maandag 22 december 2014

Sigaretten halen 211


Zus Bennekom was bij haar vader in het verzorgingstehuis beland, omdat ze niet meer wist hoe het verder moest. Was haar vader de aangewezen persoon om haar verder te helpen? Nee, absoluut niet. Het toonde haar wanhoop des te meer. Hij zat daar in die stoel waarin hij altijd hing, achter een dikke fles bier, bijna leeg, de koelkast en een flesopener binnen handbereik om binnen niet al te lange tijd de volgende pijp te openen. Zijn pens hing opzij, omdat hij zich niet meer recht kon houden. Wie weet hoeveel hij al had gedronken die dag. De verpleging keek nauwelijks naar hem om. Ze hadden wel wat beters te doen, zeiden ze. Dat waren exact dezelfde woorden die haar moeder in haar laatste jaren had gebezigd als het over haar vader ging. Het was wonderbaarlijk dat die twee het zolang met elkaar hadden uitgehouden. Als kat en hond hadden ze geleefd. Voor Zus stond als een paal boven water dat zij zich niet kon binden aan een partner vanwege het slechte voorbeeld dat ze al die jaren had gehad van haar vader en moeder. Maar toch, het bleef haar vader, houden van was misschien te stellig gezegd, maar enige verwantschap met het sujet in de stoel kon ze niet ontkennen.
'Zo, ben je daar eindelijk,' boerde de man. Het was zijn standaardbegroeting van zijn enige dochter, Zus was niet anders gewend. En hoewel ze had kunnen weten dat hij haar zo tactloos en onsympathiek zou benaderen, zou ze hem deze keer zijn vet geven. Misschien was dat wel de reden geweest dat ze hem had opgezocht: ze moest zich gewoon afreageren.
'Je wilt zeker liever dat ik meteen rechtsomkeert maak, ouwe mopperkont,' zei ze, luider dan bedoeld. 'Je moet minder bier zuipen, dan ben je niet zo chagrijnig. Ik kom hier langs als liefdevolle dochter. niet om mij af te laten zeiken door een seniele ouwe man.' 
Het luchtte inderdaad voelbaar op zo te spreken. Eigenlijk kwam ze tot de conclusie dat ze haar vader al veel eerder op die toon had moeten aanspreken.

Geen opmerkingen: