woensdag 24 december 2014

Sigaretten halen 213

Zus Bennekom werd opgehaald door een politiewagen, nadat een echtpaar dat de hond uitliet haar laveloos had aangetroffen op een bankje in het plantsoen omringd door lege flessen bier. Ze was nauwelijks aanspreekbaar, maar spartelde flink tegen toen agent Zoetemelk haar de auto inwerkte. Hij duwde haar plat op de achterbank, één hand op haar hoofd, de ander op haar achterwerk. Ondanks zijn overmacht en de toestand waarin ze verkeerde, zag ze kans hem flink in het kruis te trappen. Vloekend dook Zoetemelk naar binnen en liet zich pontificaal op Zus' onderbenen vallen. Ze kermde als een wild dier dat van zijn vrijheid was beroofd. Met de gezette Zoetemelk bovenop haar kon ze geen kant meer op.
'Gaat alles goed daar?' wilde Suikerbuik weten. Hij probeerde een inschatting te maken van de schermutselingen op de achterbank. Zoetemelks gevloek klonk alarmerend. Aan de andere kant: die man vloekte te pas en te onpas. 
'Rij jij nou maar, ik houd dit katje wel in bedwang.' Hij leunde schuin op Zus, steunend op een elleboog die hij in haar rug had gepland. Ze bracht een jankend geluid voort dat Zoetemelk inschatte als ongevaarlijk. Ze stonk naar bier en was gewoon stomdronken. Ordinair wijf. Ze zou zichzelf moeten zien zoals ze erbij lag. Haar bloes gedraaid om haar romp, haar rok omhoog. Even keek Zoetemelk via de spiegel naar Suikerbuik om in te schatten wat zijn collega van de achterbank in het vizier had. Te weinig om te kunnen zien dat Zoetemelk zijn hand over Zus onderbroek liet gaan.


Geen opmerkingen: