woensdag 17 december 2014

Sigaretten halen 206


Er stond een politiewagen in de straat waar Dagobert woonde. Elly parkeerde haar auto een eindje verderop. Het voelde vertrouwd die dienstwagen hier te zien met collega's erin die je kende. Nadat ze was uitgestapt had Elly de neiging even haar hand op te steken. 
'Zoetemelk en Suikerbuik,' zei Dagobert. 'Wat staan die daar?' Hij zette een paar stappen in de richting van de politieauto, maar hield in toen de agenten uitstapten. Suikerbuik, de jonge magere, kwam naar hen toelopen. Zoetemelk, de oude dikke, bleef naast de auto staan en sprak door de portofoon. Op die afstand kon Bijleveld zijn stem horen, maar wat hij zei, verstond hij niet.
'Goedenavond, Wim,' zei Dagobert, 'alles goed?' 
De agent kwam langzaam dichterbij, alsof hij aarzelde. Pas toen hij op anderhalve meter genaderd was, gaf hij een stuurs knikje. Hij schraapte zijn keel.
'Bijleveld, Sprenkelbach-Meijer, ik wil jullie verzoeken met ons - hij wees nogal overbodig naar Zoetemelk - mee te gaan naar het bureau.'
Er viel een stilte. Het gekwetter van vogels in de bomen voerde opeens de boventoon. Het was al behoorlijk schemerachtig. Elly bedacht dat ze zonder verlichting door het dorp gereden moest hebben. Althans, ze had de autoverlichting in elk geval niet uitgedaan. In de lantaarn lichtten de fluoriserende strepen op Suikerbuiks uniformjas op. Ze zag Dagobert achterom kijken. Hij glimlachte. Alsof hij kenbaar wilde maken dat hij Suikerbuiks grap heel leuk vond.
'Dus eh...' zei Suikerbuik.
Zoetemelk had de portofoon in de auto gelegd. Vervolgens opende hij aan zowel de linker- als de rechterkant het achterportier. 
'Kom,' maande hij, 'we hebben geen uren de tijd.'

Geen opmerkingen: