zondag 22 maart 2015

SH 301

Het hotel in de Voerstreek was klein en dus bijna volgeboekt. Fred Janssen en Zus Bennekom konden nog net terecht in een bezemkast op de zolder met douche en toilet op de overloop. De kamer had een dakraam waaruit alleen iets te zien viel als het werd opengezet. Naast elkaar keken ze het donker in. Alleen de parkeerplaats van het hotel was helder verlicht. Het ontging Zus en Fred dan ook niet dat een grijze Peugeot het terrein op kwam rijden. 
'Geen plek meer in deze herberg,' riep Fred plagerig over de dakpannen.
'Maria en Jozef vonden nog net een kamertje,' deed Zus lachend mee.
Maar het lachten verging het stel al snel toen ze zagen wie er beneden uit de auto stapte.
'Verdorie,' zei Fred, 'is dat niet dat mens met die dubbele achternaam?'
'Wat doet die hier?' Van schrik was Zus gaan fluisteren. 'En kijk, dat is die Bijleveld. Hoe weten ze dat...?'
'Ze zijn ons simpelweg achternagereden. Sukkels die we zijn. Dit hadden we kunnen weten.'
'Wat nu?' Er klonk lichte paniek door in Zus' stem. Ze nam plaats op het bed. Fred ging naast haar zitten. Hij legde zijn arm om haar schouder. 
'O, laat ze maar komen. Wat hebben we gedaan wat niet mag?' Hij trok Zus tegen zich aan. 'Maak je niet ongerust.'
'Maar we hebben het land verlaten. Het lijkt alsof we op de vlucht zijn. Alsof we iets misdaan hebben. Hebben we dat?'
'Nee, natuurlijk niet. We zijn onschuldig als lammetjes.'
'Maar hoe zit het dan met Martha? Dat zullen ze willen weten. Jij bent verdacht, Fred. Je kunt niet zomaar wegrijden. Hier eindigt ons samenzijn. Ons geluk. Onze toekomst.' Zus barstte uit in gejammer. Fred sprak sussende woordjes. Tot er op de deur werd gebonsd. 
'Zus. Fred. Openmaken!' Het was de stem van Elly Sprenkelbach-Meijer.


Geen opmerkingen: