woensdag 7 januari 2015

Sigaretten halen 227

Normaal gesproken kende Taco het gebouw van de hockeyclub als zijn broekzak. Jarenlang was hij eerste sleuteldrager geweest. In geval van calamiteiten, maar ook gewoon als het gebouw op tijd beschikbaar moest zijn was hij verantwoordelijk geweest voor het ontsluiten van de voordeur en het afzetten van het alarm. Hij wist met zijn ogen dicht de kasten met oefenmaterialen, ehbo-spullen en voorraden van de kantine te vinden. Hij kende ook de onnozele gewoonte van de kantinebeheerder om een reservesleutel in de barst van de kastanjeboom bij de voordeur te bewaren. Die zat er ook. En het slot van de voordeur ging, zij het met enige moeite, gewoon open. Het alarm was, zoals wel vaker voorkwam, niet aangezet.
Onder normale omstandigheden had Taco meteen gevonden waarnaar hij op zoek was. De omstandigheden waren echter niet normaal. Hij zat onder het bloed. Het kleefde, liet overal sporen achter en rook goor. Het was het stinkende bloed van Turlings. Dat maakte hem gek. Hij kon niet normaal meer denken. Hij zag alleen maar die man voor zich die hem van achteren was genaderd en zijn naam door de nacht had geroepen. Het was een behoorlijk mes dat zijn knijpende vuist omklemde, het grootste vleesmes uit zijn moeders keuken. Hij had er zijn moeder zo vaak mee zien snijden. Zelfs het taaiste vlees was geen probleem geweest, het ging er moeiteloos doorheen. Het vlees van Turlings vormde al helemaal geen probleem. Het leek wel alsof hij in een pakje boter stak. En stak. En stak. Tot zijn handen warm werden van het druipende bloed. Hij had zich erover verbaasd dat Turlings overeind bleef staan en hem daarbij gewoon aankeek. Nog één keer had hij op jammerlijke toon 'Taco' geroepen. Daarna was hij toch omgegaan. Met een zachte plof rolde hij op het trapje bij de voordeur.
Het waren deze gedachten die ander gedachten blokkeerden. Hij was binnengeraakt in het hockeyclubhuis, maar wat nu?

Geen opmerkingen: