vrijdag 30 januari 2015

Sigaretten halen twee vijf nul

Opnieuw ging Karel Koudijzer het koude water in. Dit keer had hij de voet te pakken. Hij legde zijn hand strak om de natte enkel en trok. Hij had nooit gehengeld, maar de sensatie die het sjorren aan het been hem opleverde moest vergelijkbaar zijn met die van een hengelaar die een enorme vis aan de haak had geslagen. Het lichaam spartelde, anders dan bij een snoek of karper, niet tegen. Het gleed eigenlijk soepeltjes het water uit het strand op. Voor een halfvergaan lijk zag dat lijf er nog goed geconserveerd uit. Het laatste eindje trok Karel het corpus aan beide benen aan land. Alsof hij achteruit reed met een goedgevulde kruiwagen.
Daar lag het dan. Een man. Een jongeman. Karel boog zich over het bezande gezicht. Een knappe jongeman, niets mis mee. Besluiteloos keek Karel om zich heen. Op hulp van anderen hoefde hij op dit vroege tijdstip niet te rekenen. Straks zou er een jeep komen met een vrouw erin. Die liet haar vier bouviers hier altijd uit. Met die honden erbij hield hij zijn jas altijd wijselijk dicht. Die vrouw was niet onaardig. Ze knikte altijd met haar hoofd bij wijze van groet. En hij knikte dan terug, terwijl hij natuurlijk wel die rothonden in de smiezen hield. Die vrouw kon misschien iets betekenen. Die jeep was groot zat om als lijkwagen te dienen. Moesten die honden maar een keertje voorin. Ach, dat mens zou wel een mobiele telefoon hebben. Kon ze hulptroepen oproepen. Maar ondertussen. Wat moest hij ondertussen? Had reanimatie nog zin. Stel dat die gast hier al een weekje lag. Onwaarschijnlijk eigenlijk, want dan had iemand anders 'm al moeten zien liggen. Aan mond-op-mond-beademing ging hij niet beginnen. Hij kon natuurlijk wel een beetje op die borstkas duwen. Hij knielde neer en plaatste aarzelend zijn handen op de borst van de jongen. Zijn shirt voelde nat en koud. En hard. Kijk, om die reden had het lichaam dat hij gevonden had beter een vrouw kunnen zijn. Een vrouw reanimeren was zoveel zachter.

Geen opmerkingen: