woensdag 4 maart 2015

283

Zus Bennekom kwam bij in een ziekenhuisbed in een ziekenhuispyjama. In haar arm was een infuus aangebracht waardoor een doorzichtige vloeistof stroomde. Ze kon zich niet herinneren hoe ze daar was beland. Ze voelde zich beroerd, ze was misselijk en had hoofdpijn. De smaak in haar mond leek die van vuil afwaswater, hoewel ze dat nooit in haar mond had gehad. Wat haar toestand betrof, was ze dus op haar plaats, maar het gevoel dat overheerste was er een van ontheemding. Ze miste haar flatje, ze miste haar werk in de bibliotheek, ze miste zelfs haar vader. Maar bovenal miste ze Fred Janssen. Ze keek om zich heen en vond wat ze zocht op de grond: haar tas waarin haar telefoon moest zitten. Waarin Freds telefoonnummer moest staan. Ze liet zich half uit het bed vallen om de tas naar zich toe te harken. Viel natuurlijk helemaal uit bed. Trok de infuuspaal omver. Raakte buiten westen. Was zich daarom niet bewust van hoe gênant ze er bij lag, omdat ziekenhuispyjama's slechts het hoogstnoodzakelijke bedekken. Patiënten met ziekenhuispyjama's liggen normaal gesproken onder lakens en dekens. En blijven daar.
Na een minuut of vijf kwam ze bij, koud en met pijnlijke botten. Maar ze had de telefoon en ze vond Freds nummer.
'Met Fred.' Hij klonk zakelijk.
'Met Zus.' Haar stem was onvast.  



Geen opmerkingen: