kunstzinnig tafereeltje van esthetisch neergelegde vrouwenlichamen aan weerszijden van een gietijzeren hek. Met op de achtergrond een glimmende luxewagen met een rode appel tegen het voorwiel. Het had een schilderij van Dali kunnen zijn. Levensecht, maar ook absurd.
Tussen de mannen werd geen woord gewisseld. Ook niet toen beiden neerknielden bij de vrouwen. Op de vogels na en het brommen van een landbouwvoertuig in de verte was het stil. De vrouwen kreunden niet, ze gaven geen enkel teken van leven. 
'Ze zijn dood,' stelde Claude uiteindelijk bijna zakelijk vast. Hij was wel wat gewend vanuit zijn professie en kon zijn emoties makkelijk uitschakelen. 'Wat heb je gedaan?'
'Dood?' Paul keek in het gebruinde gezicht van Anna. Ze kon elk ogenblik haar ogen opslaan, leek hem. Hij keek op. De man met het kale hoofd zat op zijn hurken naast de andere vrouw. Het lijk van de andere vrouw. Zoals hij zat naast het lijk van een vrouw die hij pas een paar uur kende. Die hij uit de handen van ontvoerders had gered. Die hij vervolgens had opgewacht om ze van het terrein te jagen met de dubbelloops. Met afschuw keek hij naar het wapen dat hij al die tijd in zijn handen had gehouden. Hij stond op en gooide het zover mogelijk weg. Alsof hij een gifslang van zich afwierp.

Geen opmerkingen: