vrijdag 30 januari 2015

Sigaretten halen 249

De potloodventer van de Eindelooze Boschjes - door zijn moeder ooit Karel genoemd en in de gemeentelijke administratie geregistreerd als Karolus Koudijzer, zonder vaste woon- of verblijfplaats, zonder beroep, zonder ziektekostenverzekering - sloeg zijn enige bezit - de shabby regenjas - nog eens goed om zich heen vanwege de ochtendkou. Hij schudde even met zijn hoofd. Zag hij echt wat hij zag? Stak boven het verder rimpelloze water een been omhoog, een druipend been met een sok en een schoen? Hij was geen geboren redder, had alleen maar zwemdiploma A, maar hij aarzelde niet. Hij voelde een ongekende sensatie, een hypergevoel dat nog sterker was dan wat hij normaal gesproken ervoer als hij voor willekeurige voorbijgangers zijn jas opentrok. Hij zou hier, voor het eerst van zijn leven aan het been trekken van een dode, die wie weet hoelang al lag te rotten in de Waterplas. Twee stappen zette hij in het water om de voet te bereiken. Hij zette kracht en tuimelde meteen achterover. De schoen was met een schloep-geluid losgeschoten. Daar lag Karel, achterover, half op het smoezelige zandstrandje van de Waterplas, half in de Waterplas, met de schoen van een onbekende dode in zijn hand. Hij vloekte luid en smeet de schoen zo ver hij kon het water in. Het been in het water was iets naar beneden gezakt maar stak nog steeds als een omgevallen boomstam in de lucht.

Geen opmerkingen: